| |
| |
| |
Gedichten
Werner Abeele
Momentopname
Klank van cimbaal op cimbaal.
Stad, staketsel van staal.
Alles drijft op de drijfband
Mijn hand is nog mijn hand
En ik sta rustig onder mijn pet
Te dromen bij een lichtreclame,
Duizend trillingen per second
En naast een hond loopt er een dame
Winkel in, winkel uit de wereld rond.
| |
Bertiven
De kruisberg
(voor Gaston Durnez)
Als aangeschoten vogels de vleugels spreiden
zo liggen dennenbossen op beide
flanken van de heuvel en op de top
tilt een grijze kapel de sierlijke kop.
Vroegere tijden trillen in de veren voort
terwijl de snavel naar een toekomst boort.
Of hij zijn krachten herwint zich lavend
aan dauw, verdwijnt de vogel bij avond
in een onnaspeurlijke vlucht.
Dan hangt zijn gezang in de lucht.
| |
| |
| |
Piet Bracke
Zwervend huis
die wijzen in het landschap
wij worden langzaam bomen
die elkaar teerlingen werpen
en dartel speelt met de laatste dag
voor mij een losgekomen steen
| |
José de Poortere
Ganzespel voor de vrede
alsof ik een tuin had achter het huis,
alsof ik in een oorlog kon sterven,
reis ik in de geweerloop der straten
en droom het ijzer tegen de oorlogsmagneet,
een ster in 't oosten en 't westen.
Maar niet iedereen reist per duikboot
niet iedereen woont in de ijzertuin
achter het huis van de vrede,
niet iedereen is van hart en bekering.
| |
| |
| |
Jozef Huyghebaert
Solo voor fluit
De j op de tong, een sneeuwvlok,
en soms, bij avond, wordt j plooibaar.
| |
W. Spillebeen
Avond
Angst voor het eenzaam zelf,
angst voor het eender leven -
Staan aan verweerde gevel
terwijl het duister zwelt.
Weten, dit is mijn wereld,
schrijnend, geef mij respijt -
Einders, gij kruisigt mij,
leven, lieddronken merel.
Lijf, diep niet te peilen,
leven verrimplend naar 't niet -
binnen de kringloop het lijden.
Staan aan verweerde gevel
een, die in duisternis delft
angst voor het eenzame zelf
angst voor het eeuwige leven.
| |
| |
| |
E. Moebs-Bayer
Uitkomst...
De dagen storten in ravijnen,
de nachten dalen trager af.
Ontdaan zie ik hen een voor een verdwijnen
in zinloze leegte, in een zinloos graf.
Uit grijze afgrond rijst een regenboog,
- de weg terug is afgesneden -
ik haast mij langs de zevenkleurenbrug omhoog,
want anders stort ik met de dagen naar beneden.
| |
Jan Veulemans
Kamer
Tussen de boeken, de muren,
- de stad staat buiten gestold -
Geen klok om het hart te schenden,
Landschappen, dromen, namen
en de wind, het landelijk teken
loopt onhoorbaar mee te spreken.
Wij zijn jong en de dood wordt vergeten,
wij bouwen een luchtkasteel,
onaanvaardbaar, ongemeten,
tot de beiaard met koele vervoering
de nacht schudt en de ontroering.
| |
| |
| |
Walter Zone
Ingetogen vrouw
bij ‘Die Kniende’
een beeld van Lehmbruck
en trillen o zo ingetogen
een pas afzijdig van de tijd.
hoger, dieper, dan de banden
Tussen hoog waaiend gewas
hef je als volle bloesems de handen.
als een ongeschreven brief.
| |
| |
| |
Jan Veulemans
Reis
Van andere huizen het zwijgen horen,
van andere mensen het bloed,
blij zijn omdat het moet:
In het hart van een zeer groen dal
spreekt een vrouw tot oproerig water,
de dieren verstijven en later
vloekt een maan op de waterval.
De trein draagt het hart langs de boorden
van wijngaarden en verdriet,
de trein kent een zeldzaam lied,
het hart kent geurende woorden.
De dag speelt met heimwee en zinnen,
de nacht haalt het landschap binnen.
't Bezit blijft, en 't gemis.
Woont wijsheid in oude boeken,
geluk in een vreemd heelal?
Elk hart is een wonder geval
en reist mijlen om winst te zoeken,
- het geluk wacht steeds om de hoeken,
|
|