Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 10 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 10
Afbeelding van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.31 MB)

ebook (39.46 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 10

(1900)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 472]
[p. 472]

Van de redactie.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden naar hunnen oorsprong en beteekenis verklaard door dr. F.A. Stoett. - Zutphen, W.J. Thieme & Cie. 1900.

De uitgevers van dit boek deelen meê dat we zullen krijgen ‘het eerste wetenschappelijk spreekwoordenboek’ en drukken eene aanbeveling af van den hoogleeraar dr. J. Verdam (die zich gunstig heeft uitgelaten over het werk, dat nog niet voltooid was toen hij zijn artikel schreef) in het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde. Zulk een woord is voldoende en de uitgevers hadden daar niet veel bij te voegen. Wij kennen, bovendien, den schrijver, wiens uitgave van Hooft's gedichten, te oordeelen naar het eerste deel, een aanwinst mag heeten voor de beoefenaars onzer woordkunstgeschiedenis.

De schrijver valt met de deur in huis - daar hebt ge al een spreekwoord! Geene inleiding, niet het minstlettergrepig woord vooraf, niemendal. ‘Geene a voor eene b kennen’ begint hij. We vinden 't jammer. Een geleerde als dr. Stoett zou ons heel wat kunnen vertellen met betrekking tot de spreekwoorden, heel wat nieuws, voorzeker, dat we gaarne in zijn woordenboek hadden gevonden. Laat ons hopen dat het nog komt, het zij dan in een supplement-aflevering, die gebonden zou kunnen worden bij de tien, die ons beloofd werden.

Volstrekt noodig is zulk eene inleidende studie wel niet bepaald; maar toch zeer wenschelijk voor de gebruikers van het spreekwoordenboek omdat de schrijver door elkander geeft spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden. Het geval is denkbaar dat iemand - laten we zeggen een vreemdeling - die onze taal bestudeert en het boek van dr. Stoett gebruikt, eene uitdrukking heeft gehoord en die niet vindt vermeld.

De teleurgestelde zal zich afvragen: is de uitdrukking een spreekwoord of heb ik er haar verkeerdelijk voor gehouden? Hij zou dan gaarne hebben vernomen wat een spreekwoord is, niet volgens een ander, maar juist volgens den schrijver, die ‘het eerste wetenschappelijk spreekwoordenboek’ gaf aan ons volk. En die vraag is moeilijk te beantwoorden. Een spreekwoord is een algemeen gebruikte en overal begrepen uitspraak. B.v. bitter in den mond maakt het hart gezond. Ontbreekt de algemeene bekendheid en de algemeenheid van het gebruik, dan is het geen spreekwoord of geen spreekwoord meer; doch in het laatste geval een, enkel aan geleerden bekend archaïsme. Ondertusschen is het zeer moeilijk te bepalen, voor den niet taalgeleerde, of zulk een uitspraak misschien enkel in zekere gewesten of in nog engeren kring: in een stad of in een streek wordt gebezigd en algemeen verstaan.

[pagina 473]
[p. 473]

Indien dr. Stoett dus onze omschrijving (of een veel betere) had gegeven, dan zou men weten dat het niet opgenomene ook niet beantwoordde aan de eischen, door den vervaardiger van het boek gesteld en dus, volgens dr. Stoett, geen algemeen Nederlandsch spreekwoord was. Dit is een praktisch voordeel van zulk eene inleiding.

Gaarne zouden wij van den schrijver hebben gehoord hoe hij zich het worden tot spreekwoord van eenig gezegde denkt. Er zijn misschien, zooal geen vaste regelen, toch eenige voorwaarden op te geven. Volksdichters en tooneelspelschrijvers b.v. hebben spreekwoorden gemaakt. Het tot spreekwoord worden van sommige hunner uitspraken is te verklaren uit het succes van hunne werken. Maar veel minder eenvoudig is dat reeds voor b.v. spreekwoordelijk geworden uitspraken in verband staande met beroepen en bedrijven. Immers, daar is uitbreiding van beteekenis der woorden voorafgegaan. Als het tij verloopt moet men de bakens verzetten is een overdrachtelijke uitdrukking als spreekwoord en moet in letterlijken zin worden opgevat als axioma voor den opzichter van waterstaat. Er is dus heel wat voorgevallen eer deze uitspraak als wijsheid des volks in aller gesprekken kon voorkomen. Maar, is zij nu reeds bij de varensgezellen overdrachtelijk geworden of werd zij dit eerst in den mond des volks? Is hieromtrent, ten minste van enkele spreekwoorden, iets te weten te komen? We zouden 't gaarne vernemen van dr. Stoett.

