| |
| |
| |
Marco Steenvoorden
Hedenavond: The Roots
Kroniek
Dirk van Weelden, Van hier naar hier. Meulenhoff, Amsterdam, 1999.
Hey man, zei mijn vriend Seti, waar ga je nou heen? The Roots beginnen al over een halfuurtje.
Even een boek halen, op 't Spui, ga maar vast. Dan zie ik jullie wel in de Zwarte Kerk. Een donderdagavond, en ik stapte de boekenwinkel binnen. Vrijwel direct drong de kwestie zich aan me op: vragen of zoeken? Zoeken. Maar waar? Fictie? Filosofie? Biografie? Een herinnering vloeide naar boven aan Tim Parks' Adultery and other diversions (1998). Ik heb dat boek uiteindelijk kunnen vinden in de biografie-sectie, en toen ik later bij een lezingencyclus Tim Parks aantrof, vertelde hij dat hij bewust het midden had gehouden tussen korte verhalen, essays en autobiografische bespiegelingen. Genregrenzen zijn er om overschreden te worden. Vragen dan maar. Nee, toch niet. Het boek waarvoor ik kwam, Van hier naar hier van Dirk van Weelden, ligt voor de kassa tussen andere onplaatsbare boeken.
Dirk van Weelden noemt Van hier naar hier zelf geen boek, en de woorden fictie, filosofie of biografie zijn er überhaupt niet in te ontdekken. Hoewel het de ondertitel ‘essays en verhalen’ heeft meegekregen, noemt hij zijn recentste creatie een ‘dossier van 1980’. Het dossier bevat onder andere korte verhalen, in de vorm van sprookjes, utopieën en parabelen; daarnaast bestaat het uit (autobiografische) essays, onder andere muziek- en filmbesprekingen. Hij roept hierin niet zozeer de geest van 1980 op, als wel een ‘beweging’ aangaande gebeurtenissen tussen 1980 en nu. Naar eigen zeggen probeert hij zonder het noemen van ‘modernisme, postmodernisme, entropie, nomadologie, atopie, Grote Verhalen, decadentie, simulacrum, identiteit en avant-garde’ een voorwaardelijk beeld te geven van een ‘patroon’ dat hij in de ‘denk- en leef-beweging’ van 1980 en later vermoedt. Echter, omdat het dossier een generische assemblage is en de persoon Dirk van Weelden de assembleur, is het niet alleen een cultuurfilosofische beschouwing maar ook een autobiografisch, tijdgebonden document, verwant
| |
| |
aan Norman Mailers Time of Our Time (1998) of Martin Brils Het Tekort (1998).
Met het boek in de rugtas stap ik de Zwarte Kerk binnen, op zoek naar Seti en in afwachting van het concert van The Roots.
| |
‘scheuren in de fictie’
Terwijl Brother Question en Black Thought hun positie op het podium innemen, en de overige Roots de stompende bastonen van ‘You ain't fly’ inzetten, denk ik terug aan mijn eerste hiphopalbum, L.L. Cool J.'s Bigger and Deffer (1987). Hoewel ik begreep dat elke rapper sneller en vloeiender en phatter en boeiender dan de competitie moest zijn, vond ik al dat braggin' 'n boastin' maar een raar verschijnsel. Ze hoefden toch niet zo te schreeuwen, de muziek bepaalde het phat-heidsgehalte toch wel op eigen kracht? Twaalf jaar verder en de ik-beschrijvingen zijn een essentieel deel geworden van het hiphoppakket. Rappers spelen zichzelf, versterken hun kwaliteiten en verdoezelen hun zwakheden, of creëren een compleet nieuw personage dat slechts in naam de hunne is. En hiphop is geen op zichzelf staande kunstvorm: ook de literatuur kent het egodocument, de bijna confessionele drang zichzelf te fictionaliseren.
In Van hier naar hier besteedt Dirk van Weelden enerzijds aandacht aan fictie en anderzijds aan een tussenvorm van essay en autobiografie, waarin hij zichzelf fictionaliseert. Hij creëert een publiek personage, bijvoorbeeld in zijn dagboekbrieven, onderdeel van het ‘Vast en vloeibaar’-hoofdstuk. Ondertekend met ‘dirk’, gericht aan M., laten geen van de brieven ons bepalen waar fictie begint en de realiteit eindigt. Passend, want in ditzelfde hoofdstuk staat een stuk over de Amerikaanse cineast-fotograaf Robert Frank (The Americans, 1959; Pull My Daisy, 1959), wiens semi-autobiografische werken ook ‘balanceren op de rand van het exhibitionistische en particuliere’.
