Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129 (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 129

(1984)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 690]
[p. 690]

Fons Vandergraesen
Kroniek
Spinrag

In de Novellenbibliotheek van uitgeverij De Clauwaert, Leuven verschenen de nummers 76 en 77.

Bruno Bartels schreef De kikker ging dood (nr. 76), een spannend verhaal dat aantoont hoe het alledaagse routinebestaan te verkiezen valt boven het verblindende licht van het onverwachte en sensationele: ‘... dat kikkers de harde konfrontatie met sterk zonlicht niet verdragen, maar het best gedijen en groot worden in de halfschaduw,...’ (blz. 58).

Het harde licht van de externe belangstelling wordt Paul Daans abrupt opgedrongen nadat zijn ritueel bestaan met vrouw en drie kinderen door een brutale overval wordt verbroken. Hij vlucht naar de kust en komt in contact met Val de Fijn, een schrijver die op zoek is naar geestelijke stabiliteit. Het contact tussen beide mannen verloopt aarzelend en schuchter, dit vooral door Pauls kwetsbaarheid en achterdocht. Val leest in de krant over een overval in Melken en wil dit brutaal-realistische gegeven in z'n roman verwerken. In de euforie van z'n creatieve roes heeft hij nog slechts oog voor zichzelf en verbrokkelt zijn contact met Paul. Terug thuis ontdekt hij de ware toedracht en komt hij tot inzicht: ‘..., en tegelijk groeide in hem onstuitbaar het gevoel van schuld aan het lot van Paul Daans, die hem aangeraakt had zonder respons te vinden,...’ (blz. 57-58).

De creatieve verwezenlijking verbleekt bij het falen aan menselijk contact en inzicht. De werkelijkheid botst op tegen de fictionele realiteit die erbij verbleekt.

Deze ambiguïteit tekent Val de Fijn psychologisch verfijnder en gevarieerder dan Paul Daans. Pauls problematiek staat trouwens in het tweede gedeelte van de novelle volledig ten dienste van de dolende schrijver en z'n werk.

Het intrigeweefsel tussen beide personages wordt erg afstandelijk en alwetend verteld, hetgeen de emotionele lezersbetrokkenheid bij het gebeuren beperkt, maar wel de centrale idee, nl. het zoeken naar geestelijke stabiliteit, beklemtoont.

 

Ook in Morgen wellicht (nr. 77) tekent Leen Wuyts geestelijke kwetsbaar-

[pagina 691]
[p. 691]

heid. Ze doet dit subtiel en verfijnd, vertellend vanuit twee gescheiden werelden die als spinrag door mekaar worden geweven. Het eerste wereldje schetst Elsjes schoolmilieu, schommelend tussen ontspannend spel en naschoolse inzet en vreemde fysieke initiatiespelletjes met meester Wellens.

De gebeurtenissen rond Elsje lopen parallel met Greets herinneringen aan haar jeugdjaren. In gedachten ontvlucht Greet voortdurend het ‘zothuis’, maar in realiteit komt ze nauwelijks los van de rituele omgeving en zijn bewoners. Ze ervaart de ruimte buiten het ‘zothuis’ als dreigend en gevaarlijk: ‘Greet knikt goeiedag en schuift haastig naar het midden van de bus. Vragen maken haar bang.’ (blz. 13)

In die buitenruimte krijgt ze tijdens de busritten contact met Elsje en d'r moeder. De moeder brengt bij Greet verslag uit over wat er met Elsje gebeurt. Dit verslag objectiveert de beklemmende gebeurtenissen en houdt Greet een spiegel voor van haar eigen jeugd. Misschien is Elsje wel een jongere afsplitsing en wordt haar toekomst nu reeds bepaald door mannelijke agressie en onbeheerstheid? In ieder geval kleurt de toekomst onzeker zwart: ‘Greet ligt heel stil nu. Sterke verhalen, voor mijn kinderen, later. Ze durft niet denken, niet aan kinderen, niet aan later. Niet aan morgen, niet aan straks.’ (blz. 38)

Dit wegvallen van een toekomstdimensie bepaalt de langzame en statische wereld die in deze novelle wordt opgeroepen. Vanuit de vrouwelijke intimiteit evoceert Leen Wuyts een vrij breekbare en wankele psychische wereld, die bij de minste aanleiding wordt ontregeld. Trouwens, beide hoofdpersonages leven in een periode van ommekeer en wankel houvast.

