Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 104 (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 104
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 104Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 104

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 104

(1959)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 506]
[p. 506]

De laatste ronde

Voor Bert Leysen
Lijkrede bij de woning te Tervuren

Uit naam van zovelen die Bert Leysen hebben mogen bijstaan in zijn heerlijk beleid over radio en televisie, uit naam van de grote kring van personeel en duizend medewerkers, die hem vereren, sta ik hier voor dit onbegrijpelijke aardse afscheid, en als getuige voor zijn menselijke grootheid, voor de kracht van zijn glanzende persoonlijkheid. Op deze drempel van het huis waar al zijn vreugde lag, zijn zuiverste rijkdom, zijn hemel op aarde, zoeken wij moeilijk naar de redenen van troost, wij zoeken die in de zomerse volheid van zijn leeftijd, in het werk dat hij verwezenlijkte en dat voor altijd zijn stempel draagt, in de mateloze mannelijke liefde die hij gaf aan dat werk, in de wetenschap dat hij eenmaal als chef van de gewestelijke Limburgse omroep en nadien als eerste directeur van de Vlaamse Televisie een meesterwerk heeft geleverd, in de zekerheid dat de Vlaamse volksgemeenschap hem de wederliefde schenkt die hij verdient, in de hoop dat zijn deugden, zijn verstand en scherpzinnigheid, zijn wilskracht, een school zullen kweken van Vlamingen voor wie hij een spiegel blijft, een toonbeeld, een onderwerp van bewondering.

Men somt nu vol weemoed zijn hoge verdiensten op, men weegt zijn krachten, men weent over het Griekse treurspel dat van het ene uur in het andere, hem, zijn dierbaar gezin, zijn vrienden, zijn Televisie, overkwam. - Men zegt stil van wee: zo was Bert Leysen, het hoofd van de Vlaamse Televisie, trots, sterk, beginselvast, Vlaams, Europees, man van zijn tijd, man van liefde en geloof, van zon en gloed, teken van zijn herwordend, zegepralend volk. Het hoofd van de Vlaamse Televisie zegt men bewogen en erkentelijk, maar ik die het zoals vele anderen weten kan, zeg: de ziel van de Vlaamse Televisie. Ergens zullen wij in het kort willen neerschrijven wat wij nooit zullen vergeten: de moeilijkste taak ter wereld heeft hij op weergaloze wijze vervuld.

Wij zullen zijn kinderen het verhaal zeggen van deze adellijke man, hun voorname vader, deze aristocraat van geest en hart, deze dappere moderne strijder, die sneuvelde toen hij op weg was om een geliefde doodzieke oude vader te gaan troosten en hem trouw in de laatste levensdagen te verplegen. Wij zullen hen ook het verhaal zeggen van de Vlaamse en kristelijke deugden van deze man, en vertrouwen dat hij, ergens, voor altijd op een hoogte in de

[pagina 507]
[p. 507]

werkelijke glorie staat nabij een kruis en een anker, geloof, zaligheid en liefde. De aartsengel die ons tot schutse werd gegeven voor de Televisie, weze een bestendige troostengel en een geleider voor zijn geteisterde vrouw en zijn lieve kinderen. De aarde die hem voor enige tijd zal toedekken, weze hem licht.

JAN BOON.

Aan Bert en Alice Leysen

 
Het woud in 't voorjaar! In de grond
 
en in de wortelen aan 't zwellen,
 
geweldig breekt, geheim, gezond,
 
het lied dat 't leven gaat vertellen;
 
o mei, o woud, en, vrienden, gij
 
nodigt ons uit om te Tervuren
 
van op uw wei, nog deze mei,
 
naar 't woud te zien, twee, drie, stille uren,
 
met onze goede vrouw gezeten
 
en rustig na het daggeraas,
 
de antennegalgen al vergeten
 
bij koele dronk en droge kaas...
 
