- En je hebt je hele goeie geld daaraan verknoeid, gromt de Ouwe, je bent niet méér dan een redeloos dier.
- Hang jij maar niet de kwezel uit, zegt Lucien smalend, jij zal ook geen engel geweest zijn in jouw beste tijd, Ouwe. Alsof jij nooit bier gezopen hebt of met een vrouw bent gaan slapen. Jij was toch wel normaal, of niet?
- Je stelt je maar wat voor, man, zegt de Ouwe hulpeloos.
- Wat? Ik? Klootzak! - Het lijkt erop dat Lucien nu écht kwaad wordt. Het enige wat jou zit te duwen is dat de meiden niet meer naar jouw ouwe karkas kijken.
De ouwe knipt zwijgend het mes dicht en slaat tegen één der stijlen alsof hem een plotselinge gedachte te binnen schiet.
- Deze middag, jongens, zegt hij opgewekt, gaan wij naar Amelie. Vandaag is het mijn huwelijksverjaardag en ik heb er nu eens écht trek in te doen wat ik graag doe, en dat is: met jullie te gaan zuipen. Vandaag nodig ik uit!
- Hoelang ben jij nu al getrouwd, vraagt Louis.
- Laat eens kijken, zegt de Ouwe. Zij was achttien jaar en net zo arm als ik, maar lenig, man, lenig als een katje. Wij gaan trouwen, zei ik haar. Het is te gek, zei zij, wij hebben zelfs geen nagel om aan ons gat te krabben. En tóch deden wij het...
- En jouw zoon, Ouwe?
- Hij? Hij is een heer, weet je. Geen hongerlijder als jullie. Hij rijdt in een grote wagen en iedere dag doet hij een vers boordje om.
Filip komt uit de vale donkerte van de galerij.
- Gaat het zo? vraagt hij schijn-vriendelijk.
- Juist gedaan met schaften, meneer, gromt Lucien.
Vittorio hoort opeens de sirene weer en de stemmen van de mijnwerkers die naar hun werk in de schachten gaan.
- Allez, jongens, zegt Filip, ineens minder vriendelijk, het is tijd. Zij kruipen traag recht.
- Je moet naar het bureau gaan, Filip, zegt de Ouwe, en nieuwe stijlen eisen.
Vittorio neemt zijn lamp van de stijl; zij verspreidt een diepblauwe schijn op de wand. De afbouwhamers splijten weer de wanden, worstelen met de taaie stenen aarde om ze haar rijkdom te ontrukken. Zij zijn als reusachtige marionetten die een grimmige pantomime spelen met de zwarte aarde.
De tweelingbroers, Gerard en Karel, komen klaar met het laden van de wagentjes. Vittorio stuurt de vracht hogerop. Hij kijkt achter zich, de lichtcirkels worden kleiner naarmate hij vordert.