Over den levensduur der spreekwoorden valt ook veel te vragen. Er zijn er verdwenen, er moeten er voortdurend verdwijnen, omdat zij niet meer begrepen worden, omdat zij zijn vervangen door andere, omdat ze niet meer betrekking hebben op algemeene toestanden uit de tegenwoordige maatschappij. Wij noemen als voorbeeld het leenstelsel. Opmerkelijk is dat spreekwoorden een zeer lang leven kunnen hebben, veel langer dan de toestanden, die zij uitdrukken of waaraan zij hun ontstaan te danken hebben. De volkstaal, hoe snel zich vervormend in sommige tijdperken, is ten gunste der spreekwoorden zeer behoudend. Wij kunnen dat leeren uit de zeer diepgaande artikelen van dr. Stoett zelf; maar het zou toch wel goed zijn, als de geleerde schrijver ons opzettelijk nog wat voorbeelden gaf van spreekwoorden en uitdrukkingen, die, hoewel slechts door een kleine minderheid ten volle begrepen, nochtans druk worden gebruikt en dus wel degelijk behooren tot de levende taal.

Zoo zal men ook uit zijn werk kunnen zien hoe sommige spreekwoorden bepaald eerst alleen gewestelijk moeten zijn geweest, doch hun gebruik al meer en meer algemeen is geworden, niet altijd zonder schade voor den vorm. Ook hieromtrent hadden wij van den schrijver gaarne het een en ander vernomen in zulk een inleiding, als boven werd aangeduid.

Onnoodig was het zeker spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden afzonderlijk te geven. Dr. Stoett deed er o.i. wijs aan ze in alphabetische volgorde te vermelden. Nadere omschrijving van de gegeven vier groepen achten wij evenmin een bepaald vereischte.

Over het nut eener classificatie der Nederlandsche spreekwoorden kan men verschillend oordeelen. In elk geval moet het niet veel meer dan bezwaren

[pagina 474]
[p. 474]

opleveren dáárop de indeeling van een woordenboek te bouwen. Zulk eene classificatie, toch, kan onmogelijk volmaakt wezen. Dit is een gewichtig argument voor het plaatsen in alphabetische volgorde. Maar misschien zou er iets vóór zijn geweest de spreekwoorden, alphabetisch, doch afgezonderd van de spreekwijzen enz. te geven, omdat zij zulk een geheel ander element vormen van de volkstaal dan de drie later genoemde groepen.

Classificatie der spreekwoorden met de bedoeling alle te behandelen artikelen te brengen onder een der vooraf gekozen rubrieken is, naar wij boven schreven, bedenkelijk. Het nut dat eene classificatie kan hebben ligt enkel in het praktische. Er valt, namelijk, over zekere groepen iets te zeggen; er valt nog meer over te vragen. Wij kunnen b.v. de spreekwoorden verdeelen in universeele, internationale, vaderlandsche en misschien gewestelijke. Er zijn spreekwoorden die, in zeer nauw aanverwante vormen, bestaan in zóó vele landen, dat men ze universeel zou kunnen noemen. B.v. Kijk een geschonken paard niet in den bek; men moet het ijzer smeden terwijl het heet is en heel wat spreekwoordelijke hatelijkheden op de vrouw en het huwelijk; er zijn spreekwoorden, die in verschillende landen worden gebruikt. Wij hebben er gemeen met Frankrijk en Duitschland, vooral de aan den bijbel of aan de klassieken ontleende, maar ook vele andere, naar men van Dr. Stoett zelf leeren kan. Ons dunkt dat ook wetenschappelijk het een en ander van die groepen zou zijn te zeggen. Er zullen wel voorwaarden zijn te noemen, waaraan spreekwoorden moeten voldoen om zoo algemeen in nagenoeg gelijken of geheel identieken vorm te kunnen worden gebruikt. Het vaderlandsche spreekwoord is afkomstig van dichters en schrijvers of ontleend aan uitdrukkingen betreffende beroepen en bedrijven, of het behoort tot de spontane. Gedeeltelijk zal misschien kunnen worden verklaard, waarom het gebruik van sommige beperkt bleef tot ons vaderland. Voor die, van Nederlandsche schrijvers afkomstig, is het duidelijk, waarom ze elders niet voorkomen; er kan misschien soms een antwoord worden gevonden op de vraag waarom de andere niet verder kwamen dan onze enge grenzen. Wij noemen: In het veen ziet mue op geen turfje.

