ensembles door vermeldde de affiche ‘Poetry Reading’, wat mij nog meer aanlokte, omdat ik er een jeugdige ontmoeting van poëzie en muziek (van ‘tekst en toon’) in kon verwachten. De hoofdbrok van het programma was het optreden van ‘Los Mancos de Lepanto’, waar ik zo'n leuke vondst in zag en waar ik nog maar eens Cervantes in terugvond, die wij in Andaloesië om zo te zeggen bij elk café op herdenkingsplaten hadden teruggevonden zoals je Dante op elke straathoek tegenkomt in Toscana. Het gebeuren zou 's avonds plaatsvinden in de tuin van de dancing ‘Apocalypse Now’. Dat deed mij wel even aarzelen. Ik dacht dat de ‘poetry’ veel goed kon maken. Misschien lazen ze hun teksten wel in het Engels. In het voorprogramma lieten wij ‘The Crazy Horsemen’ over ons heen hollen. Ik weet niet wat voor boodschap zij gebracht hebben, maar ik vermoed dat het in het Engels was. Ik herinner me vooral de drummer, die de naam van de groep alle eer aandeed, want hij ging zweepslagend met zijn stokken tekeer als een jockey in de laatste 500 meter van de steeplechase op Waregem Koerse. De eerste publiekvangers uit het hoofdprogramma waren ‘The Misfits’. Ik wilde toen al mijn tweede Cuba libre bestellen, al een beetje met heimwee denkend aan het gedicht van Hugo Claus, maar ik wachtte nog wat. Daar komen ‘The dirty dozen’ d'r an. Ik dacht: dat wordt wat, zoveel volk op het podium. Maar ze waren maar met vijf. Ik hield het al voor bekeken. Eindelijk een poetry reader. Voorwaar in het Engels (wel rats gebroken). De eerste coupletten die hij met een door rokershoest geschraapte stem als die van Bob Dylan, die onze wilde jaren verblijdde, in de microfoon gorgelde, maakten mij even stil. Van puur contentement bestelde ik een tweede Cuba libre en dacht aan Claus. Toen de reader, half zingend en in de achtergrond opgejut door een drumjockey, Van Morrison
begon na te bootsen met teksten van William Blake, sloeg zijn stem meer en meer krijsend over, naarmate hij die verzen niet baas kon. Intussen werd er in afwachting van ‘Los Mancos de Lepanto’ onder de vijgeboom meer gevrijd dan geluisterd. Op de duur gilde de reader, Spaans slissend in het Engels, iets uit het druggedicht ‘Kubla Khan’ van S.T. Coleridge door de microfoon, en die kon het niet helpen dat hij die vanuit de heup opgestoten rochels nog eens verviervoudigde. We keken mekaar aan, konden niets verstaanbaars gezegd krijgen, maar waren het er zwijgend over eens dat een derde Cuba libre in ‘Apocalypse Now’ niet meer kon. Het spijt me voor het Jaar van de Jeugd en van de Muziek, heb ik nog met gebaren trachten te zeggen. Ik heb ook het woord Unesco nog in die Andaloesische nacht opgegooid, maar het is door een woekering van decibels verstikt geworden. We zijn maar opgestaan. Die kreupelen van Lepanto heb ik uiteindelijk niet zozeer gemankeerd.
(98) Ik vond toevallig, terwijl ik naar een heel andere zaken op zoek was, een citaat uit de Revue des deux Mondes van 1841. Een Frans auteur, Xavier Marmier, die naar het schijnt een heel stuk van de wereld had bereisd en culturen proefondervindelijk had leren vergelijken en afwegen, schreef daarin een stuk over La Hollande - hij bedoelde daar het Koninkrijk der Nederlanden mee, maar het zou me niet verwonderen dat hem zo iets voor de geest stond als ‘les Pays Bas’, de Nederlanden, inclusief dus Vlaanderen of het noordelijk deel van België. (Wat hebben wij het toch altijd moeilijk als we het over onszelf hebben! Semantisch zijn wij al een probleem, je moet niet vragen in wat voor andere opzichten...). Hoe dan ook, hoe beoordeelt die Xavier Marmier de ‘Hollandse’ literatuur in de Europese context? Letterlijk: