Wekt het dan verwondering dat hij dat element van logische voorspelbaarheid niet alleen in zijn schrijven, maar ook in zijn leven meent terug te vinden? Zo zegt hij in het fragment Sarah of het onophoudelijk begin: ‘Alles, zo blijkt het, vooraf neergelegd (en nog wel neergelegd in de juiste bedding van Tijd en Historie als ik zeggen mag), voorbeschikt en dus aanwezig nog eer de dingen reëel in het bewustzijn, het mijne, het jouwe (het jouwe?), hun precieze plaats konden vinden’ (228). In de titel van het ontworpen opus staat niet toevallig Journal als duidelijke verwijzing naar een ordenende inbedding in Tijd en Historie.
En toch vertoont de combinatie Journal brut alweer een andere polariteit: tegelijk in de Tijd verlopend, maar toch ‘een journal “brut” want zonder orde en zonder ordering, zonder de logica van de kalender en de klok zoals voor een journaal passend is’ (25).
Als Ivo Michiels zegt dat hij een boek gaat componeren ‘zonder orde en zonder ordening’, klinkt dat zeker m.b.t. dit journalopus, het opus van de uiteindelijke ordening, zeer ambigu. Een tekst, zo schrijft hij, voert in z'n vaart een dosis intellect en een dosis warmte mee (18). Dat samenspel van vernuftig overleg en intuïtieve aandrift heeft zeker het arrangement van de tientallen fragmenten in De vrouwen van de aartsengel bepaald, zoals het ook de structuur van de cyclus in z'n geheel wel zal bepalen. Berekening en emotionele gloed, het zijn weer twee andere namen voor de fundamentele dialectiek aan de basis van dit oeuvre.
Of we zullen het de relatie tussen tekst en erotiek noemen. In het tweede stuk, Hermine, nu mijn naam in je lichaam staat, dat in een paar opzichten als sleuteltekst kan fungeren, staat al heel duidelijk: ‘er is niets meer te schrijven nu de naam in je lichaam staat’ (22). En verder staat dat het Woord met de vrouw begint (52). Het eerste deel van de cyclus is dan ook aan meisjes en vrouwen gewijd en cirkelt met tal van varianten en variaties rond de sterk lichamelijk ervaren relatie tussen het schrijven (textus) en de eros (sexus). Het hoofdmotief van dit boek is ‘sex en tranen’ (43). Tekst wordt extase genoemd, zoals de ervaring van de erotiek (51). Dat zou nog een tweespan kunnen zijn dat Michiels' schrifturen kan typeren: de polariteit (complementariteit) van roes en rem of, als gezegd, van warmte en mathesis. Dit boek zegt hij, is het boek der modi (ik lees: mathesis) en der zegeningen (ik lees: roes, extase, warmte).
In dezelfde zin is zijn boek meetkunde én op z'n kop gezette meetkunde. Het eerste geladen symbool of embleem van dit boek is de cirkelvormige deksteen boven de put in de Provence, waarop Hermine danst en waarop de letters ‘Danger’ staan geschreven. De cirkel (tevens de vorm