| |
| |
| |
Zuidnederlands proza
Dromen in de spiegel
door Bert Ranke
Kanttekeningen bij het werk van Hubert Lampo, naar aanleiding van De komst van Joachim Stiller, Stols-Barth, 's Gravenhage.
De komst van Joachim Stiller is een ongemeen rijk boek voor wie onder het grillige spel der verbeelding een dieptestroom vermoedt die de epische verwikkelingen samenhang en innerlijke bewogenheid schenkt, maar waarvan de oorsprong wellicht ook voor de schrijver zelf verloren ligt in minder toegankelijke sferen van het zieleleven. Het is een boek dat u niet licht loslaat en waarvan de onorthodoxe religieuze symboliek, die men nergens ervaart als een vooruit-gedacht concept maar die men als het ware eigenmachtig uit de gebeurtenissen ziet groeien, zoals ze waarschijnlijk onder het schrijven in de scheppende verbeelding van de auteur ontloken is als de verwoording van sinds jaren onuitgesproken twijfels en vermoedens, de ontvankelijke lezer grondig beroert. Men kan zich daarbij afvragen hoe het mogelijk is, dat iemand als Urbain Van de Voorde in dit boek alleen maar een voortreffelijk geschreven ‘belletristische fantazie’ heeft kunnen zien, waarbij het niet ‘de moeite loont (...) enige wijsgerige of vaag-religieuze bedoeling te zoeken’, en zo ver gaat te suggereren dat de auteur er wel eens een beetje de draak zou kunnen mee steken! Ik houd het met Paul Hardy, die meent dat men met soortgelijke interpretatie de schrijver onrecht aandoet, en die de vrees uitspreekt dat ze hem zelfs zou kunnen kwetsen.
Zoals elk waardevol boek kan men deze roman op verschillende manieren lezen, en ook als louter verhaal zonder ethische of filosofische achtergrond, houdt hij schitterend stand. Maar ik geloof dat hij daarenboven door zijn pakkende toon van innerlijke waarachtigheid bij elk aandachtig lezer vragen moet oproepen die niemand weliswaar met mathematische zekerheid kan beantwoorden - ook de schrijver niet - maar die niettemin alle zullen ingegeven blijken door de diepere verborgen zin van dit wonderlijke en ontroerende verhaal, waarvan men
| |
| |
zonder gevaar voor tendentieuze interpretatie de spirituele kern zou kunnen omschrijven als een intuïtief en ondogmatisch benaderen van het grondeloze mysterie dat alle leven beheerst, met vrije aanwending van door het kristendom geïnspireerde symbolen. ‘De symboliek van Kristus, onze eeuwige broeder, die in ons en buiten ons leeft, manifesteert zich in de laatste hoofdstukken even duidelijk als de erkenning van diens “onafwendbaar offer”’, schreef Paul Hardy in zijn zeer lovende en diep indringende bespreking van het boek, dat hij naar zijn geestelijke inhoud karakteriseert als ‘een vage belijdenis (...) van een intuïtief geloof in de kracht van het onverklaarbare’. Dat hij met deze zienswijze de bedoelingen van de schrijver wel zeer na gekomen is, blijkt uit een later verschenen recensie van Lampo over Vestdijk, waarin hij terloops het personage Joachim Stiller omschrijft als ‘een soort van anoniem in onze moderne samenleving opduikende Messiasfiguur, die zich op een ditmaal zo weinig mogelijk in het oog springende manier voor het heil der mensheid opoffert, door een niet nader aangeduid gevaar bedreigd’.
Dat de auteur met deze verhelderende verklaring nopens de objectieve idee waarrond het verhaal is gegroeid, als het ware de navelstreng doorsnijdt die hem met zijn werk verbindt, sluit m.i. niet uit, dat de wezenlijke inhoud ervan zeer innig verbonden blijft met een immanente psychische gesteldheid die bij elk van zijn boeken de vraag doet rijzen in hoeverre ze de sublimering zijn van eigen dromen en verlangens. De doorlopende belangstelling voor de paranormale vermogens in de mens, die van in den beginne in zijn geschriften tot uiting is gekomen, en waarbij de raadselachtige verschijnselen die er mee samenhangen steeds werden behandeld met een schroomvolle wijding die verre bleef van sensatiezucht of effectjagerij, is van langsom meer gaan graviteren om een kern van metafysische onrust, van waaruit wellicht ook zijn toenemende neiging om met zichzelf bezig te zijn verklaarbaar is. In Joachim Stiller is het duidelijk, dat tegenover de laatste zijnsvragen wetenschap en parapschologie het antwoord schuldig blijven, en dat het vroegere aards-humanistische agnoticisme in zijn rustig zelfvertrouwen werd geschokt.
