Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 131
(1986)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 717]
| |
Marcel Janssens
| |
[pagina 718]
| |
van Adagio te gebruiken - als een snaar op een harp die zoveel andere klanken van motieven en thema's in beweging kan brengen. Het motief van de stilte heeft bij Timmermans een snelle en ingrijpende evolutie doorgemaakt. In de Schemeringen van de dood, een door literaire voorbeelden belast debutantenprobeersel, wordt ‘stilte’ doorgaans negatief geconnoteerd. Het avondmotief, duisternis, herfst en regen, evenals eenzaamheid en klamme kilte liggen nog als schimmels over het zo kostbare gegeven van de stilte, dat zich weldra in authentischer teksten, dichter bij Timmermans' kern, in zijn echte gedaante zal ontbolsteren. Later wordt de stilte overwegend positief geladen, met - natuurlijk - enkele uitzonderingen die de context opdringt, zoals in dramatische situaties in Ik zag Cecilia komen, Boerenpsalm, Pieter Bruegel, De pastoor uit den bloeyenden wijngaerdt en De familie Hernat. Zo naïef of zo vastgevroren in zijn clichés was Timmermans nu ook weer niet. Maar vanaf Pallieter, ja vanaf Pallieter wordt de stilte in de meeste gevallen een fluwelen geluideloosheid die alleen nog maar positieve, zalige aspecten vertoont. Stilte wordt ervaren als afwezigheid van stoornis. In De harp van Sint-Franciscus staat letterlijk: ‘En alleen in die stilte, nooit van genen mens gestoord’ - wat Westerlinck graag zal gelezen hebben. Boer Wortel in Boerenpsalm zegt dat 's zondags alles ‘stiller, zachter (is), zelfs de kiekens worden het gewaar en de beesten in de wei’, hij zaait zijn ‘peekens bij asemstil weer’, en er is ‘gedurig een zwijgend gesprek’ tussen hem en het veld - wat als samenvatting van de Boerenpsalm dienst zou kunnen doen. Zo'n cultuur van de stilte - wat ik als een fundamentele cultuurwaarde beschouw - heeft voor ons nu in 1986 een ecologische bijbetekenis gekregen. Vrij ademen in een biologisch-zuivere lucht op het land, door geen industrieel gerucht gestoord wonen in een onbezoedelde ruimte van stilte - wat een wensdroom van natuurgezond leven! Ook in dat opzicht is Timmermans' oeuvre een in de mythe geprojecteerde oase van pre-industriële arcadische vredigheid en gezondheid. Een gezonde vrede in een dorp dat zal duren - wat een zaligheid! De stilte komt bij voorkeur 's avonds en 's nachts. Dan kan ook Pallieter de stilte horen aanwandelen en dan keert hij innig in zichzelf of plooit hij op zichzelf terug en zingt, musiceert of bidt hij. Op dergelijke ogenblikken van verinnerlijking, bij voorkeur in een zachte avond, valt bij Timmermans dat andere, zo vaak miskende register open. In de structuur van Pallieter, van Pieter Bruegel en Adriaan Brouwer, van De harp van Sint-Franciscus komt de typische alternering voor van geweldig lawaai en ingetogen stilte, van overdadig zonlicht en gedempte schemer, van overvloedig tafe- | |
[pagina 719]
| |
len en verstilde ascese. In zijn werk is er een afwisseling van schetterende samenscholingen van veel mensen in stoeten, processies, feesten waar zij tezamen muziek maken, zingen, luid bidden, ‘overvuldig’ eten en drinken, en, aan de andere kant, van veel inniger momenten waar die mensen fysiek en psychisch tot rust komen. In Pallieter staat er: ‘en hij werd stil zoals een mens na diep gebed’. En op zulke momenten is de avond ‘kalm lijk fijn olie’ - een verrukkelijk beeld dat alleen een begenadigd dichter kan vinden en dat voor mij bijna de hele Timmermans samenvat. Bij Timmermans is er de beroezing van met velen in stoeten op te stappen, maar er is even essentieel de weemoedige verinwendiging en vertraging van het levensritme, en dan vallen óók Timmermans-werkwoorden als: aarzelen, verwijlen, glijden, drijven... En zou het een toeval zijn dat hij in zijn tekeningen en schilderijen zo veel stillevens of taferelen van gestolde tijd heeft nagelaten? Is het stilleven bij voorbeeld niet alomaanwezig in De schone uren van Juffrouw Symforosa Begijntjen, een tekst die ik in de loop der jaren ben gaan beschouwen als een verleidelijke uitnodiging tot vermoeide pensioengerechtigde intellectuelen om zich in de zalige vrede van het Liers Begijnhof terug te trekken? Vanzelfsprekend levert het motief van de stilte in de teksten van Felix Timmermans een vracht typische metaforen op. Timmermans is onze metaforendichter bij uitstek. Het lijkt wel alsof de Fee ook voor metaforisch taalgebruik een speciaal zintuig had. Zou je niet zeggen dat hij in beeldspraak zag, rook, voelde, smaakte, betastte? Hij heeft kennelijk heel spontaan verrukkelijke metaforen ‘gevonden’, die hij niet hoefde te construeren. Dergelijke wonderlijke beeldvondsten begeleiden zijn natuurgetrouwe beleving van de stilte. Zo kun je de stilte zien, ze kan wit zijn, of blauw, of van satijn, van fluweel, van glas of van steen; de stilte kan aan het behangselpapier blijven plakken, ze kan opgevouwd worden en een distelvink kan er gaatjes in tikken. Stilte kan ook gehoord worden. En wat allicht nog het verwonderlijkst van al is: je kunt niet alleen naar de stilte luisteren, maar de stilte luistert op vele plaatsen bij Timmermans naar zichzelf. Je kunt zelfs van de stilte verschieten, zoals dat jonge haantje dat plots van op de mesthoop begint te kraaien als iedereen een ogenblik zwijgt voor het gebed bij het begin van ‘De feest’ in Pallieter. De bundel Adagio, ten slotte, - een bundel gedichten geschreven met een pen in stilte gedoopt - bekroont die cultuur van de stilte in de zuiverste religieuze, om niet te zeggen: mystieke zin. Zoals Adriaan Brouwer op z'n sterfbed filosofeert over de epifanie der | |
[pagina 720]
| |
dingen die alleen in de stilte en in het aanschijn van de dood mogelijk is, zo mediteerde Felix Timmermans in zijn laatste levensjaren en -maanden over de kern van alle dingen. De gedichten van Adagio vertonen bijna allemaal een kenmerkende drietrapsontwikkeling: van avond-, herfst of winterstemming over vrede en stilte naar uiteindelijke geborgenheid in God. De uitkomst van die driefazige geestelijke oefening in de stilte van de levensavond is in Adagio onveranderlijk een godservaring. De cultuur van de stilte is hier ten slotte mystiek van de stilte geworden: De kern van alle dingen
is stil en eindeloos.
Alleen de dingen zingen.
Ons lied is kort en broos.
En donker zingt mijn bloed,
van heimwee zwaar doorwogen.
Ik zeil langs regenbogen
Gods stilte tegemoet.
Laten wij dat allemaal, dames en heren, lezen, opnieuw lezen, proeven en overdenken, en de rest, ja, de rest is stilte. |
|