Hoe zou'n wij, vrienden, Jos en ik,
 
met die Vergiliusdroom voor ogen
 
niet loven dan uw wijs beschik
 
en komen, sneller dan wij mogen?
 
En heft gij 't glas op ons welvaren,
 
een wierookavond in de mei -
 
dat bos- en bloesemgeuren waren
 
dronken de dorstge ziel voorbij,
 
(naar welke mei lokt ons dit geuren
 
en geeft de geest 't verlangen in
 
dat eens achter doods donkre deuren
 
deze aardse mei had nauwlijks zin)
 
hoe zou'n wij niet die wens herhalen
 
en heffen naar uw oog ons glas,
 
welsprekender dan alle talen
 
die zwijgzame avond op uw gras?

23 mei 1959.

HUBERT VAN HERREWEGHEN.

[pagina 508]
[p. 508]

Een lied voor Bert

 
Een zwarte boom staat langs de baan,
 
ik kan hem niet ontwijken.
 
Ik heb mijn dagwerk afgedaan,
 
nu wil ik naar mijn vader gaan
 
heergod van hemelrijke.
 
 
 
De liefste vrouw zit aan mijn zij,
 
twee kinderen van de negen.
 
Het morgenlicht sneeuwt over mij,
 
de zuivere geuren van de hei
 
rijd ik ootmoedig tegen.
 
 
 
Ik glimlach in de autoruit,
 
de klas is al begonnen.
 
Een stem, gelijk een vogel fluit,
 
galmt de opgevraagde lessen uit
 
de namen en de sommen.
 
 
 
Het witte huis waakt leeg en dicht
 
boven een stil Tervuren
 
op een geluk dat vederlicht
 
voor alle tijd beveiligd ligt
 
binnen zijn witte muren.
 
 
 
Ik raak haar zachte handen aan,
 
ik dank je, zielsgelijke,
 
wat God wil doen is welgedaan.
 
Zijn zwarte boom staat op de baan,
 
ik kan hem niet ontwijken.

ANTON VAN WILDERODE.

Monoloog met Bert

De tijd begon op uw gezicht ijverig lijnen te trekken. Hij was wel verplicht iets vlugger te werken dan het gewoonlijk nodig is als hij geleverde arbeid uitbeeldt. Maar de grote tekenaar mocht met het resultaat tevreden zijn. Zijn lijnenspel had niets verminderd of verdoezeld, het legde slechts dieper glansen in een licht. Het verduidelijkte de kracht die aan een ziel en verschijning als een natuurlijke gave werd geschonken en daarna met edele bewustheid ontwikkeld: uitstralen, warmte geven. Gij hadt iets van de zon in u.

Allen weten we min of meer wat gij in radio en televisie verwezenlijkt hebt, dat gij, kort gezegd, in het alfabet van die jonge talen geestdriftige en zwierige volzinnen hebt gemaakt, met Vlaamse stem. Zij die u

[pagina 509]
[p. 509]

van nabij kenden, in uw hart lazen en de religieuze grond zagen waaruit uw energiek geloof in het leven opschoot, moeten hun vrees voor grote woorden nu maar een ogenblik overwinnen en getuigen dat uw expansieve talent zich niet zonder een dosis heldhaftigheid heeft uitgeleefd. Dat was het geheim van uw innemend optreden, een uitleg ook voor het niet gewone feit dat meer dan één in uw licht eigen mogelijkheden heeft ontdekt.

Gij waart tenslotte iemand aan wie men zijn geest kon wetten. Vele dingen kregen maar volledig hun waarde als ze tegen u gezegd waren. Dat kon tussen dubbende stilten gebeuren, in een milde stemming zelfs, maar onder vrienden toch liefst van al in de felle gensters van een bekgevecht. Geacteerd en ernstig tegelijk, als alle spel. De woorden konden dan als messen op een slijpsteen klinken, gij hadt oren en wist wat ze beduidden.

JOS DE HAES.