Deze novelle wordt gepresenteerd in korte, flitsende scènes die nu eens Els dan weer Greet als centraal personage hebben. Deze opbouwmethode bekrachtigt het onrustig zoeken van Els en Greet maar verbrokkelt de tekst tot gescheiden inlegstukjes.

Beide novellen wekken niettemin ruimere verwachtingen.

 

In Liliane (Standaard Uitg., Antwerpen/Bussum, 1983) vertelt Clem Schouwenaars onderhoudend en ironisch. Hij causeert vrijblijvend en leidt de lezer binnen in een vierhonderd bladzijden durend labyrint van leugen, achterdocht, wantrouwen, authenticiteit, verwondering, liefde en verliefdheid.

Zoals zo dikwijls bij Clem Schouwenaars ondergaat het hoofdpersonage Paul Degryse, schooldirecteur van beroep, een soort louterings-, bewustwordings- en rijpingsproces.

[pagina 692]
[p. 692]

Aanvankelijk gekweld door zijn passionele liefde voor Liliane slaagt hij er op het einde in, deze ervaring te integreren in zijn leven, zodat het nieuwe volwassen mogelijkheden en verwachtingen opent. Oorspronkelijk had hij daar meer dan last mee, want de fysieke schoonheid van Liliane werkte zo openbarend op de vijftiger dat hij er zijn psychische stabiliteit en huiselijke rust bij inschoot en zwervend op zoek ging naar buitenechtelijk avontuur.

Hij wordt bedwelmd door de esthetische lichamelijke roes met deze jonge vrouw, die hem op de rand brengt van het geestelijke evenwicht. Liliane is de antipode van het burgerlijke schijnheilige wereldje waarin Paul meestal vertoeft. Ze is uiterst mooi (Paul cultiveert haar lichaam in nog te schrijven gedichten), werkt als model bij Pauls zoon, vertoeft in artistieke milieus en beweegt zich ongebonden en vrij, ook t.o.v. Paul. Bijna doet deze ongebondenheid t.o.v. anderen hem de das om. Hij wil Liliane bezitten, haar vaak ontmoeten en opeisen, maar Liliane houdt niet van deze gedwongen regelmaat en ontglipt als zand.

Deze psychische ongebondenheid lijkt me een belangrijk roman-thema. De personages koesteren hun zgn. vrijheid en bewegen zich met een zekere reserve en terughoudendheid t.o.v. mekaar, alleen Paul maakt hierop in het romanbegin in al z'n verliefde onstuimigheid een uitzondering uit.

Deze terughoudendheid ontstaat door het relativerend en ontmaskerend doorprikken van allerhande maatschappelijke façades en geplogenheden. Gebruiken, gewoontes, houdingen en maatschappelijk opgelegd gedrag worden ironisch onthuld en contrasteren met de latente drang naar authenticiteit bij Paul. Hij ontmaskert het hypocriete Logewereldje, doorziet de pocherie van Roelof Santvliet, een succesrijk romanschrijver, walgt van de schijnheilige relatie tussen Nora en d'r man Fernand Lembeeck, enz.

Het wemelt van dubieuze relaties en verhoudingen en meer en meer neemt Paul Degryse afstand van deze sociale schijnheiligheid, hoewel hijzelf in het web van echt en onecht verstrikt geraakt. Dit blijkt het duidelijkst uit z'n relatie met z'n vrouw, Christine. De scheiding tussen schijn en werkelijkheid wordt voortdurend vertrokken, zodat overlapping en onzekerheid onvermijdelijk wordt. In hoeverre is Christine op de hoogte van Pauls buitenechtelijk avontuur, in welke mate doorziet ze zijn schijnwereld, waarom stimuleert ze z'n spel met de nieuwe realiteit?

