had, maar dan wel zonder uw naoorlogse emancipatie en surplus, laat staan uw hang naar vrouwen.
Het is er niet van gekomen, Frans. In de herfst van 1997 werd uw leven onderbroken, onrechtvaardig vroeg. Als ik gezond blijf (fitnessprogramma Dames 2) word ik in de lente van 2004 de oudste van ons tweeën, onrechtvaardig in leeftijd bevoordeeld.
Dat ik 2004 haal, is natuurlijk niet zeker (temeer daar we in België massaal vergiftigd zijn met dioxine, een beker die aan u is voorbijgegaan, wekenlang kippen en varkens vooraan in het nieuws). Maar het ziet er wel naar uit dat ik binnen vijf maanden de eenentwintigste eeuw haal. Dat doen we met zijn velen, Frans, ik - en ik klop nu even af op mijn schrijftafel - met al de mijnen. (Het heeft overigens niet veel gescheeld of Johan A. ontbrak, uw voormalige chroniqueur ja, voor mij een voorganger zoals gij. Uw kwaal ook zijn kwaad, grote consternatie onder familie en vrienden, medisch alle hens aan dek. Het alarm is inmiddels afgeblazen, binnen een maand viert Johan zijn tweeënzestigste verjaardag.)
Verhofstadt begint aan 2000 als premier - ‘dat had Verleyen moeten meemaken,’ denk ik daarover, met een vertedering die door Gerard wordt weggelachen omdat hij alleen politiek op zulke dingen reageert. Wilfried Martens is hertrouwd en vader van een tweeling, nu kleutermeisjes. Jan Hoet heeft zijn museum, met groeiend succes. Mieke Vogels en Bert Anciaux zitten in de Vlaamse regering die tot voorbij 2002 zou moeten standhouden. Vooral over die laatste kwibus, nu - stel u voor - minister van Cultuur, mis ik een wijs Woord vooraf van u.
Er is veel over het eind van de twintigste eeuw en de komst van de eenentwintigste te doen, lieve Frans, veel opgeklopt gedoe. Het interesseert me niet echt en amuseert me maar matig. Ik zie de magische datum alleen als een extra scheidingslijn tussen de doden die we in de twintigste eeuw achterlaten en de levenden, ikzelf en de mijnen en de velen, die nog jong of al in jaren gevorderd die eenentwintigste eeuw aansnijden.
De meeste doden mogen rusten in vrede in de voorbije eeuw, de hunne. Mijn moeder stierf te jong, maar haar tijd zou intussen toch al gekomen zijn. Maar dat iemand als gij achterblijft, Frans, kan ik niet hebben. Ik en anderen nemen u wel mee in gedachten (uw Schubert-cd kwam in mijn auto terecht, de postume bundeling van uw Knack-rubriek staat tussen mijn boeken, naast uw verhalen over Felix Timmermans), maar toch haalt gij daardoor de eeuw die ook u toekwam niet echt. Scherven voor Sus noemde Hugo Claus het gedicht dat hij op uw begrafenis voorlas (en dat ik bij gelegenheid nog eens ter overweging moet geven aan Gerard, die liever met Claus te doen heeft dan hij met u had - wat wilt ge, Claus zo'n aimabele man, en gij zo'n getormenteerde).
‘Bedankt voor je aanwezigheid als afwezige vader,’ zei een van uw dochters op uw begrafenis en dat lijkt me nog het mooist gezegd, afwezige Frans.
Jarige
Brigitte