Resultaat van dit ego-gekneed is dat je steeds meer van Dirk van Weelden in de andere personages van het dossier gaat terugvinden. In zijn bespreking van Jim Jarmusch' film, Permanent Vacation (1980), focust hij op bepaalde overeenkomsten tussen zichzelf en protagonist Allie Parker. In Allie Parker vindt hij zijn eigen falen terug, iets wat hij verhaalt op de overal opduikende ‘verwaarlozing, verval en stagnatie’ van 1980. Hij zegt:
De vooruitgang was op.
(...)
Wie twintig was en zich aan het begin van zijn eigen leven bevond, had de indruk zich op een dood punt in de geschiedenis te bevinden.
| |
| |
Jim Jarmusch' Allie Parker vertoont alle symptomen van de geestelijke ziekte van een twintigjarige adolescent die volwassen wordt te midden van het nulpunt van zijn eigen leven en dat van de wereld. Dirk van Weelden legt echter genoeg optimisme aan de dag om zich hier niet zomaar bij neer te leggen: een nulpunt is een begin, vanwaar de spiraal die hij beschrijft alleen maar opwaarts kan gaan. Vandaar dat hij Allie Parkers beschrijving laat volgen door die van DJ Shadows debuutalbum Endtroducing... DJ Shadouw (1996), want die ziet het nulpunt ook daadwerkelijk als uitgangspunt, waarvandaan de huls van de lege vooruitgang ‘ge-remixed’ kan worden en geïnverteerd wordt tot haar tegendeel.
DJ Shadow is een turntablist in de nog jonge traditie van The X-Ecutioners, en The Scratch Perverts, dj's die samples zo genadeloos terugsnoeien naar foneemgrootte, dat hun origine nagenoeg onaanwijsbaar wordt. Dit is iets anders dan diggin'in the crates: de draaitafel als instrument laat niets meer heel van de notie dat er ooit een origineel sample is geweest. Wat Dirk van Weelden hier uitlicht zijn de DIY-elementen, de doe-het-zelfkwaliteiten die een bricoleur als DJ Shadow gemeen heeft met de schrijver. Het zoeken naar ‘de weg van het kleine, eigen begin; te bouwen zonder vooropgesteld doel of criterium, ondergedompeld in het materiaal, de banaliteit van alledag’. En dit vindt hij niet alleen terug bij Allie Parker of DJ Shadow: ook bij zijn eigen Arbeidsvitaminen (1987, met Martin Bril), of bij schrijver-cineast Georges Perec en al die (andere) fictionele personages toont hij de wil tot experimenteren aan in hemzelf en het noodzakelijke ‘niets’ dat daaraan vooraf zou moeten gaan. En hij giet dit in een uiterst interessante mix van fictie, biografie en essay, hoewel niet elk experiment een gunstige uitwerking heeft (zie bijvoorbeeld het interview met zichzelf, waar de pretentie er in al haar serieusheid vanaf spat).
Dat experimenteren niet noodzakelijkerwijs met vooruitgang te maken heeft, blijkt uit één van zijn prikkelendere korte verhalen, ‘Alou's Mystory’, het eindexamenproject van een meisje uit het jaar 2022. Hoe futuristisch het stuk ook moge zijn (uiteraard met de onvermijdelijk virtual reality-verwijzingen), progressief wordt haar eindexamenproject nooit. Sterker nog, het verwijt dat Alou gemaakt wordt, is dat haar project juist regressief is:
Op school beweren ze dat mijn stijl van schrijven en linken uit de vorige eeuw stamt, ouderwets en overcompleet. Verstandelijk en stijf, klassiek. Taalverliefd, noemen ze me, en dat is niet als compliment bedoeld.
