Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 104
(1959)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 497]
| |
Engelse letteren
| |
[pagina 498]
| |
telkens hij door een nieuw werk aan hun klassificatie dreigt te ontsnappen. Hij zou moeten trouw blijven aan het beeld dat ze zich van hem hebben gevormd (of dat nu juist is, of vals, doet niets ter zake). Het moet ons dan ook niet verwonderen dat Greene om wille van The Complaisant Lover al een paar keer op de vingers is getikt. Met The Quiet American had hij zich al enkele vijanden op de hals gehaald omdat in deze roman de godsdienst niet meer de hoofdschotel vormde, zoals ze dat in The Power and the Glory, The Heart of the Matter en The End of the Affair gewoon geworden waren (cf. mijn bespreking van The Quiet American in Dietsche Warande en Belfort, juli 1956). In The Complaisant Lover belanden we nu in een wereld van volslagen ateïsten, mensen die de godsdienst zo zeer ontgroeid zijn dat ze zich zelfs de moeite niet meer getroosten hem te bestrijden. Voegt men bij deze afwezigheid van religieuze bekommernissen nog de nieuwheid van het genre, dan wordt een afwijzende houding van de conservatieve critiek bijna onvermijdelijk. In de Standaard der Letteren van 30 juli 1959 kregen we al een staaltje: The Complaisant Lover is ‘een ontgoocheling’, want ‘Noch in het tema, noch in de strekking, noch in de techniek is de zo terecht bewonderde Greene terug te vinden.’ Er is ook ‘niets terug te vinden van Greene's obsessie betreffende het klonflikt tussen de mens en de goddelijke genade, tema dat hij in zijn beste romans en zijn eerste toneelstukken op gedurfde wijze heeft aangesneden. De personages uit deze komedie schijnen konsekwente ateïsten te zijn, die het bestaan van God en godsdienst ignoreren.’ Typisch, begrijpelijk zelfs, maar desniettemin volstrekt onaanvaardbaar als literaire critiek. ‘Waarom niet?’, vraagt men zich b.v. bij de laatst geciteerde zin af, als de schrijver zelf God en godsdienst maar niet ignoreert! Als men dit soort van critieken leest, begrijpt men zeer goed wat Greene in een interview verklaarde: ‘Je suis un peu fatigué d'être considéré comme un romancier catholique et persécuté pour cette raison; c'est pourquoi, dans mes derniers livres, il n'y a pas de catholicisme du tout. J'ai aussi une pièce qui va maintenant être jouée à Londres, et qui n'est rien qu'une comédie. C'est afin de dépister les gens. C'est difficile: lorsqu'ils ont décidé que vous êtes un romancier catholique, tout un groupe de personnes bien intentionnées est là autour, à faire pression...’ (L'Express, 14 mai 1959, p. 31). Als Greene nu - laten we zeggen voorlopig, want ik geloof niet dat hij dat zeer lang volhoudt - het katholicisme uit zijn werk wil weren, dan is dat zijn volle recht als scheppend schrijver en moet dat voor de criticus geen reden zijn om a priori ontgoocheld te zijn. De criticus moet het werk in kwestie ‘an sich’ kunnen beoordelen zonder zich door allerlei extra-literaire factoren te laten beïnvloeden, en hij gaat zijn rol te buiten als hij de schrijver pretenties wil toeschrijven of opleggen die deze niet had, en tenslotte ook niet nodig heeft. De enige vraag die hij bij een comedie als The Complaisant Lover (‘rien qu'une comédie’, zegt Greene!) moet stellen is deze: is dit stuk van aard om de oordeelkundige toeschouwer een paar uurtjes hoogstaand genot te geven? Ik heb bij het begin van deze beschouwingen uiteengezet waarom ik op deze vraag geen kategoriek antwoord wil geven, maar ik meen toch dat uit de tekst | |
[pagina 499]
| |