Alleen schone dagen

Elk samenzijn met Bert Leysen was een feest. Zowel in het gesprek van man tot man als in gezelschap was er daar een menselijke volheid aanwezig, die zich steeds vernieuwde en altijd weer aantrok, omdat ge bij elke ontmoeting aan hem iets had. Zijn levensblijheid en -gretigheid omstuwden u van als hij verscheen en ze schiepen een sfeer waarin alleen gelukkige en schone mensen leven. Zijn woord van begroeting en dat van afscheid was luchthartig en de uren, die geen uren meer waren, vulde hij met een sprankelende en geestige conversatie, waarin zowel nuchtere beschouwingen, nieuwe ideeën, enthousiaste plannen als de beste anekdoten aan de beurt kwamen. Hij kon uitbundig vrolijk zijn maar in de grond beschouwde hij al de dingen in hun wezenlijke waarde en zijn meest vertrouwde vrienden verraste hij vaak door de diepe ernst van zijn levensbeschouwing. Als gelovig mens en als mens zonder meer was hij een man uit een stuk, die op geen enkel gebied een kompromis aanvaardde en toch nooit stug was in het affirmeren van zijn overtuiging. Ieder die met hem mocht omgaan in welk verband ook, ervoer bijna onmiddellijk dat hij voor een man stond, die tot in de uiterste konsekwenties de onkreukbare eerlijkheid zelve was.

In zijn leven was hij sterk impulsief en hij kon met kinderlijke spontaneïteit de ingeving van het ogenblik volgen, zowel om op het onverwachts en laat in de avond bij een vriend aan te komen als in het uiten van zijn blijdschap om een nieuw bezit. Zelfs zijn laatste tocht was het gevolg van het plots en heftig verlangen om zijn vader, van wie hij zielsveel hield en waarop hij fier was, nog eens in leven te zien. Maar wanneer hij handelde als de verantwoordelijke leider van het televisiebedrijf, liet hij zich alleen leiden door klaar oordeel en bezonken inzicht.

Met een wijsheid, die ver boven zijn jaren was, kon hij de mensen doorgronden, hun waarde precies afwegen en ze naar verdienste in het werk inschakelen of weren, omdat de kwaliteit, het welzijn en de standing van de zaak zelf voor hem de enige maatstaf was. Zo kon hij elke uitzending en elk programma losmaken van alle bijkomstigheden en ze louter als prestatie bekeuren of loven.

Niemand als hij had een feeling voor wat goede televisie was en in een medium waar de normen nog zo onzeker liggen, kon hij door zijn grondige vorming en door een uitzonderlijke intuïtie precies zeggen waar het schortte of wat er goed aan was. Voor alle televisiemensen was het woord van Bert Leysen dan ook de laatste en onbetwiste uitspraak, niet omdat hij de directeur was maar omdat zij allen bij ervaring hadden geleerd dat zijn oordeel altijd objectief en stevig gefundeerd was.

Hij kon zich dan ook ergeren over het bijna volledig gebrek aan een ernstige televisiekritiek in ons land: het los en onbekookt geschrijf van zovelen, die in kleurloze kritieken er maar op los praten en liefst naar de mond van hun lezers, zonder de minste poging te doen om het publiek te helpen vormen tot verstandige kijkers. Maar hij was de eerste om een flinke kritiek, ook als die negatief was, naar waarde te schatten.

Het drukke bedrijf dat hem haast volledig opeiste, belette hem niet een verrukkelijk en gewetensvol huisvader te zijn, die tijd maakte om met zijn kinderen bezig te zijn: hij nam deel aan hun vrolijk spel, volgde van

[pagina 510]
[p. 510]

zeer dichtbij de evolutie van elk karakter dat hij met blijde woorden hielp vormen en deed alles om de kleinste belofte, die hij aan een van hen deed, na te komen, wat moeite dat ook mocht kosten. Zijn vrouw en kinderen waren inderdaad zijn hoogste vreugde en grootste fierheid en de vele zorgen, die het grote gezin meebracht konden nooit een ogenblik de schoonste en volmaakste harmonie, die in de familiekring heerste ook maar in het minst beroeren. De attentievolle voorkomendheid van de echtgenoot voor de moeder van zijn negen kinderen uitte zich dag aan dag in grote en kleine feiten en in de verhouding tot elkaar zijn zij in de vijftien jaar van hun huwelijk koningskinderen geweest.

