zand’ en voelt dat hij eindelijk vrij is, dat hij zich los heeft gelopen van alles wat hem achtervolgt. Slechts de moord op de plaatsvervangende broer kon hem genezen van de trauma's die hem sinds de kindertijd beheksten, de verhouding met Dodie vergiftigden en hem het slapen beletten.
Het is duidelijk dat wij hier weer eens te doen hebben met Wolkers' gecomplexeerde wereld - een wereld van trauma's en neurosen, een wrede wereld waar ook de genezing nog kwelling is. Ook sex komt terecht in die verstikkende sfeer van kwelling en marteling. Zo denkt Jan eraan, samen met de neger Dodie te versmachten in een dodelijke omhelzing. Het Desdemona-motief blijft op zijn relatie met Dodie wegen. Sex en dood vormen immers van bij de aanvang een afstotend paar in Wolkers' werk. Maar er is de neger. Ook deze haveloze man uit Guadeloupe, die mij op de een of andere manier deed denken aan de drie Pakistani's uit W. Elsschots Het Dwaallicht, lijdt aan het trauma van eeuwenlange vernedering. Zo kan hij bij gelegenheid als plaatsvervanger van Jan fungeren en kan Jan zich met hem, zoals destijds met zijn broer, identificeren, bij zover dat hij hem Dodie toespeelt. Maar de belangrijkste functie van de neger ligt elders. We zien hem altijd even schuldeloos en verlegen met zijn reeogen ronddrentelen, hij zit altijd in zichzelf gedoken wezenloos te mijmeren en te staren, hij tipt de as van zijn sigaret in zijn rozige handpalm, hij luistert gedwee, hij doet zijn onmogelijk werk tussen de drassige papierhopen, hij kruipt in zijn slaapzak in de keuken. Op zijn brede rug staat getatoueerd: ‘Living Summertime. Full of Soul.’ Jan kan niet begrijpen waar de apathische mistroostigheid van de neger vandaan komt. De neger blijft een geheimzinnige en onkwetsbare tegenspeler, een goeie poedel op zijden poten. Hij wordt op Jans flat een mak huisdier dat 's nachts op zijn matje komt liggen.
Deze zuivere man wordt geassocieerd met het nachtvlindersymbool dat op een paar betekenisvolle momenten in het boek voorbijflitst. De nachtvlinder ‘leeft van honing van nachtbloemen en niet van menselijk bloed’; de neger ook. In verband met de neger komt ook het vertederend symbool van de bloem voor. Tijdens een wandeling buigt Jan zich over bloemen op het water en plukt de neger een bloem voor Dodie: het is een subliem gebaar van passieloze aanhankelijkheid vanwege die schuldeloze, buitenwereldse oermens die, zoals de drie zwartjes van Laarmans, immuun is tegen Jans complexen en op zoek lijkt naar een zekere Maria Vandam. Hij staat volledig buiten het neurotisch conflict van Jan. Hij vormt een wereld apart, hij is met zijn getatoueerde rug uit het universum van Crusoe en Vrijdag weggelopen en onverhoeds verzeild - als een wezen van de overzijde - in de broeiende wereld van gevallen engelen. Hij is de