genoeg elementen te halen zijn om een bevestiging meer dan waarschijnlijk te doen klinken. De intrige is doodeenvoudig. Mary Rhodes is met een bemiddelde tandarts getrouwd. Ze heeft twee kinderen. Na enkele jaren vindt ze in haar huwelijk geen bevrediging meer. De dagelijkse sleur en een toegewijde, maar ver van romantische echtgenoot hebben stilaan tot verveling geleid, en van verveling tot een verhouding met een boekhandelaar, Clive Root. Ogenschijnlijk een traditioneel driehoeksgeval dus, maar wie Greene kent zal vermoeden dat eer het stuk ten einde is er van het traditionele niet veel zal overblijven. Clive wil meer dan een toevallige verhouding met al haar beperkingen en vernederingen. Mary zou zich door echtscheiding moeten vrij maken om met hem te trouwen. Maar zij heeft niet de kracht om haar twee kinderen en haar man in de steek te laten. De banden die haar met hen binden blijken sterker dan deze van de passie. Om haar tot handelen te dwingen stelt Clive de niets vermoedende echtgenoot van hun verhouding op de hoogte. Zijn plan heeft echter niet de verhoopte uitwerking. Victor Rhodes vraagt de gewenste echtscheiding niet aan. Hij houdt zo zeer van zijn vrouw dat hij haar ten allen prijze wil behouden. Hij is zelfs bereid zijn ontgoocheling te verkroppen en de oplossing van een ‘ménage à trois’ te aanvaarden. Zijn vrouw is door deze grootmoedigheid zichtbaar getroffen. Voor deze onverwachte ommekeer moet Clive Root zich gewonnen geven. Hij voelt dat in dit huwelijk ondanks alles nog altijd een onaantastbare kern van gaafheid bestaat en trekt zich terug. Deze slotscène doet denken aan The Living Room, waarin Rose, voor een gelijkaardige situatie geplaatst, zelfmoord pleegt. Het is een gegeven dat ook voor een tragedie zou kunnen dienen, maar Greene heeft er de voorkeur aan gegeven het als blijspel uit te werken. Dat hij dat kon, viel niet te betwijfelen. Our Man in Havana was al een voorsmaak. Zelfs in zijn somberste boeken kwamen zijn schampere ironie en zijn enigszins grimme humor de schier ondraaglijke spanning verlichten, maar hier bereiken ze een hoogtepunt. Enkele scènes zijn onweerstaanbaar grappig en moeten op het toneel bijzonder doeltreffend zijn. Ik denk b.v. aan de confrontatie van de drie hoofdpersonen in een hotelkamer te Amsterdam, met als tussenpersoon de saaie Van Droog die niets dan Nederlands (met drukfouten!) spreekt. En zulke scènes zijn er meer. De geestigheid zit hem echter niet alleen in de situaties - dan zou het een gewone klucht blijven - maar ook in de pittige en subtiele dialoog. Victor Rhodes is een pracht van een karakter. Vooral de evolutie die hij doormaakt tussen het begin en het slot van het stuk is merkwaardig. In de eerste tonelen is hij een pedante nulliteit en zijn belachelijke, naïeve zelfgenoegzaamheid is een zekere verontschuldiging voor de ontrouw van zijn vrouw. Maar op het einde neemt hij door zijn onconventioneel optreden onverwachts het initiatief, waardoor de dominerende minnaar van zijn vrouw meteen naar de achtergrond verdrongen wordt. Zijn blinde liefde tot zijn vrouw geeft aan zijn karakter iets tragisch en daardoor krijgt ook het blijspel zelf een nieuwe dimensie. Als we hem in de laatste scènes zien handelen, | |
[pagina 500]
| |
voelen we hoe verkeerd we hem in het begin beoordeeld hebben, zoals dat in het werk van Greene meermaals het geval is. Clive Root is het enige karakter dat door zijn egoïsme echt antipathiek aandoet, maar zelfs bij hem wordt door het laatste toneel veel goedgemaakt. The Complaisant Lover is een blijspel waarin op het einde een schrijnende tragiek doorbreekt, niet ‘ex machina’, door één of andere melodramatische toevoeging van buiten af, maar als natuurlijke ontbolstering van elementen die van in den beginne in het gegeven aanwezig waren. Daaraan ontleent dit stuk zijn bijzonder cachet: aan het omslaan van comedie in tragedie als verschillende aspecten van eenzelfde situatie. The Complaisant Lover is meer dan aangenaam tijdverdrijf. Zonder er de schijn van te hebben is het ook een rijpe bezinning op de zin van het huwelijk en van de liefde. Zonder valse schaamte of compromis, luchtig, maar met een wijze ondertoon van ernst, heeft Greene gepeild naar de diepste grond van het huwelijk en zijn stuk leidt, onverbiddelijk ondanks zijn schijnbare frivoliteit, naar de overtuiging dat een huwelijk oneindig meer omvat dan sexuele liefde, hoewel het belang van deze laatste ver van onderschat