Arthur Rimbaud
Tien Illuminations
Vertaald door Paul Claes
Na de zondvloed
Zodra de idee van de Zondvloed bezonken was,
Hield een haas stil tussen de klavertjes en trillende klokjes en deed door het web van de spin heen zijn gebed tot de regenboog.
O, die edelstenen die onderdoken, die bloemen die rondkeken.
In de smerige hoofdstraat rezen de stalletjes op, en men sleepte de schuiten naar de zee, die ginds hoog in treden lag als op gravures.
Er stroomde bloed, bij Blauwbaard - in de slachthuizen - in de circussen, waar Gods zegel de ramen liet oplichten. Er stroomden bloed en melk.
De bevers bouwden. De ‘mazagrans’ dampten in de kroegen.
In het grote glazen huis, dat nog nadroop, keken de kinderen in de rouw naar de sprookjesplaten.
Er klapte een deur dicht - en op het dorpsplein molenwiekte een kind, dat door de windwijzers en weerhanen van de hele wereld werd begrepen, in de klaterende stortbui.
Mevrouw *** plaatste een piano in de Alpen. Aan de honderdduizend altaren van de kathedraal werden het misoffer en de plechtige communie gevierd.
De karavanen zetten aan. En het Luxe-Hotel werd gebouwd in de chaos van pakijs en poolnacht.
Sindsdien hoorde de Maan de jakhalzen janken in de tijmwoestijnen - en de eclogen op klompen grommen in de boomgaard. Toen, in het paarse, bottende woud, zei Eucharis me dat het lente was.
- Wel op, poel - Schuim, golf over de brug en boven de bossen - lijkwade en orgelmuziek, donder en bliksem - rijs en golf - Water en wee, stijg en wek de Zondvloeden weer op.
Want sinds die verdwenen zijn - o, die edelstenen die wegkropen en die bloemen die ontloken! - is het hier triest! En de Vorstin, de Toverkol die in de aarden pot haar houtskool brandt, zal ons nooit willen vertellen wat zij weet en wat ons onbekend is.