In menig hart was er dezer dagen opstandigheid en werd maar steeds opnieuw de vraag gesteld: waarom en waarom precies hij? Het antwoord hebben wij allen gekregen van zijn diep-gelovige en prachtige vrouw, die door haar bovennatuurlijke aanvaarding van Gods wil, ons allen klein en deemoedig heeft gemaakt. ‘Ik heb enkel schone dagen met hem gehad. Hij zal mijn leven blijven vullen’.

JOOS FLORQUIN.

Bert Leysen en de toekomst

Bert Leysen heb ik te Leuven als studiemakker leren kennen. Hij kwam twee jaar na mij. Wat mij toen in die sympathieke jonge Kempenaar opviel, was een mengsel van schuchterheid en vurigheid. Hij was bescheiden, bij pozen timied en bezat een groot vermogen tot innigheid, doch op andere ogenblikken maakte een bruisende vitaliteit zich van hem meester, die vonken sloeg in zijn klare ogen en hem meesleepte in een roes van woord en beweging. Hij was toen langzaam de schuchterheid - die hem nooit helemaal verliet - aan het overwinnen en ontplooide meteen zijn talrijke studentikoze talenten. Hij bezat in overvloedige mate kameraadschapsgeest, zin voor jolijt, oorspronkelijke geestigheid en een aangenaam en volubileus talent om te speechen, te improviseren en te acteren. Geen wonder dat hij een der schitterendste praesides werd van de faculteitskring der Leuvense studenten-germanisten, te meer daar ook zijn idealistische geest harmonieerde met de edele traditie van dit studentengenootschap.

Hij wijdde zijn licentiaatsverhandeling aan Marsman. Hij paarde een uitbundige vitalistische levensdrang met een romantische verliefdheid op het leven en de liefde, en met een romantisch idealisme, innig vroom en sterk-principieel, alleen bij pozen wat voortvarend en onrijp. Zijn prachtige studentikoze jaren te Leuven heb ik slechts van op zekere afstand, doch met veel genot en sympathie geobserveerd. De enige vruchtbare gedachte die ik toen over hem had - ze was niet eens bijster origineel - was dat hij wel eens een schitterende radioreporter zou kunnen worden, een ambt dat in ons Vlaamse land nog wel eens wordt toevertrouwd aan brabbelaars en hakkelaars. Ook kon uit hem een uitstekende voordrachtkunstenaar groeien, want hij bezat reeds als student het in ons land nog zo zeldzame talent om een gedicht niet uit te ronken, te janken of te bulderen, maar het eenvoudig te zeggen.

Wanneer ik hem later als reporter hoorde, wist hij te boeien door talenten als natuurlijkheid, zuiverheid, vlotheid, levendigheid en pittigheid van zegging, die door reporters in onze zuidelijke gewesten nooit werden overtroffen, te zelden geëvenaard. Hij had als radioreporter een schitterende carrière kunnen maken, doch men riep hem naar Limburg. Daar heeft hij zeer snel de regionale omroep opgestuwd tot een medium van volksbeschaving en ontspanning met frisse geest en gestyleerde vormen. Veel heeft het betere deel van Limburg aan hem te danken. Het succes van zijn werk als directeur van Radio Limburg dankte hij aan zijn geestdriftig roepingsbewustzijn, aan zijn onuitputtelijke verbeeldingskracht die steeds nieuwe initiatieven schiep, aan zijn energie en optimisme, en aan die warme gemeenschapszin die zowel medewerkers als luisteraars in één sfeer van vriendschap wist te omvatten.