Progressief of regressief, futuristisch of ouderwets: het zijn benamingen die er niet toe doen. Waar het om gaat is, in Alou's woorden, ‘je al spelend verliezen in de zaak zelf (...) en de omgeving sterk en onthecht bekijken’. In wat hij noemt ‘de scheuren in de
| |
| |
fictie’, verweeft Van Weelden de concepten van zelf en niet-zelf, zoals ook fictie en biografie, cultuur en filosofie, en 1980 en 2022 met elkaar verweven worden. Wat Van hier naar hier laat zien is het patroon waar Dirk van Weelden naar op zoek was, en de verschillende wijzen waarop dat patroon terugkeert, doordat de omgeving op een bepaalde manier wordt bekeken.
| |
metakritiek
Zo was de stem, glijden en slaan tegelijk, zo was de taal. De ritmes en haperingen, breuken en syncopen, slagen en lijnen die elkaar kruisen, ze vormden samen een vloeiende beweging. Flow.
Dirk van Weelden, Orville (1997).
Alles wat The Roots maken bezit flow: jazzpoëzie onder dikke licks en traagstompende bastonen die sterk reverbereren in de Zwarte Kerk. Seti kijkt met het oog van een dj en ziet hoe de beat in het rijm in de bas in het orgel past. Ik kijk en zie vier jongens die uit Philadelphia, de hiphopschemerzone, komen: niet West Coast, niet East Coast. Welk perspectief krijgt voorrang vanavond?
Robert Franks The Americans, Jim Jarmusch' Permanent Vacation, René Daniëls' Exorcise Wheel, en DJ Shadows Endtroducing... DJ Shadow; in zijn besprekingen hiervan richt Van Weelden zich op het kijken en de betekenis die daaruit voortvloeit, daarbij de criticus dwingend tot een ‘metakritische’ manoeuvre. Hij beweegt zich al interpreterend door een massa van kunst, variërend van film tot muziek. Zoals de autobiografische elementen zich uitspreiden over de fictieve, zo is ook ‘de interpretatie’ een onderdeel van zowel zijn fictie als van zijn overig proza. Door zelf het voortouw te nemen met zijn interpretaties, neemt hij ons bij de hand en toont hij ons de welbekende basisprincipes van de interpretatie: geen lezing of zij is anders, perspectief of standpunt zijn van groot belang, focus of ‘aandachtszwaartepunt’ niet minder. Hij probeert echter ook het efemere van de kunst te vangen, de meerwaarde die zich niet door een analyse laat definiëren. Wanneer hij het over de meerwaarde van Robert Franks foto's heeft, roept hij het concept ‘Elders’ in het leven:
Ik noem het een Elders, een andere tijd en plaats dan vastgelegd door de foto. Als een foto ons raakt, dan is dat omdat hij iets toont dat we niet op de foto kunnen aanwijzen. Het is iets dat de foto vormgeeft, maar dat geen deel uitmaakt van de elementen van het plaatje.
Hij gaat verder met uitleggen dat het te maken heeft met ‘atmosfeer’, ‘verlangen’, ‘samenhang’. Afgezien van de overige basis- | |
| |
principes van interpretatie is dit de interessantste poging om op structurele wijze de meerwaarde van kunst aan te duiden: het ‘Elders’ blijft vaag, maar de pogingen tot verlichting van de contouren werken plezierig suggestief. Uiteindelijk concludeert Van Weelden dat het ‘Elders’ ontstaat op het moment dat de kijker, de kunstenaar en het kunstwerk samensmelten. In het autobiografische ‘Ballast’ staat iets wat dit misschien wel het best benadert: hij noemt het ‘een onafhankelijk en bewegend onderdeel van de wereld zijn’, iets wat tegelijk verbonden met en los van de wereld en het kunstwerk is.
Hoezeer paradoxale kwesties van binding en de efemere meerwaarde van kunst ook de aandacht verdienen, er moet hier zeer zeker een kanttekening geplaatst worden. Van Weelden blinkt namelijk niet uit in film- en muziekkritiek. Het voornaamste slachtoffer hiervan is ‘It will be your Babylon’, vijftig pagina's waarin de citeerlimiet ruimschoots overschreden lijkt met de bijna-complete monologen en dialogen van Jim Jarmusch' Permanent Vacation. Ook ‘Het ritme liegt niet’, de bespreking van DJ Shadows Endtroducing... DJ Shadow, lijdt onder het navertelsyndroom. In beide gevallen is kritiek uiten echter niet eenvoudig, omdat zowel DJ Shadows mixopvattingen als Allie Parkers ontwortelde non-avonturen thematisch nauw aansluiten bij het overige proza van Van hier naar hier. Daarom is het ook niet zo dat ik mezelf er makkelijk uit kan redden door te zeggen dat ik net zo goed de film had kunnen huren of de elpee had kunnen aanschaffen. Het is namelijk Dirk van Weeldens interpretatie en het patroon dat hij wil vinden, die hier de thematische boventoon voeren. Dirk van Weeldens interpretaties zouden hier dan ook niet zozeer kwalitatief als op mogelijke functie en context bekeken moeten worden. En dat werkt, ondanks de citeerwoede.
