Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 140(1995)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 764] [p. 764] Bart Meuleman Kleine criminaliteit het is harde nacht na een val uit bed. welk luchtruim? niets reikt nog verder dan binnen. de leeslamp, zacht stotterend, weet van geen ezelsoor, laat staan van zichzelf. het fluiten is haperend als intro, vervroegde ontploffing. een luchtruim? laat staan van mijzelf. voor wie nochtans opbleef, zoals mijn gelijknamige zuster, met haren prachtig en ogen eeuwig aandachtig en helder, krast het dak zich in slaap, slijpt het mes zich een definitieve kelder. [pagina 765] [p. 765] ‘hoeveel moeite kost het ons iets heel te laten’. dat werpt dus iemand op, we denken er onmiddellijk over na. de rook verstijft in de kamer. drank brandt in flessen. men is tegen zijn zin snel tien jaar later, voelt dezelfde smart, dezelfde handgewrongen knoop in hart, maag en hersens. ‘en nu de blinddoek,’ giechelt een andere, ‘je bent maar één keer jarig.’ ik geef dat schromelijk toe en tast, nadat de laatste meesterlijk de deur dichtsloeg - gebulder in de trappenhal - de aard der goedgeordende dingen af. geen bevindingen, mijzelf daarvan te midden. [pagina 766] [p. 766] in bed lag ik - wonde of slaap, gat of leegte - en ik herinnerde mij een suikerzieke die woelend zijn naald verstak, zijn stotterende twijfel. ‘mijn blindheid breekt door denk ik. ik denk ik blijf nog wat binnen.’ in de winter lijden ook de bomen. ik sliep nu zo goed als zeker. ‘toevoer van licht en sappen!’, hij brullend. alleszins deed ik nu een oog dicht. de vraag of het ooit nog eens avond wordt. mijn lachende buurman verkoopt op de straat. Vorige Volgende