wordt. Het is een overtuiging die misschien als een cliché klinkt, het originele ervan ligt veeleer in de fijne, levendige manier waarop ze wordt verwoord. The Complaisant Lover is daarenboven het eerste toneelstuk van Greene dat volledig spontaan en onopgeschroefd aandoet. Zowel in The Living Room als in The Potting Shed kwamen onverteerde elementen voor, ideeën die in de handeling niet voldoende waren verwerkt, maar in dit blijspel is geen enkele zin te vinden die cerebraal klinkt. The Complaisant Lover is een in alle opzichten geslaagd toneelstuk van het lichte genre. Ik wil graag toegeven dat er aan de hele conceptie van het stuk niets katholieks is, maar ik geloof niet dat het rechtvaardige critiek zou zijn de schrijver daar een verwijt van te maken. Waarom toch altijd het talent van een kunstenaar willen aan banden leggen? Greene neemt als materiaal voor zijn comedie een portie leven zoals het in sommige milieu's geleefd wordt. Dat in deze milieu's het katholicisme geen rol speelt is niet zijn schuld. Het is ook geen belemmering voor het scheppen van een geslaagd literair werk. Denk nu a.u.b. niet dat ik van The Complaisant Lover een onovertroffen meesterwerk wil maken of dat ik The Power and the Glory of The Heart of the Matter niet groter en waardevoller vind. Maar dat heeft niets te maken met het feit dat die romans uitgesproken godsdienstig zijn. Ze staan strakker gespannen rond de problemenkern die er de thematiek van uitmaakt en bereiken daardoor een hechtere en meer verheven artistieke eenheid, maar dat die thematiek in die periode nu juist diep-religieus was, is van geen essentieel literair belang. Voor het stofferen van grote literatuur zijn ook andere belangrijke aspecten van het menselijk bestaan beschikbaar en het aantal grote romans dat erover in feite geschreven werd is legio. Ik bedoel nu ook niet dat in de tijd van The Power and the Glory en The Heart of the Matter de religieuze thematiek voor Greene van ondergeschikt belang was. Integendeel, het is precies omdat ze op dat ogenblik zo zeer zijn leven beheerste dat hij ze in zijn werk met zo'n onweerstaanbare intensiteit kon uitbeelden. Maar dit betekent nog niet dat de schrijver | |
[pagina 501]
| |
het op een ander moment in zijn ontwikkeling met ander materiaal niet even goed, of zelfs beter, zou doen. En wie van de schrijver verlangt dat hij materiaal gebruikt dat hem niet, of niet meer, ligt, ook al heeft hij er vroeger successen mee behaald, die verlangt ook dat hij zijn talent prostitueert. De auteur die zijn kunst trouw wil blijven schrijft nooit wat hij wil, waar wat hij naar zijn eigen gevoelen op dat bepaald moment kan, en dat verschilt niet alleen van auteur tot auteur, maar ook bij eenzelfde schrijver van periode tot periode. Eén enkele precisering nog: als het waar is dat het expliciet behandelen van godsdienstige problemen geen conditio sine qua non is voor het scheppen van belangrijk literair werk, dan is het even juist dat belangrijk literair werk onmogelijk is zonder moreel en religieus bewustzijn bij de kunstenaar, en Greene zal de eerste zijn om dat toe te geven (cf. ten andere zijn essay over François Mauriac in The Lost Childhood, waarin hij het teloorgaan van de religieuze zin in de Engelse roman betreurt, ‘and with the religious sense went the sense of the importance of the human act.’, p. 69). Een volstrekte afwezigheid van waarden leidt tot chaos, en uit chaos is geen kunst te maken. Maar ik geloof niet dat het godsdienstig bewustzijn Greene zelfs in de ateïstenwereld waarin hij zich in dit toneelstuk beweegt, verlaten heeft. Van zijn laatste roman Our Man in Havana zei hij: ‘J'espère seulement qu'il vous aura fait sourire.’ (L'Express, 14 mai 1959, p. 31). Ik denk niet dat voor The Complaisant Lover zijn ambities veel hoger gesteld waren. Het stuk is intelligent, vermakelijk, begrijpend, goed gebouwd, geestig geschreven, overtuigend. Wat meer moet men van een blijspel verwachten? Een aanschouwelijke voorstelling van de catechismus? |
|