Men besluite uit dit alles niet, dat Lampo een wijsgerig verhaal geschreven heeft waaruit men nu eens haarscherp de barometerstand van zijn geestelijke evolutie kan aflezen. Niets is minder waar. De komst van Joachim Stiller is een werk der scheppende verbeelding, waarin de auteur langs zuiver intuïtieve weg en zonder de epiek te bezwaren met redenering of betoog, op een boeiende en aangrijpende manier zijn metafysische twijfels meer heeft weten te ver-beelden dan te ver-woorden. Veel blijft daarbij vaag en onverklaard, - louter vermoeden of ver- | |
| |
ontrustend teken uit een onvatbare, mysterieuze wereld die zich aan alle menselijk begrip onttrekt maar niettemin verstrengeld met het zijnde, zich in een begenadigd ogenblik aan hypergevoelige, subtiel bezenuwde stervelingen manifesteert.
Zo iemand is de verhalende ik-persoon Freek Groenevelt, journalist en romancier, dezelfde ‘schuchtere, ietwat vereenzaamde en bijgevolg licht kwetsbare’ vrijgezel uit de novelle Cauda met Irene, en jongste incarnatie van de auteur die in dit nieuwe spiegelbeeld zichzelf exploreert. Zijn signalement beantwoordt aan de samenvattende persoonsbeschrijving die Benjamin in De belofte aan Rachel van zichzelf geeft (p. 131), wat nogmaals het zelfanalytische karakter van de continuïteit in Lampo's personages bevestigt. De onbetwistbare autobiografische inslag van het boek heeft blijkbaar meer betrekking op persoonlijke situatie en psychische structuur van de hoofdpersoon en de verlenging daarvan in een gedroomd beleven, dan op de intrige zelf. Hoewel klaarblijkelijk persoonlijke ervaringen en bestaande karakters als bouwstenen hebben gediend om de feitelijke inhoud van het verhaal tastbaar vorm te geven. Waarheid en verdichtsel blijken echter in dit werk zo innig in elkaar vervlochten, dat Lampo's zeer concrete schrijfwijze en zijn aandacht voor het niet altijd direct ter zake doende detail, beide met gelijke kansen van waarachtigheid tot een nieuwe, onscheidbare realiteit hebben weten te herscheppen. Daardoor heeft hij een irreëel gegeven, dat onder de pen van een meer cerebraal gericht auteur licht tot een abstraherend anemiek geval had kunnen worden, op overtuigende wijze in een brok pulserend leven gestalte verleend.
Maar in feite gaat deze formulering mank aan de onmogelijkheid om het artistieke scheppingsproces adequaat onder woorden te brengen. Want laat ze het voltooide werkstuk in zijn geslaagde vorm als zodanig recht wedervaren, ik ben er van overtuigd dat ze tegenover de genese van het kunstwerk te kort schiet, omdat ze suggereert dat het gegeven er was vóór de vorm. Bij een intuïtieve taalschepper als Lampo, zoals trouwens bij elk waarachtig kunstenaar-met-de-taal, liggen de zaken niet zo eenvoudig, wat ik trouwens in het eerste gedeelte van dit opstel heb trachten aan te tonen. Inhoud en vorm groeien gelijktijdig, elkaar doordringend en bevruchtend in en door de taal tot een gaaf en gesloten geheel. Ware het anders, en kon men beide willekeurig uit elkaar halen om ze afzonderlijk aan de man te brengen, we zouden niet meer spreken van een kunstwerk maar hoogstens van een misschien geromanceerd betoog, waarvan de inhoud weliswaar onze begripsfaculteit kan aanspreken, maar dat de specifieke uitwerking mist der artistieke entiteit, waardoor het complex van onze intellectuele en affectieve vermogens op zeer bijzondere en unieke wijze wordt ontroerd.
| |
| |
Zoals doorgaans bij Lampo begint ook deze roman met een blik in de spiegel: de vertellende hoofdpersoon stelt zich voor aan de lezer. Van de eerste zin af weten we dat hij een nieuwe vermomming is van de auteur en dat de travestie alleen tot doel kan hebben, een aanvaardbaar medium te scheppen voor het uitschrijven van een geestelijk avontuur. Dit laatste wordt aangekondigd en tevens resumerend in zijn essentie geschetst als een wereldbeschouwelijke crisis, veroorzaakt door een ingrijpende gebeurtenis waar de verhaler ‘alsnog weinig raad mee weet, maar waardoor voor de eerste keer in (zijn) vrij rustig leven (zijn) geloof in de logische en materieel geconditionneerde samenhang der dingen wordt geschokt’: steeds heeft hij door een onafgebroken geestelijke waakzaamheid zijn dieper wezen kunnen hoeden voor ‘de innerlijke apocalyptische ruiters’, - tot op het ogenblik ‘dat Joachim Stiller zich in (zijn) leven heeft gemanifesteerd’.
