Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106 (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 106

(1961)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 751]
[p. 751]

De laatste ronde

Jonckheere en de katholieke Vlamingen

Enkele lezers maken mij attent op een fragment uit een ‘Dag-en-Nacht-boek’, dat Karel Jonckheere in het jongste nummer van het N.V.T. (15e jg. nr. 2) publiceert. Het geldt hier een verzameling in- en uitvallen, waarvan men sommige wellicht - met veel goede wil tegenover een rekbaar begrip - ‘gedachte’ zou kunnen noemen. Een dezer invallen luidt:

‘Men verwijt me grimmigheid tegenover andersdenkenden. Die andersdenkenden zijn natuurlijk Vlaamse katholieken. Ik sta niet als grimmig bekend tegenover katholieken en protestanten in Nederland, Engeland, Duitsland, Zwitserland, Amerika, Zuid-Afrika en Indië. Waarom niet? Omdat die anderen denken. De Vlaamse katholieken vergissen zich. Zij zijn niet andersdenkend. Ze denken niet. Mogen nog niet’.

Nu denk ik er niet aan met Jonckheere over deze bewering te gaan polemiseren. Hij is een goed dichter, kan verder soms met smaak over literatuur oordelen, maar nooit zou ik er van dromen hem als een arbiter te gaan beschouwen in het vraagstuk: wie in ons land ‘denkt’ of niet. Hij heeft voor mij op dat stuk niet het minste gezag en vertoont ook als denkende persoon niet de minste aanleg. Noch in de vrijzinnige, noch in de katholieke wereld, noch in de wetenschappelijke, academische, politieke of kerkelijke, verwacht iemand een oordeel van Karel Jonckheere over denkniveau of denkgehalte van ons volk. En dat zal ook nooit gebeuren. Die vaststelling vermindert, nogmaals gezegd, mijn waardering niet voor de poëet.

Ik wil dus over de inhoud van zijn ‘gedachte’ niet polemiseren. Ik wil mij zelfs niet verdiepen in het psychologische vraagstuk hoe iemand er toe komen kàn zulke beweringen - het is helaas bij Jonckheere niet de eerste maal! - aan de openbaarheid prijs te geven, noch in de pijnlijke vraag hoe iemand die in Vlaanderen met een belangrijke administratieve functie is bekleed en in zijn openbare houding alom eerbied zou moeten afdwingen door onpartijdige sereniteit en objectiviteit, zich tot zulke nutteloos-honende uitspraken laat verleiden.

Zielig schouwspel; doch laten wij er ons toe beperken nogmaals aan te stippen dat dergelijke uitlatingen, van wie ze ook komen, typerend zijn voor een geest van partijdig fanatisme en honende groepshoogmoed, die nog steeds het klimaat van ons land blijft bezoedelen. Blijkens zulke uitlatingen hebben de vrijzinnigen in onze gewesten nog een hele arbeid voor de boeg alvorens zij in hun milieu zullen gerijpt zijn tot een sereen humanisme, tot een geest van verdraagzaamheid voor de andersdenkenden, die door wijsheid en respekt wordt geschraagd. Het komt ons niet toe, doch wel de werkelijk humanistische, tot verdraagzame levenshouding gerijpte vrijzinnigen - er zijn er toch heel wat! - dergelijke uitlatingen uit hun milieu en hun pers te bannen, en met de nodige moed tegen fanatische en dom-honende schrifturen van hun geestesgenoten op te treden. Ik wens hun die moed. Hij is nodig voor de vooruitgang van ons beschavingspeil en van ons land.

Onze eminente collega Teirlinck, die ik gaarne met veel respect vereer, komt als directeur van het N.V.T. meer dan eens op de tribune om, met de oratorische geestdrift die hem kenmerkt, de vlag van de vrijheid te zwaaien. Hij zal er ons niet van verdenken die gehechtheid aan de vrijheid van de schrijver niet te delen. Hij heeft er echter nooit aan toegevoegd dat

[pagina 752]
[p. 752]

vrijheid pas een ten volle achtenswaardig vermogen wordt, wanneer de schrijver niet alleen met talent, doch ook met smaak en wat wijsheid is begaafd. Misschien is hij daarvan wel overtuigd, doch in elk geval betreur ik dat hij passussen als bovenstaande, die enkel bij de minst gegadigden van ons volk de smakeloosheid, het fanatisme en de domheid kunnen voedsel geven, niet schrapt. In naam van de goede smaak en de wijsheid. Misschien zelfs ter vrijwaring van het talent. Ik kan hem de verzekering geven dat in de Dietsche Warande honende in- en uitvallen aan het adres van onze achtenswaardige vrijzinnige medeburgers niet voorkomen. En zouden zij ons worden aangeboden, dan worden zij geweerd. Indien wij daardoor een vrijheid tekort doen, dan is het er een die zich beweegt onder het niveau van de geestesbeschaving waarop wij ons willen blijven bevinden.

ALB. W.

Afrikaanse gedachtelyriek

In oktober j.l., meimaand in Zuid-Afrika, verscheen bij het ‘Tydskrif vir Letterkunde’ (Postbus 1176, Johannesburg) een merkwaardig gedicht van Soul Erasmus Smit. De schrijver die achter dat pseudoniem schuilgaat is Abel Coetzee, professor aan de Universiteit van Witwatersrand en een der geestelijke leiders van zijn volk. Hij is niet alleen dichter, want ook criticus en romancier. Er verschenen tussenin verschillende studies over taalkunde en folklore van zijn hand, die hem een ver verspreide bekendheid bezorgden. Hij is altijd een vriend van ons volk geweest en beijvert zich sedert jaren om tot een inniger culturele samenwerking tussen Zuid-Afrika en de Dietse landen in Europa te komen. Als hoofdredacteur van het ‘Tydskrif vir Letterkunde’ verleent hij gaarne plaats aan Vlaamse medewerkers en waar het hem gevraagd werd schreef hij eveneens in onze bladen en tijdschriften. Zo staan ook in vroegere jaargangen van ons tijdschrift enige bijdragen van hem te lezen.

