Marquez’ en bij Jan Pen ‘Gabriel Garcia de Marques’.
Paul de Grauwe heeft al wel vaker voor polemiek gezorgd door zich als een economische olifant in de porseleinwinkel van de kunst te gedragen, en probeert zich dan ook bij voorbaat in te dekken (‘Het spijt me dat ik als econoom een dergelijke ontluisterende terminologie gebruik’). Ondanks dat is het alweer te verleidelijk voor hem om ‘waarde’ en waardering al te zeer vanuit puur economisch perspectief te bekijken - met een licht voorbehoud voor kwaliteit. Maar toch, de waarde van een werk wordt voor hem fundamenteel door één ding bepaald: door hoeveel mensen bereid zijn ervoor te betalen. Dat maakt Barbara Cartland meteen waardevoller dan Hugo Claus, en de kok Piet Huysentruyt zit daar volgens de bestsellerlijstjes ergens tussenin. De avonturen van Kuifje moeten dus tot de top van de wereldliteratuur gerekend worden. En zo kan je vrijwel elke stelling van De Grauwe onderuithalen door even over zijn consequenties door te denken. De andere professor, Jan Pen, zal daarbij ook opmerken dat volgens De Grauwe met zijn nadruk op betalen ‘de prostitutie waardevol is en de echtelijke liefde niet’.
De bijdrage van Jan Pen is veel minder schematisch en weliswaar persoonlijker en anekdotisch, maar dat maakt ze er niet minder sterk op. Hij spreekt als een boekenliefhebber met een ruime interesse en weet tegelijk de bellettrie - waar De Grauwe het de hele tijd over meent te hebben - in zijn precieze, relatief onbelangrijke economische betekenis te duiden. Zonder daarbij af te doen aan het genre. Met Jan Pen komen we eindelijk nog eens bij de kern van de zaak: het leesplezier. Het genot om te kunnen kiezen tussen veel boeken, zowel binnens- als buitenshuis, het plezier die boeken te hebben, ze vast te nemen, te doorbladeren en ze te (her)lezen. Dáár was het al die tijd om te doen en dát is wat zoveel tijdschriften wel eens missen.
In het verlengde van hun verschillende leeshouding hebben De Grauwe en Pen ook verschillende aanbevelingen voor de overheid. Wat subsidies betreft, is het volgens de Grauwe vooral voor ‘jonge schrijvers’ moeilijk om van hun pen te leven. Voor hen en alleen voor hen moet de overheid corrigerend optreden. ‘Monumentenzorg’ om de oudere werken leverbaar te houden, steun bij vertalingen en dergelijke komen in zijn bijdrage eenvoudigweg niet ter sprake. Jan Pen vindt dan weer dat de overheid wel op de bres moet staan voor het boek (ook door ‘verticale prijsbinding’, de door De Grauwe verguisde ‘vaste boekenprijs’), in de eerste plaats door het bewaren van boeken, door het investeren in bibliotheken.