| |
bridge
Één van de dingen waarin The Roots echt the dopest zijn, zegt Seti, is het gemak waarmee ze van A naar B gaan, hoe bedrieglijk eenvoudig het klinkt als ze een versnelling of toonladder hoger gaan. Takin' it to the bridge, in de taal van James Brown. Een verandering, beweging van iets naar niets, zwart naar wit, hoog naar laag, en omgekeerd. En dat zonder dj. Bij dit laatste klinkt de dj in Seti overigens lichtelijk verongelijkt.
In het algemeen is Van hier naar hier een tamelijk optimistische verzameling. Slechts een enkel moment laat Dirk van Weelden een crisismoment doorschemeren, als hij net in Amerika aankomt en niet meer weet wat hij wil doen:
| |
| |
Maar wat me gek kan maken is de horror van de stilstand. Ken je die? Dat is de gewaarwording dat je er niet meer in zult slagen nog werkelijk iets mee te maken, omsingeld als je bent door herkenning en herhaling.
Stilstand is hier het kernwoord en zijn angst hiervoor leidt hem naar dat patroon waar hij al die tijd naar zocht, de beweging die hij nodig had om zichzelf te bevrijden. Zichzelf, en al die andere hoofdpersonen, fictief en reëel. Wat zij nodig hadden omschrijft hij als het moment van ‘flux’, een omslagmoment, om het even welke kant op. Hij beschrijft het voor zichzelf, als resultaat van en effectief middel tegen de eenzaamheid en melancholie. Hij beschrijft het in het korte verhaal ‘Schuilkelder’, als het ‘dode moment’ tussen vernietiging en wederopbouw van een land dat net uit de oorlog komt. En uiteraard beschrijft hij het ook in Jim Jarmusch' Allie Parker, die als het ware de personificatie van het nul- of omslagpunt is.
Voor Van Weelden is het belang van het fluxmoment niet te onderschatten. Het is het patroon waarnaar werd gezocht en dat werd gevonden: het fluxmoment is zowel een moment van ‘niets’ als een moment van scheppingsdrang en grote creativiteit. Vandaar zijn nadruk op het jaar 1980, toen de vooruitgang op was en het kleine zegevierde over het grote. Vandaar ook zijn continue stroom van verklaringen en metaforen die het fluxmoment moeten toelichten en uitdiepen: het dode moment, de verbruikte vooruitgang, de kunstmatige vernieuwing, het ‘nietspunt’ van de rivier, de bevroren doornuittrekker. En dit thema is niet nieuw voor Van Weelden. In Orville gebruikt hij muziek van The Roots, van de elpee Do You Want More?!!!??! (DCG, 1996) om de betekenisvolle leegte van het fluxmoment te benadrukken:
Door ergens in de groove,
zomaar een gat te laten vallen / /
Een wat vreemde regel, om te laten zien dat niet alleen de beat betekenis geeft, maar ook de stilte voorafgaande aan de beat. En dat niet alleen het dieptepunt (of hoogtepunt) van iemands bestaan betekenis heeft, maar juist ook die tussenfase, die leegte tussen dieptepunt en nieuw begin, die creëert en recreëert en (gevoel van) nieuwe richting geeft.
En ik denk dat Dirk van Weelden met Van hier naar hier gelijk heeft. Dat wat uitblinkt laat zich niet vangen en valt meestal niet in een nette categorie, maar net daarbuiten, buiten het kader van de definitie. Van Weeldens mooiste momenten vinden plaats in dat schemergebied tussen fictie en autobiografie, en op dat drielandenpunt van literatuur, film en muziek.
|
|