Daarmee is de toon en het klimaat van het verhaal aangegeven, en wat nu volgt is een vertrouwelijk mezza voce gesproken, rustige en detailrijke uiteenzetting van feiten en omstandigheden die op zichzelf niets revelerends hebben, ik zou bijna zeggen, waarvan integendeel de banaliteit doelbewust uitvoerig wordt belicht, maar die als in een goede speurdersroman doorlopend worden geladen met de spanning en de verwachting van iets dat komen moet, en waaraan onze gesensibiliseerde verbeelding bereid is een essentieel belang toe te kennen.
Vooralsnog zijn het ogenschijnlijk onbenullige en los van elkaar staande voorvallen die omstandig en suggestief worden gerelateerd: het van achter een caféruit geobserveerde nutteloze opbreken en weer dichtleggen van een straatdek door stadswerklieden; het bezoek van een vriend die de auteur van deze gedenkschriften komt inlichten over een gemene aanval op hem in een jongerentijdschrift; het bevreemdende onderhoud dat deze heeft met de wethouder voor openbare werken die bij de directie van de krant protest heeft aangetekend tegen het verschijnen van een door Groenevelt geschreven en als leugenachtig gewraakt stukje over de hoger genoemde zinloze wegeniswerken... Het lijkt alles vrij onsamenhangend, zodat men zich afvraagt waar de verteller heen wil, - zonder ongeduld nochtans want al wat Lampo schrijft steekt zo vol atmosfeer en is zo rijkelijk doorschoten met terloopse overwegingen en introspecties - zoals het hele boek trouwens - die geleidelijk de figuur van de hoofdpersoon in al haar dimensies onthullen, dat er heel wat te genieten valt.
Dan komt de brief van Joachim Stiller, - een zakelijke, welwillende maar premonitoire brief van een onbekende over een actuele aangelegenheid, maar met een verouderde postzegel die veertig jaar geleden werd af gestempeld... Geen enkele van al de mogelijke verklaringen
| |
| |
waarmee Freek Groenevelt zijn verbijstering tracht weg te vegen houdt stand. De zaak wordt nog raadselachtiger wanneer blijkt dat de redactie-secretaresse van het jongerentijdschrift, met wie hij kennis maakt, eveneens een brief van dezelfde Stiller heeft ontvangen waarin over hem gesproken wordt. Een poos later blijkt de 16e eeuwse schrijver van een commentaar bij de Apocalips, waarvan Freek een exemplaar bij een bevriende antiquair gevonden heeft, eveneens Joachim Stiller te heten, terwijl een grafoloog uit het onderzoek der brieven besluit dat ze zouden kunnen geschreven zijn door iemand ‘die helemaal niet bestaat maar niettemin zou kunnen schrijven’. Steeds talrijker wordende manifestaties van Stiller drijven Freek en Simone Marijnissen, de redactie-secretaresse, naar elkander toe, en het blijkt dat ze in elkaar de voorbestemde zusterziel gevonden hebben, waarmee een oude droom van Lampo in vervulling gaat dank zij het ingrijpen van een bovenzinnelijke macht. Hun eerste nachtelijk samenzijn wordt omjubeld door een beiaardconcert dat alleen zij en... de wethouder Keldermans blijken gehoord te hebben! Ook hij is dus bij het Stiller-geheim betrokken, wat zijn raadselachtige en door paniek bevangen houding tijdens het vroegere gesprek met Groenevelt verklaart. De Stiller-manifestaties worden veelvuldiger en dringender: brieven, telefonische oproepen, de naam van een circus, een uitgebuite zielige stumper die nochtans de spraak verloren had, sterft met de naam van Stiller op de lippen... Hoewel elke dreiging of vijandigheid er vreemd aan is, worden ze voor Freek en Simone tot een obsessie zodat ze te allen prijze het geheim willen ontsluierd zien om rust te vinden. Maar geen enkele wetenschappelijke discipline kan enig ander dan hypothetisch licht brengen in de zaak. Geheel van streek raadpleegt Freek een psychiater die door middel van een pentotalbehandeling aan het licht brengt dat tijdens een V-bombardement op het stadscentrum een
Amerikaans officier die naast Groenevelt werd gedood, Joachim Stiller heette... Nadat ten slotte een oncontroleerbaar gerucht over een naderende ondergang van de wereld als een golf van paniek over de stad is gegaan, komt er een brief van Stiller met een uitnodiging hem te ontmoeten bij het zuidstation. Ook Keldermans werd opgeroepen en Geert Molijn, de antiquair, vergezelt hen. Als Stiller eindelijk verschijnt en met uitgestoken handen glimlachend ‘als een weergevonden tweelingbroer’ op hen toetreedt ‘met een zo rustige en vanzelfsprekende volmaaktheid’ dat Freek ‘plots aan een engel moest denken’, wordt hij door een vrachtwagen aangereden en verpletterd, terwijl Freek zelf ‘op een haar na’ aan de dood ontsnapte... Heeft deze tijdeloze Stiller voor de tweede maal het offer van zijn leven gebracht om hem te redden? ‘Met gespreide armen en machteloos geopende handen (lag hij) dwars over het tramspoor, als een sereen glimlachende gekruisigde’.
