aan de Maastrichtse Kamer van Koophandel als adjunct-secretaris. In deze hoedanigheid komt hij in aanraking met regionale en internationale problemen, inzonderheid kanalenkwesties. Zijn publicaties over deze stof resp. in 1929 en 1939 getuigen van zijn visie op bedoelde materie.
Enkele etmalen wordt M. Kemp (mitsgaders andere Maastrichtenaren) door de duitse bezetter in 1940 gegijzeld. Hij komt er heelhuids af. Op z'n 60e verjaardag vieren vrienden en vereerders hem in de Stadsschouwburg. De Nederlandse en de Belgische Regeringen waarderen hem met een ridderorde.
Gezelle's ‘Schrijverke’ is een van de eerste ontmoetingen van M. Kemp met de Vlaamse prinselijke poëet. Door de ‘Kleengedichtjes’ zal hij blijvende bewondering koesteren voor de priester-zanger.
Onder schuilnaam Eric verschijnen de eerste probeersels in de Limburger Koerier, o.m. Oogst en IJl gesneeuw. Andere poëzie staat hij af aan Vlaanderens ‘Ons Volk Ontwaakt’, dat hem - onverwacht - honoreert. De volkerenstrijd 1914-18 levert hem een oorlogsmotief, uitgewerkt in zijn episch natuurgedicht ‘Het Wijnrode Uur’, geschreven in blanke, jambische verzen.
Vallen ‘de Zeven Broeders’ niet aanstonds op, als dit breedborstelend poëem in goedkope, typografische uitgave het licht ziet, de bibliofiele editie met 'n dozijn meesterlijke houtsneden van Henri Jonas, en 'n waardig gewaad, geschonken door de meester-drukker Charles Nijpels, eisen belangstelling en bewondering in binnen- en buitenland. Het ‘klein natuur-epos’ zal in 1954 nog een waardering van Jan Engelman in ‘De Tijd’ ontlokken.
In ‘Ravijnen’ verzamelt M. Kemp ‘Het Wijnrode Uur’ (1916), ‘Naar den Uchtend’ (1917) en ‘De Vreemde Vogel’ (1919).
Buiten stads- en landgrenzen treedt de dichter met ‘Stroomversnellingen’ (1924), o.m. door Europa, Vliegtocht, De Grote Drijver.
Opvallende dichtkunst bundelt hij in ‘Doortocht’ (1935), waaruit o.m. een bewogen, sociaal gevoel spreekt. Men denke slechts aan Alsdorf 1930, een mijnramp die thans aan Marcinelle herinnert. Het begrip dienende liefde toont zich in verscheidene verzen. Kondigde Johan Huizinga als ziener-historicus de naderende wereldoorlog aan in ‘Schaduwen van Morgen’, op bescheiden schaal toont zich Kemp profeet in ‘Seringen en Schroot’ (1938). De bloedige toekomst en de stratosfeer betrekt hij binnen zijn horizon.
Geheel profetisch is de ‘Kroniek A.D. 2500-2550’, dat een pessimistische kijk op de beschaving van onze nazaten geeft.
Bijna uitsluitend over 1940-45 handelt de bundel ‘Onder de rosse