streek waagt, komt ‘het monster’, een afschuwelijke, vormloze massa bloed en vlees die eens een mens geweest is. Onkennelijk is hij, behalve voor éne, want in het oog van El Guapo leest Karl plots de haat: deze heeft in het monster zijn aanvaller herkend. De verzorging van de verminkte brengt Peter en Lotte tijdelijk bijeen. Als blijkt dat het monster zal leven, blijft de angst van de arbeiders stijgen. Karl neemt de verminkte onder zijn hoede om aldus een spektakulaire ontknoping voor te bereiden, waardoor hij wraak kan nemen tegenover ingenieur Baumbach die hem om zijn veronderstellingen al te beledigend uitgelachen had. De wanorde die veroorzaakt wordt door een plotse overstroming geeft het monster de gelegenheid uit het kamp te vluchten. Hij kan echter niet aan de wraak van El Guapo ontkomen. Als het water wegtrekt vindt men hem doodgeschoten. Het leven gaat nu geleidelijk verder. De stuwdam wordt beëindigd, maar werkt niet. Het kamp wordt opgebroken. Bij zijn vertrek geeft Lotte Karl een paar brieven van zijn meisje uit Vlaanderen, die door haar werden achtergehouden.
Er staan in deze roman zeker sterke fragmenten die aan de krachtige epiek van De Zonen van Pepe Gimenez herinneren. Vooral al wat rechtstreeks in verband staat met het titelgegeven, de man die als een wrak uit de cerro terugkeert en angstige spanning wekt onder de bijgelovige arbeiders, getuigt van een uitzonderlijke zin voor scherp-omlijnde, in twee, drie lijnen neergegrifte zuivere verhaalkunst. De botsing van hevige, maar elementaire hartstochten, zoals de angst, de wraak, de mannelijke drift naar een vrouw, in primitief-aangelegde naturen, is het terrein dat Herman Vos best ligt. De fout die de schrijver volgens ons begaan heeft, is dat hij het gebied van zijn natuurlijke begaafdheid is te buiten gegaan. Eerst en vooral heeft hij gekompliceerder mensen met gekompliceerder verhoudingen in het verhaal willen inschakelen: namelijk een groepje Europeanen, werkleiders en ingenieurs, die niet op dergelijke wijze door oer-instinkten worden aangegrepen en meegesleurd. Het scheppen van een ingewikkelder psyche door een geleidelijk en rustig uitdiepen, schijnt Vos echter niet te liggen. Daarvoor is zijn epiek te nerveus, te zeer afgestemd op het snelle, hevig-schokkende, zijn stijl te gebald en te naakt. Sommige korte notities in verband met die Europeanen treffen wel: de figuur van Peter Motescu bijvoorbeeld of van de Fransman Marcel bevredigt, omdat het hier blijft bij een terloopse, epische belichting van nevenfiguren. Ook de plotse toenadering tussen Lotte en Peter wanneer het monster al de krachten van hun doktersinstinkt opeist, of het verhaal van Lotte over het ontstaan van haar verhouding met Peter, het plotse huwelijk en het even plots bedrog uit ‘wraak’ (25) hebben een grote epische geladenheid. In