‘enigma’ wordt geleidelijk aan ‘mysterie’. ‘Geen enkele teorie klopt, schrijft Kemp (p. 227), wij staan, en met ons alle dingen, in het badend licht van een schoon mysterie’. Het is op dit tweede, veel dieper niveau dat de lezer werkelijk in het ontstellend geval geïnteresseerd wordt. Beetje bij beetje gaat de dode herleven, zowel voor Filip als voor Nadja die hem beide na zijn dood gaan doorgronden. De waarde van Kemps nieuwe roman ligt m.i. vooral op dit niveau, nl. in de geleidelijke, ‘posthume’ ontbolstering van een getormenteerde psyche, en dat dan door middel van spiegel-effecten, d.w.z. door de psyche van Filip en Nadja heen. Want de dode leeft niet alleen verder in hun schuldgevoel. Aanvankelijk staat zijn schaduw wel tussen hen, maar geleidelijk maakt hij hen voor elkaar ontvankelijk.
Dergelijke retrospectieve verhaaltechniek die het daarenboven in hoofdzaak aanlegt op de onthulling van een innerlijkheid, is zeker niet de gemakkelijkste. Hoewel dit technisch procédé het schrijven van een echt epische roman sterk bemoeilijkt, heeft de auteur hier, zoals in zijn vroegere romans, getoond zijn lezers blijvend te kunnen boeien. Sommigen zullen wellicht aanstoot nemen aan Kemps ietwat te doordachte dialogen, overpeinzingen, zelfanalyses en zelfs geleerde betogen. Men kan de intellectualistische inslag van zijn karaktertekening m.i. niet ontkennen. Men kan van dit soort romankunst houden of niet, maar de auteur weet toch binnen de perken van zijn opzet tot de laatste bladzijde interesse voor zijn personages te wekken.
Welk was dan het geheim van Frederics ziel dat de twee zoekenden uit dit verhaal evenals de lezer in spanning houdt? De jonge schilder blijkt de kunstschepping als iets absoluut beschouwd en vereerd te hebben. Naarmate hij meer en meer in de abstractie doordrong en zijn bestaan versmalde tot een vertwijfelde zoektocht naar het onuitsprekelijke dat zich nergens op een doek liet vangen, werd hem het schilderen op de duur een wanhopige worsteling met de Engel. Het laatste bezoek van de schilder uit Parijs moet de doorslag gegeven hebben en Frederic, die zijn verlossing in het Absolute zocht, in de nacht van het Niet hebben gestort.
Het is mogelijk dat B. Kemp met de figuur van Frederic de onvermijdelijke verijling van de abstracte schilderkunst en het daarmee samengaande gevoel van leegte heeft willen veraanschouwelijken. De problematiek van de Frederic-figuur blijft evenwel even diep en aangrijpend, wanneer men er de verzuchting in ziet naar een volstrekt, al-bevredigend heil dat de kunst als zodanig blijkbaar niet schenken kan.
Het haast woordeloos ontluiken van de genegenheid tussen Filip en Nadja wordt discreet in dit hoofdgegeven gevlochten. Zolang zij de dode nog bij hen weten, voelt Filip zich als Orfeus en durft hij voorals-