op zichzelf, zo logisch en rationeel mogelijk situeren, dus gaan we extrapoleren op de bestaande wetenschap en maatschappij. Dàt wordt de grootste bak steekkaarten, en vergt het meeste naslagwerk. Toen ik de drug ‘ultrapsyc’ gebruikte in mijn membraanverhalen, moest ik een uitleg hebben over wat die drug was, zijn werking concretiseren en verklaren, en mij dan verder ook houden aan die zelfopgelegde beperkingen. Dus: boeken lezen over biochemie, drugs, hersenonderzoek, psychiatrie, psychoanalyse, split-braintheorie. Het resultaat: een verhandeling die bestaande wetenschap vermengt met fictieve, en die met mondjesmaat verwerkt wordt in het boek. De lezer ontmoet zaken waarvan hij wéét dat ze juist en concreet zijn (en kan die zélf verifiëren) en aanvaardt de daarin verweven fictie dan ook als ‘realiteit’. Voor mijn membraangeschiedenis, die zich in de ruimte en de toekomst afspeelt, maakte ik een fichessysteem van meer dan 1000 steekkaarten. Ik gebruikte de bestaande sterren en planeten, en schiep er dan nieuwe. Elk daarvan kreeg zijn eigen geschiedenis, fauna en flora, werd voorzien van specifieke kenmerken (afstand van zijn zon, grootte, zwaartekracht, atmosfeer enz.). Daarna werden steekkaarten aangelegd voor politieke systemen, geschiedschrijving van de toekomst, gezondheidszorg, huwelijksstelsels, interraciale relaties tussen mensen en onaardse volkeren enz. Een groot deel daarvan werd nooit gebruikt, maar het vermijdt tegenstrijdigheden in het boek. Een degelijk uitgewerkte background is noodzakelijk, maar vergeet nooit dat de personages en het verhaal zélf primeren! Als die personages dan nog niet-aards zijn, zal precies de degelijkheid van de background ervoor moeten zorgen dat de bekommernissen van die wezens ook die van de lezer worden.
De gietvorm is klaar, mijn idee is klaar om erin gepast te worden. Nog even de originaliteit nagaan: SF is rijk aan ideeën (in 1982 verschenen in de VSA alleen 572 originele SF-romans, en ruw geschat 3000 verhalen, waarschijnlijk veel meer), en vele daarvan worden regelmatig herkauwd en opnieuw geserveerd. Ook letten op de actualiteit, zodat die de SF niet té vlug kan inhalen!
Alles wat tot nog toe gebeurde, was het aangename werk: het narcistische genieten van een origineel idee, de voorbereidingen, het bedenken van wat voor een fantastisch boek het zal worden. Nu begint de ware karwei, het slavenwerk: het schrijven zelf. Sommigen doen het met de pen, anderen met tekstverwerkers. Ik gebruik nog altijd de schrijfmachine. Ik zwoeg en ik zweet, ik vloek en kreun, en ben verplicht me ‘aan de schrijfstoel te kleven’ zoals dat heet. De eerste versie legt de roman ‘vast’, vol (tik- en andere) fouten, tegenstrijdigheden en noem maar op. De tweede