Het gedicht waarop wij de aandacht willen vestigen is getiteld ‘Ruiter in die Wind’. Het behoort tot die half wijsgerige, half godsdienstige poëzie, waarvan de literaire waarde door haar brandende authenticiteit wordt verhoogd. Soul Erasmus Smit heeft het in drie vrij uitvoerige zangen ingedeeld, die in de verhouding van thesis, antithesis en synthese tegenover elkaar staan. In het eerste gedeelte keert hij in herinnering terug naar de plaats van zijn kindertijd, naar het geluk en de droomverbeeldingen die zijn dagen vulden. Zo vervulden dat zij met het bestaan vereenzelvigd leken en de begoocheling in stand hielden dat het mogelijk was aan onrust en leed te ontkomen:

 
‘Op wye vlerke klepper wilde-eende laat
 
namiddag uit die vlei met uitgestrekte hals
 
en pyl die na-gloed in wat aan die kimme vals
 
die hoop wek dat die donker wat hulle agterlaat
 
ontwyk kan word, die dag vir ewig ingehaal
 
deur net die glans te volg wat met 'n helder straal
 
van bokant rafelwolke blink...’

Maar het leven leert dat het involgen van zijn droom vanzelf buiten het paradijs der onbewustheid voert. De vragen komen, de eeuwige naar de oorsprong en de zin van het zijnde, naar het waarom en waartoe van de mens. Wie wil weten komt niet noodzakelijk op God uit, ‘tot ek ontstel ontdek dat juis die Boom (van kennis) die pad na U versper’. Dus moet er een andere weg zijn die naar zekerheid omtrent de grond der dingen leidt. Achter al het vloeiende dat eeuwig, over groei en verkwijning, opbouw en vernietiging, eindeloos verder gaat, moet een onveranderlijk Wezen staan. Dat Wezen te mogen ontmoeten van persoon tot persoon, brengt de bevrijding uit twijfel en angst.

Het gedicht eindigt met een gebed. De dichter vraagt dat hem drie beelden zouden vergezellen op zijn weg naar die ontmoeting: het laagveld, broeierig van levensdrift, het hoogland, koud en stenig, waarboven de blanke avondster vonkelt en de Tafelberg, die onberoerd op de zee neerkijkt.

[pagina 753]
[p. 753]
 
‘'n Laaste bede: As dan nog my dooie stof ontbind,
 
laat my vir eeuwig hang by meeue in die suidewind’.

Sedert de jongste wereldoorlog werden verschillende lange doorwerkte gedichten geschreven, die anders dan ‘Mei’ van Gorter of ‘Maria Lecina’ van Werumeus Buning, niettemin een eigen schoonheid bezitten, die ze klassiek zal maken. Naast ‘Een Voetreis naar Rome’ van Aafjes en ‘Ivoor en Brood’ van Van Wilderode, bewaren wij met dezelfde zorg uit bewondering ‘Ruiter in die Wind’ door Soul Erasmus Smit.

ANDRÉ DEMEDTS

Eersteling

 
Ik wou me graag aan poëzie begeven
 
en een sonnet begaan, zoals Jaak Perk het deed
 
of zoals Kloos en Gorter - wat gij allen weet.
 
Ja, aan de dichtkunst wijd ik graag mijn leven.
 
 
 
Kan niemand mij dan helpen bij dit streven?
 
Ik ken geen rauwe dichterspijn, geen minneleed,
 
(of toch heel weinig). Verdomd, hoe krijg ik het gereed,
 
of zal ik, bij mijn eerste baring, sneven?
 
 
 
Maar nee! Perkdank, hier staan reeds de kwatrijnen!
 
O brave Kloos! Hoe ga ik verder deinen?
 
Mijn vulpen loopt haast leeg - en idem met mijn hoofd,
 
nu gauw, want anders wordt mijn muzevuur gedoofd.
 
Thans nog de laatste twee der veertien lijnen
 
en mijn sonnet is af!!! H. Gorter zij geloofd!
 
 
 
WALTER GANSEMANS

Lasciat' ogni speranza

 
o lezer die nog kultureelt
 
laat alle hoop maar varen
 
de hele wereld schouwtoneelt
 
en gij zit op de blaren
 
 
 
het loopt ten allen kant verkeerd
 
zelfs tot in washington
 
waar men vandaag kennedineert
 
ongegeneerd zo met nix on
 
 
 
u weet dat 't zwarte land nog trilt
 
omdat daar moboetoetert
 
maar wist u dat men stanley vilt
 
en fulbert voort joeloetert
 
 
 
men kan misschien nehroetineren
 
doch dat is niet veel waard
 
wanneer de anderen gaan tsjomberen
 
of als er eentje lumum baar(d)t
 
 
 
heeft het nog zin het nato-pakt
 
als vlaanderen wordt gehoond
 
terwijl gans polen gomoelka...kt
 
heel spanje francofoont?!
 
 
 
dit panoramisch wereldbal
 
heeft dit alvast geleerd
 
in cuba is 't nog ergst van al
 
waar men fidel castreert.
 
 
 
PAUL ALFA

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Albert Westerlinck

  • André Demedts

  • Walter Gansemans

  • Paul Alfa

  • over Karel Jonckheere