Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106(1961)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 381] [p. 381] [1961/6] Gery Helderenberg Pars Aestiva Pelgrimeren door bos en veld met de processie van Cesar Franck, de vanen staan opgesteld de tuba met ivoren klank: Pange lingua! laat mijn tong U loven uit 't brevier 'k word zeventig: een verre sprong met kalmer hart en klein vertier. De groene zondagen zijn daar reseda veloeren lint de middag vol gevaar en 'k stap over gloeiend grint. Een jongen sterft: daar spreekt hij weer Jezus reikt de hand, de perikoop keer op keer verheldert mijn onverstand. 'k Loop mee, de duim aan 't signet, ik dank met de éne leproos, de lamme draagt zijn bed kristal breekt dun en broos 'k vergeet de sacrale woorden niet 't speeksel dat genas toen de engel riep: hij ziet! terwijl ik 't kapittel herlas. [pagina 382] [p. 382] Bij kerkmeesters eiken bank pronkt de notabele uit de rij, aan de lijkdeur moe en krank de tollenaar op de plavei, de zondaar keert het gelaat de vlekken worden gewist, God zalft wanneer Hij slaat beweert de psalmist. Vierduizend mannen zevenmaal brood mopperen een vol schof maar ik ken wreder hongerdood en 't klept voor 't avondlof. De celebrant kijkt verveeld de leviet kiest een ander baan want sterk in de verf zit 't beeld van de samaritaan. De kloosterpanden op de noen zoemen lijk bijen bij de sext, appelen rijpen onder groen naast de evangelische tekst: de goede boom, de zure stam de mand in of uit is lot, de wolf, de duivel en 't lam en de brede schoot van God. Afgronden huilen naar elkaar en wij duizelen in de zon, de Heer kruist de dodenbaar, men brandt nog bij de bron. Zilverdraden lopen dooreen 't psalterium wordt wandtapijt en ieder adamskind gemeen beween ik mijn zondigheid. [pagina 383] [p. 383] Pinksterbloem op stralend stramien geweven met 't rode Hart van de Heer: ik kan de grond niet zien maar bloed druipt van de speer, zo Gij niet barmhartig waart stak niemand de handpalm uit, zolang men 't sterven niet ervaart zit elk geketend in de muit. Dat wist sint Jan op deze dag Salome danste te schoon, omdat zij 't koninkrijk vragen mag kiest zij die man voor loon. 't Heilig hoofd ligt kort en klein op Herodes ijzeren schaal, de ballade van Halewijn eindigt met 't galgemaal. Kruis en zwaard op één blazoen o Roma felix rozerood Petrus vernederde kampioen Paulus vuist en degen bloot, Twee sleutels en de bronzen deur de zware hymne triomfant voor de gelauwerde beurt om beurt basso continuo en diskant. In de buurt waar ik Martha hoor zij zet porselein en eetgerei, zij pruttelt wat... maar wie gaat voor? verklaar het vrank en vrij. 'k Heb zo luttel nog besef zoveel woorden in de wind al draag ik stola boord en bef als ik niet lach gelijk een kind! [pagina 384] [p. 384] De jaren van ons priesterschap sluimeren in Gods hand, de heilige schuilt onder de trap sint Gorik noem ik mij verwant, Maria bezoekt de oude nicht en 't sneeuwt een volle zomerdag, engelen dragen een subtiel gewicht een klaproos of een zijden vlag. Volgt bij metten eerste nokturn recto tono donkere taal as en gruis oudbakken urn Jahwehs Spieghel Historiael. Abigaïl vrouw en slavin Gilboas bergen heet van bloed altijd 't eind en weer 't begin wat de mens eeuwig herdoet! Saül verkleedt zich voor de heks ten einde raad moegetobt straks loopt alles averechts als de bedrieger zich ontpopt. Bij de ark van cederhout springt David van de legerstee tot wanneer de vlucht hem rouwt naar de blanke Betsabee. Kohélet worstelt met de tijd als vers en voet mislukt de tijd van glorie en van spijt de tijd wanneer gij rozen plukt. De tijd met Christus vlak naast u en de tijd van zand en wind de slapenstijd en wat weet gij nu? en de tijd als de doodsstrijd begint. [pagina 385] [p. 385] Misschien kan 't Salomon zijn die mij eindlijk wijsheid leert vuurzuil in de woestijn manna als men eten begeert, ik plant geen afgod meer in huis in de spleten van de hand, op koperen slang en kruis ontkom ik de helse brand. Een engel blaast over vuur Laurentius' rooster koelt af, wapenschilden van azuur en men zoekt Bartels graf. 't Brevier is romeins mozaïek rood geruit groen en goud namen vol feestmuziek koelte onder kreupelhout. Zo verkeert de zomerse reis naar vervroegde schemering rose pastel en parelgrijs en 't eindpunt sluit de kring. Een mug danst op 't vergeelde blad omdat ik september hoor. De stoppelen staan kletsnat de ploegschaar snijdt de voor. Vorige Volgende