Christine is psychologisch de meest verscheiden en complexe romanfiguur, die steeds dwingend aanwezig blijft: ‘Nu ik eindelijk van de ellende

[pagina 693]
[p. 693]

omtrent Liliane verlost scheen te zijn, staan mij veel pijnlijker moeilijkheden te wachten met Christine,...’ (blz. 312)

Pauls emotionele leven speelt zich cirkelend rond drie vrouwen af: Christine, Liliane en Magda, z'n secretaresse, die hem op het einde van de roman een kuur in de Kempense Willibrordushoeve aan de hand doet. Deze afzondering lijkt me het zwakst geïntegreerde romanfragment, te meer omdat Schouwenaars al te nadrukkelijk naar een romanommekeer toe vertelt. Een ommekeer die trouwens door de Ardense uitstap van Liliane werd aangekondigd en mogelijk gemaakt.

Merkwaardig is de stadssfeer die via allerhande waarnemingen en beschrijvingen wordt opgeroepen. Paul is een stadsmens en koestert de drukte, de anonimiteit en de intimiteit van de massa. In z'n stadsverheerlijking hekelt en ironiseert hij de natuurlijke nabijheid. ‘En de zon schijnt. Maar wat voor een zon, als ik ze vergelijk met die van de Kempen. En toch moest het dezelfde zijn. Doch hier wordt ze duizendmaal weerkaatst in blinkende wagens, in etalages, in de ogen van de vrouwen, die al een vermoeden van de verre lente opwekken. Hier niet de brave geur van de schone natuur, maar de lucht van een leven vol risico's en schijnbewegingen.’ (blz. 382-383)

Schouwenaars' personages zoeken naar een evenwichtige integratie van de stedelijke anonimiteit met de natuurlijke dorpsherkenning. Dit gebeurt niet moeiteloos, maar via een vloed aan gebeurtenissen en sferen die opdringerig worden voorgesteld.

Schouwenaars vertelt onderhoudend direct in een sterk epische, soms ietwat opstapelende, suggererende stijl. Ook deze roman leest bijgevolg boeiend vlot en ontspannend en tekent het wisselende portret van een gelouterde vijftiger. Klaar om in een andere turf ondergedompeld te worden in een nieuw amoureus labyrint?

 

In deze tijd van atoomdreiging, zure regen, rassenhaat, werkloosheid en doemdenken is het lezen van een groteske roman vol geïroniseerd verdriet een opbeurende belevenis. Als deze roman dan nog geschreven is in een heldere, vlotte taal vol pastiche en stijlverschuivingen en handig gestructureerd in mekaar zit, wordt de lectuur een zomerse gebeurtenis. Dit is het geval met Uit het raam springen moet als nutteloos worden beschouwd (Manteau, Antwerpen, 1983) van Fernand Auwera.

Reeds uit de titel blijkt het dilemma, de tweeledigheid en de confrontatie tussen daad en absurditeit. In feite wemelt het boek rond deze groteske polariteit. Het verhaal resumeren moet als hopeloos worden beschouwd. Maar toch even dit.

[pagina 694]
[p. 694]

Axel Woestewey en Pipo (Pieter-Paul) Himmelsorge werken samen in Semper Vivax, een bejaardenhome waar de laatste levensdroom van de oudjes geënsceneerd vervuld wordt, waardoor ze bijzonder oud worden. Trouwens, in het home sterft niemand, ‘Men verliet de instelling’ (blz. 113). Om de gekoesterde levensdroom te realiseren ontwerpt Pipo in al z'n vindingrijkheid groots opgezette, geënsceneerde taferelen: iets in de aard van ‘Beschuldigde sta op’, safari-dagen met Bongobongo, de olifant, 'n soort alcoholverspreidende therapie enz. Pipo's vindingrijkheid wordt door Axel ook aangewend om alibi's voor z'n uithuizigheid uit te dokteren. Hij houdt er verscheidene vriendinnen op na en ontvlucht z'n wettelijke 198-kilo-wegende echtgenote, die ‘erbij loopt als een groepsfoto’ (blz. 50). Die nieuwe concurrerende contacten met andere vrouwen verlopen niet rimpelloos gunstig, maar tegenover Pipo bluft en pocht hij.