| |
| |
Wanneer ze drie dagen later de eenzame dode in het hospitaal bloemen willen brengen, blijkt hij op onverklaarbare wijze verdwenen te zijn. Er daalt een bodemloze droefheid over Freek Groenevelt, ‘waaraan een gevoel van bevrijding niet helemaal vreemd’ is. Intuïtief beseft hij dat het bloed van Stiller niet doelloos vergoten is, ‘dat het sedert het begin der tijden aldus was voorbeschikt en dat hij het zelf geweten had, - de onverbiddelijke noodzaak van een onafwendbaar offer om ons en, wie weet, misschien ook alle andere mensen het voortbestaan mogelijk te maken’.
Misschien had ik er beter aan gedaan af te zien van elke poging om de feitelijke inhoud te resumeren van een boek dat niet voor samenvatting vatbaar is. Want al te licht kan daardoor de jammerlijke indruk worden gewekt dat De komst van Joachim Stiller een aaneenschakeling is van disparate onwaarschijnlijkheden en ongerijmdheden die men niet au sérieux moet nemen. Niets is nochtans minder waar. Maar de eigenlijke inhoud en de diepere zin schuilen minder in de gebeurtenissen zelf dan in de beleving er van, die in vaak beklemmende en fascinerende episodes voelbaar wordt. Ik denk onder meer aan de hallucinante passus met de zwarte clown in het circus, waar men het mysterie voelt huiveren op de grens der uitspreekbaarheid; aan de navrante beschrijving van de gewelddadige dood van het graffiti-mannetje; aan de visionnaire evocatie van het V-bombardement op het stadscentrum; en niet in het minst aan het aangrijpende slot met de dood van Joachim Stiller, waarbij zowel de diepe ontroering om het bevrijdende wonder als de woordeloze droefheid bij de vernietigende ommekeer de lezer als het ware fysisch beroeren.
Wat aanvankelijk een tamelijk brokkelige opeenvolging leek te zijn van hoofdstukken zonder overtuigend verband, blijkt achteraf te beantwoorden aan de compositorische eisen van een intelligent en zelfs geraffineerd geconstrueerde roman, waarvan de handeling geleidelijk aan de anecdotiek ontstijgt om uit te groeien tot een klemmend en zinvol gebeuren van hogere orde, zonder door cerebrale bleekzucht te verkommeren. Het boek is integendeel boordevol van scherp geobserveerd en plastisch uitgebeeld leven dat u als het ware opneemt en aan alle zijden omringt, zodat het onwezenlijke reëel gaat schijnen, en het onwaarschijnlijke waarachtiger en meeslepender wordt dan de werkelijkheid zelf. Zelfs nevenfiguren als de wethouder Keldermans en de antiquair Molijn bezitten zulk een veroverende epische ‘présence’, dat men ze zonder verbazing elk ogenblik zou kunnen ontmoeten. Bovendien bezit Lampo's taal zulk een evocatieve kracht, dat hij ter situering van een handeling of een gebeurtenis, met intuïtieve trefzekerheid elk milieu naar verschijningsvorm en atmosfeer kan oproepen, zonder zijn
| |
| |
toevlucht hoeven te nemen tot remmende descriptieve uitweidingen. Daardoor krijgt zijn proza een merkwaardige lichamelijkheid die het kenmerk is van alle waarachtige epische kunst.
Ik aarzel niet De komst van Joachim Stiller Lampo's beste boek te noemen.
|
|