Doch zijn werk werd voor Vlaanderen pas zeer belangrijk toen Jan Boon hem uitkoos om met de Vlaamse Televisie te starten. Ik moet bekennen dat ik toen wel heb gevreesd dat hij zich misschien niet uit het sympathieke doch geestelijk-beperkte provincialisme van zijn regionale kultuurarbeid zou kunnen losmaken om zich te verheffen naar

[pagina 511]
[p. 511]

het hoger niveau van de nationale, ja Europese kultuurnormen, die de richting van de Vlaamse Televisie moesten bepalen. Die vrees bleek ongegrond. Met geringe middelen en met weinig talenten rond zich, wilde hij de televisie opbouwen naar Europese maatstaven. Spoedig trof mij zijn rijp en verheven inzicht in de waarden van het algemeen-menselijke en van de universele cultuur. En dit wekte in mij een respect voor hem, dat een veel hechtere grondslag voor vriendschap werd dan de studentikoze sympathieën van weleer. Wij groeiden heel innig naar elkaar.

Bert Leysen bouwde de televisie uit al kijkend na,ar de toekomst. Hij was veeleisend uit liefde tot de volmaaktheid. Hij moest vaak onze Vlaamse tekorten dulden, doch wilde er geen genoegen mee nemen. Hij weigerde ook onze Vlaamse gebreken als deugden te huldigen of ze zelfs maar als onvermijdelijkheden te aanvaarden. Zijn oordelen over mensen, toestanden en problemen in ons land, hebben me in zijn laatste jaren vaak om hun intuïtieve juistheid en hun onverbiddelijke scherpte verheugd.

Hij wilde een televisie met onberispelijk stijlgevoel, met een zuivere en natuurlijke menselijkheid in houding en woord. Weinigen ergerden zich zo diep als hij, wanneer te konstateren viel dat die eenvoudige en zuivere menselijke stijl meer dan eens ontbrak. In heel dit streven was hij een volwaardige exponent van een jongere Vlaamse generatie, die afkeer voelt voor een impotente cultus van het verleden en voor grootsprakerige retoriek, die artistieke pose en alle vormen van menselijke onnatuurlijkheid verfoeit, die heeft afgerekend met heel wat taboes en kunstmatige conventies, en enkel het natuurlijk menselijke zoekt. Had hij zelf niet de gave om in al zijn ‘human relations’ de eerlijke, natuurlijke, zuivere menselijkheid een beminnelijke aantrekkingskracht te geven? Hij wilde - misschien onmogelijke droom? - er de televisie van doordringen!

Wat ik in hem, naast de respectabele geestelijke rijpheid van zijn laatste jaren en zijn sympathieke humaniteit, het meest bewonderde, was zijn sterke persoonlijkheid in denken en doen. Hij was te wijs en bescheiden om àlle critiek te verwerpen en zijn oor aan raadgevers te weigeren, maar hij bouwde intuïtief zijn levenswerk volgens de inzichten van zijn eigen daimoon op. Alleen wanneer zijn kies geweten bij zijn taak voor zware zedelijke problemen werd gesteld, zocht hij raad. Hij vond die dan bij zijn lieve, sterke vrouw en bij een priester, zijn oudere broer E.H. Achiel Leysen, die hij - terecht - hoog vereerde. Verder behoort hij in de laatste jaren tot een kleine groep eensgezinde kameraden, die - soms in onvergetelijke uren van jolijt en ‘bekvechten’, zoals Jos prachtig zegt - elkaars persoonlijkheid eerbiedigden, ze door trouwe vriendschap steunden, zonder ze door uitgesproken liefdesverklaringen of duidelijke raadgevingen te teisteren.

Zijn vitalisme heeft hij uitgevierd tot op het ogenblik dat hij in snelle vaart ‘de dood voorbij’ rende. Hij heeft roekeloos geleefd. Zijn bestaan was één salto mortale van gretig levensgeluk naar het oeverloze toe, maar ieder ogenblik veilig door het geloof in Gods bodemloze goedheid. Eén avontuur, met de weidsere mogelijkheden van het bovennatuurlijke.