Ook Pipo ontwerpt een schijnwereld en koestert een geheime liefde voor Bellina, Axels vrouw, die in z'n verliefde blik knapper wordt naarmate ze in omvang toeneemt: ‘..., sinds hij haar de vorige keer gezien had was ze inderdaad nog enkele kilogram mooier geworden. Bovendien had ze haar prachtige frisse teint behouden, de gaafheid van albast, de zachtheid van perziken.’ (blz. 81)

Zowel het professionele leven als het privé-leven van beide hoofdpersonages vermengt zich en langzaamaan groeien er bij beiden plannen om de belemmerende tegenstander uit te schakelen: Axel wil Bellina vergiftigen en Pipo is van plan Axel in een groots opgezet tafereel de lucht in te blazen. Maar...

Naast beide hoofdpersonages treedt Bongobongo op. Deze olifant, die vanuit de brousse via een circus uiteindelijk in de stal van het home terecht komt, wordt verpersoonlijkt. Hij fungeert als een luisterende affectieve pool die de eenzaamheid van de hoofdpersonages verlicht en een belangrijke rol speelt in Pipo's moordplan.

Bongobongo luistert naar de wanhoopskreten van Axel en Pipo, hij is de enige bij wie de schijn en het onechte wegvalt en de diepere ondergrond van pijn, melancholie en levensverdriet wordt getoond.

Deze sfeer van weemoed, verlangen, ik-gerichtheid en erotiek herinnert aan werken als We beginnen de dag opgeruimd en lopen rond de tafel, Zelfportret met gesloten ogen en Zonder onderschriften, waarin Auwera op een concrete manier de onmacht van de mens tot geluk en maatschappelijk evenwicht voorstelt.

In deze roman wordt de zwaarwichtige thematiek in een groteske context geplaatst, waardoor hij aan tragiek inboet. Het verdriet laat een latent spoor na, maar net als relaties, handelingen en gedachten wordt ook dit sentiment geïroniseerd.

[pagina 695]
[p. 695]

Het boek wemelt van de understatements, zit vol paradoxen en woordspelingen, krioelt van de absurditeit, de onzin en het karikaturale. Deze groteske sfeer wordt meesterlijk opgeroepen door het gevarieerde taalspel. Slechts één voorbeeld. Axels secretaresse, Matti Overdiep, betrachtte vroeger artistieke roem, haar uiterlijk getuigt nog van haar poëtische aspiratie: ‘..., ze was een dichteres in haar manier van zich bewegen, haar ogen waren metaforen voor alles wat een man verlangde, haar vorm was zo volmaakt dat hij ook inhoud werd, haar glimlach een aforisme, haar spreken rijmde op alles wat de mannen haar wilden vragen, haar schoonheid veroorzaakte een weemoed waar geen woorden voor bestonden.’ (blz. 110)

Ook in de naamgeving, de erotische handelingen, de absurde verlangens en de beperkte beschouwingen domineert de gesuggereerde ironie.

Net als in andere werken vind ik Auwera op z'n best tijdens het schrijven van dialogen. De scène tussen Axel en Lucy, ruziënd over de door Lucy reeds zo dikwijls klaargemaakte kwartels, is vitaal, levendig en afwisselend geschreven. Ze groeit tot 'n totaal absurd tafereel, doorspekt met verrassende beelden en logica-verschuivingen: ‘..., je bent zo opwindend als een krop sla, de verveling zit in je gebakken als krenten in een brood.’ (blz. 123) - ‘Maar je maakt kwartels klaar als ik kom. Programma staat vast. Eerst kwartels en dan het bed in, vogelen. Jij bent geen minnares maar een ornithologe.’ (blz. 121)

Auwera schrijft in dit boek een verrassend nieuw modern proza: zakelijk concreet, met zin voor detail en flitsend suggestief. Zo laat hij Pipo hardop denken over z'n pornoverhaaltjes: ‘De beste verhalen, dacht hij, zijn een beetje als het leven zelf, ze houden de mensen voor de gek. Ze maken geen onderscheid tussen wat belangrijk is en wat niet, tussen ernst en spel.’ (blz. 143-144)

Preciezer kan de opzet van Uit het raam springen moet als nutteloos worden beschouwd niet gedefinieerd worden.

Jammer van de storende zet- en spelfouten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De kikker ging dood

  • over Liliane, of De spiegelingen van leugen en liefde

  • over Uit het raam springen moet als nutteloos worden beschouwd


auteurs

  • Fons Vandergraesen

  • over Bruno Bartels

  • over Leen Wuyts

  • over Clem Schouwenaars

  • over Fernand Auwera