na verloop van tijd en een zeker aantal werken ook gekwoteerd is als deel uitmakend van het literair patrimonium, dan is de kritiek nadien nog zelden geneigd een nieuw boek van hem werkelijk kritisch te bekijken. Zonder het daarom nadrukkelijk geslaagd of bijzonder revelerend te noemen, zal zij toch meestal nalaten het zonder aanzien des persoons onder de loep te nemen, zoals men wel met schrijvers pleegt te doen wier literair profiel nog niet zo scherp staat afgelijnd. Meestal zal men er zich toe beperken, het boek in kwestie na een algemene inleiding of een situering van de auteur, netjes en uitvoerig samen te vatten, en onder eventuele verwijzing naar vroegere publikaties van hem, nog eens de aandacht te vestigen op zijn gekende taal- en stijlkwaliteiten en -eigenaardigheden. Maar praktisch nooit zal men de vraag stellen, of het besproken werk iets essentieels toevoegt aan het beeld van de auteur en nog minder, of het voor de lezer iets essentieels te betekenen heeft.
Deze lankmoedigheid is wel te verklaren uit het feit dat in kunst in het algemeen en in literatuur in het bijzonder, het hoe? meer te betekenen heeft dan het wat? (al kan men beide bezwaarlijk van elkander scheiden), en dat de kritiek haar vetste kluif kwijt is van het ogenblik dat de schrijftechnische vormgeving bij een auteur een algemeen erkende verworvenheid geworden is. Bovendien geniet een kunstenaar met een reputatie als Vestdijk wel een zekere immuniteit die soms niet verenigbaar blijkt met een onbevooroordeelde appreciatie.
Zo ook in het geval van deze Moderne Antonius. De roman vertoont al de schrijfkwaliteiten en -eigenaardigheden die men van een rijp en geroutineerd groot talent verwachten mag, - een soepele taalvoering, een rustige en zakelijke verhaaltrant, een geslepen nauwkeurigheid in de verwoording, kortom een meesterlijke beheersing van al de middelen die een schrijver toelaten juist dàt te zeggen wat hij zeggen wil, en het te zeggen op de manier die hij wil. Zoiets is ongetwijfeld indrukwekkend genoeg, en het feit dat Vestdijks proza koel en klinisch is, en nergens de warmte van een affektieve onderstroom laat vermoeden, maakt ons geenszins blind voor het uitzonderlijke schrijf-meesterschap van deze auteur.
Vragen we ons echter af wat een boek als Een moderne Antonius ons werkelijk te géven heeft, wat we er aan hébben, wat er van overblijft, dan vrees ik dat het antwoord niet in evenredigheid zal zijn met de gevestigde faam van de schrijver, noch met onze bewondering voor zijn vormtechnisch kunnen. Een cerebraal-virtuoos werkstuk is het alleszins, een schrijfkunstig spel bedreven met superieure middelen, - maar is dat voldoende? De tekst op de flap van de stofwikkel noemt het een nieuwe versie van de Antoniuslegende, ‘waarbij, in verband met het “moderne” van opzet en uitwerking, van het oorspronkelijke voorbeeld zo goed als niets meer te herkennen is’. Inderdaad. Uit het weinige dat over de heilige Antonius bekend is, mag men toch geredelijk aannemen dat hij in God en de Duivel geloofde. De jonge bankier Olivier van Vestdijk doet dat niet. Gelovig noch bijgelovig, ‘en ogenschijnlijk in geen enkel opzicht voorbestemd om beproevingen te ondergaan, waarvan ernst en aantal niet onderdoen voor die der vroeg-Christelijke legende’, wordt hij niettemin door hallucinaties bezocht waartegen hij zich enkel kan wapenen met redelijkheid en de vastberadenheid er niet aan toe te geven, aangezien elke steun van vroomheid hem ontbreekt. Waar blijft echter de dramatische polariteit in het psychische krachtenveld van de gehallucineerde, wanneer men de polen God en Duivel wegneemt? Het mag dan juist de bedoeling van Vestdijk geweest zijn, aan te tonen dat hallucinaties geenszins inblazingen van Satan zijn maar ziekteverschijnselen van psychische oorsprong, - van het ogenblik dat het gehallucineerde hoofdpersonage, van wiens innerlijkheid uit het verhaal geschreven wordt, eveneens die mening is toegedaan, vervalt elke mogelijkheid tot epische spanning en wordt de roman een willekeurig lange opeenvolging van klinische beschrijvingen van steeds weer nieuwe hallucinaties, waarbij de schrijver weliswaar een
verbazende vindingrijkheid aan de dag legt, maar die te weinig menselijke kontaktpunten bieden om de lezer gedurende tweehonderd-