Van de romantische verliefdheid op het leven en de liefde, die zijn jeugd bezielde, is hij - Goddank! - nooit willen genezen. Dat verklaart grotendeels het geheim van de glans der zuiverheid die soms zo argeloos uit zijn verbaasde ogen lichtte en het geheim van een blijvende jeugd.

Doch voor de rest zijn gaandeweg de romantische trekken van zijn cultuurinzicht en van zijn katholicisme verzwonden, en hij is een der meest rijpe, bezonnen, wereldwijze katholieke realisten geworden die ik in onze generatie ken. Zijn Vlaams-katholiek idealisme had alle ‘schwärmerei’ afgezworen en was gerijpt in de werkelijkheid. Bewonderenswaardig was dat het christen-zijn voor hem geen wereld was van grote programma's, strijdieuzen en romantische dromen, maar een concrete wereld van ‘human relations’. Hij wist dat een christen alvorens hij in contact met een evenmens over principes begint, met hem moet kunnen omgaan als een propere mens, een waarachtig en goed mens. Hij wist ook dat een christen, alvorens te spreken van tegenstellingen, de eenheid met anderen eerlijk moet zoeken waar ze ook maar te vinden is. Méér dan verdraagzaam-

[pagina 512]
[p. 512]

heid: solidariteit. Daarom was het zeer principiële christendom van Bert Leysen in zijn milieu en in de wereld van heden zo vruchtbaar. Hij wist bovendien dat het christendom in de cultuur van vandaag - ook in de televisie - slechts gelding kan vinden door verfijnde menselijkheid en gestyleerde perfectie, dat het slechts tot de mens van vandaag kan spreken en in de cultuur van morgen kan aanwezig zijn door eerlijk en enthousiast naar de eigen nieuwe vormen van deze groeiende tijd te helpen zoeken.

Dit alles zijn hoofdtrekken van wat ik zijn katholiek realisme noem. Hij had zich uit het religieus romantisme en het geestelijk isolement van zijn jeugdjaren definitief losgerukt om op eigen sterke voeten, ten volle bewust en vertrouwend, in de volle realiteit van het twintigst-eeuwse leven te staan, ‘recht in het midden’ zoals de ruime Rodenbach zei. Vooral in dàt opzicht was hij een der krachtigste exponenten van een nieuwe generatie, die langzaam - nadat zovele fouten van het verleden zijn hersteld en vele atavismen van heden opgeruimd - voor het christendom in dit land nieuwe horizonnen openen zal. Bert Leysen heeft als Vlaming en katholiek niet voor het behoud van het verleden, maar voor de toekomst geleefd. Allen van onze generatie, die zijn streven deelden, zullen DAT nooit vergeten en mogen de besten van de generatie, die na ons komt, DAT ook onthouden.

Toen ik bij de schikking van dit nummer de treurzang om de dood van de toreador, zo prachtig door Hubert vertaald, vooraan plaatste, dacht ik één ogenblik dat dit in de maand van zijn afsterven paste. Doch spoedig bleek mij dit een onzalige gedachte, want geen treurzang past bij het heengaan van hem die in zijn hele bestaan één gloeiende ‘bonke keersen’ was, onverstoorbaar God dankend om leven en licht, licht en leven, en àl. En past het te treuren om de jonge conquistador, die zich uitleeft en vechtend sterft voor de grote realiteit, die, voor ieder die mét hem gelooft, Toekomst heet? Bert was één ‘gloeiende bonke’. Bedankt Hem!

 

ALB. W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Hubert van Herreweghen

  • Anton van Wilderode

  • Jos de Haes

  • Joos Florquin

  • Albert Westerlinck

  • Jan Boon


plaatsen

  • over Tervuren


datums

  • 23 mei 1959