Het ligt voor de hand, dat de aanwezigheid van de muur in het leven van beide mensen een symbolische betekenis heeft. Voor beiden is hij het beeld van de verstikkende routine in het bedienden-bestaan en daar overheen van de vereenzaming in het algemeen. De gedragingen van Govaerts en Riemans stellen twee mogelijke oplossingen uit het onontkoombare ingemuurd-zijn voor. Voor de bureelrat Govaerts lag de uitweg in een idealiserende en bevrijdende illusie, die het ‘absurde gevoel’ (25) verdreef. Daarbij sterkte en troostte hij zich door ‘elke dag een spreekwoord te gebruiken’, d.i. de geroutineerde wijsheid van het dagelijkse compromis met het bestaan. - De jonge Riemans wil uit de routine weg langs een poëtiserende geluksdrang. Het plein is ‘Van Eyckachtig’ (51), het meisje is ‘een vrouwenfiguur van Memlinc’ (36). Als de droom uiteenspat, levert hij zich ook aan het ‘absurde gevoel’ over. Hij telt precies tot dertien...
Vandeloo maakte de hallucinaties van beide bedienden in het bestek van dit korte verhaal tot een beklemmende werkelijkheid. Het zeer moderne, ‘existentiële’ thema van het uitzichtloze bestaan vóór de grauwe muur, waartegen de mens machteloos opkijkt om zich tenslotte in een vernederend compromis gewonnen te geven, vond hier een originele uitbeelding. Wat de stijl betreft, kan men bezwaren opperen tegen de beelden die Vandeloo herhaaldelijk gebruikt. Nu eens zijn ze doodgewone clichés, dan weer zeer gezocht en wansmakelijk. Eiders springen deze beelden op met een sterke concentrerende kracht, zoals in een vers. Men kon ook de vertelvorm strakker wensen. Zonder een aantal lukrake associaties en enkele overbodige opsieringen ware ‘De Muur’ nog beklemmender geweest.
Het aanzienlijk korter tweede verhaal ‘De Tocht’ is wat de opbouw en de stijl betreft beter geslaagd. Drie jonge Fransen verdolen aan de Frans-Italiaanse grens in een schroeiend berglandschap. Na een poosje verademing in een dorp ‘zonder geluiden, zonder kinderen’ - een treffend beeld van collektieve vereenzaming - besluit Simon de weg terug naar hun wagen alleen af te leggen. Terwijl de avond valt, wordt hij door angstbeelden opgejaagd. In beklemmende alleenspraken beschrijft hij de geleidelijke verwording van het berglandschap tot een hallucinant inferno. Op het ogenblik dat zijn uitzinnige angst haar hoogtepunt bereikt heeft en hij het onheil uit de duisternis over zich hoort losrazen, staat hij plots vóór de wagen. Na deze wonderlijke climax wordt het verhaal snel in één bladzijde opgedoekt.
Het thema van de achtervolgde kleine mens die tegen een onontkoombare mysterieuze kracht buiten hem optornt, heeft ‘De Tocht’ met ‘De Muur’ gemeen. Nergens wordt hier echter de handeling gestremd: na de eerste curve, afgesloten door het rustpunt in het schimmendorp, stijgt de angst geleidelijk naar een culminatiepunt, waar ook de getormenteerde verbeelding van Simon een paroxisme bereikt. Dit verhaal is ook minder gestoffeerd met beeldentaal dan ‘De Muur’; de structuur is strakker gehouden; de stijl is soberder, beklemmender. Om de éénlijnigheid van zijn compositie staat dit tweede verhaal als verhaal beslist boven het eerste.