Reeds uit het weinige, wat hier werd aangestipt, volgt dat men bij eene classificatie van tweeërlei kan uitgaan. Men kan in hoofdzaak letten op de beteekenis en men kan voornamelijk letten op den vorm. Let men op de beteekenis vooral, dan - dunkt ons - zijn er maar weinig niet universeele spreekwoorden; let men op den vorm dan zijn er maar enkele.

Spreekwoorden te verdeelen in groepen naar hunne beteekenis kan alleen nuttig zijn, indien men die van verschillende volken tegelijk behandelt en komt dan ook alleen te pas in een werk over ‘het’ spreekwoord, zoo algemeen mogelijk. Daarin zou men kunnen handelen over spreekwoorden met betrekking tot de vrouw, het huwelijk, den dood, de ijdelheid van al het aardsche, gierigheid, leugenachtigheid, hygiëne enz. enz. In zulk een werk zou moeten worden gewezen op de wanhopig makende algemeenheid van sommige vooroordeelen en de nuchterheid tegenover het ideale der spreek-

[pagina 475]
[p. 475]

woorden van nagenoeg alle volken, daaronder begrepen de Oosterlingen. Eene gedachte moet al heel laag bij den grond zijn om in het spreekwoord te kunnen voortleven gedurende eeuwen. Men late zich niet misleiden door den soms verrassenden vorm, waarin (bijv. door de Chineezen) erg nuchtere dingen worden gezegd. In den grond zijn de spreekwoorden aller volken nagenoeg gelijkwaardig en als verzamelingen even onsamenhangend. De vrouw is een verachtelijk wezen, maar ook het heerlijkste wat men kan begeeren; de gierigaard is hatelijk, maar slim is de man, die op de dubbeltjes past; de jaloersche echtgenoot is bespottelijk, de nooit ergdenkende eveneens... onzinnig zijn de hygiënische spreekwoorden overal: melk op wijn dat is venijn, wijn op melk is goed voor elk. En dat noemt men in Frankrijk La sagesse des nations!! daar, waar men toch ook heeft, van oudsher, hetzelfde: Vin sur lait c'est souhait; Lait sur vin, c'est venin en waar men aan niet minder nationale domheden in het spreekwoord een lang leven schenkt dan wij.

 

Worden er nog spreekwoorden gevormd?

Het komt ons voor dat op deze vraag geen beslissend antwoord is te geven. We weten het niet en we kunnen het niet weten. Dat de menschen zich minder van spreekwoorden bedienen dan vroeger is wel zeker. 't Is geen mode meer; het staat ouderwetsch en dus komiek. Laat iemand in een kluchtspel maar veel spreekwoorden gebruiken, desnoods niet eens te onpas, en hij kan er zeker van wezen dat het publiek lacht. Spreekwoorden in onze gesprekken schijnen uit den toon. Men hoort ze nog het meest van oude lieden, dienstboden, boersche menschen. Een voornaam heertje, dat haasten verkeerd vindt, zal niet zeggen: haastige spoed is zelden goed of schippertje breek je lijn niet of gauw en goed is een dubbele kunst: dat zegt de schoonmaakster tegen de werkmeid en daarmee doet ze - wie weet? - een taalgeleerde, die 't afluistert, een grooten dienst. Het is daarom hoog tijd dat ze worden opgeteekend; want ze moeten er aan, althans de aardigste. Ge hoort ze trouwens maar zelden meer in hun geheel gebruiken: Wie lest lacht...; Beter ten halve gekeerd... enz. Van al het nieuwe, in de laatste eeuw tot stand gekomen, maakt het spreekwoord geene melding. Dat het nog gedeeltelijk zijne bekoring houdt komt, schijnt het, door zijn ouderdom. Tracht maar eens te vertalen. Met onwillige honden is 't slecht hazen vangen: 't is slecht racen met een roestige fiets; alle hout is geen timmerhout: van elk soort ijzer maakt men geen locomotieven òf: elk gas is geen lichtgas. Het wordt treurigbespottelijk. Wij willen dat de ‘wijsheid’ der vaderen tot ons komt in der vaderen taal.

Maar later, misschien? Het is, dunkt ons, wel zeker dat oudtijds het spreekwoord spoedig ontstond na de zaak, die er de beeldspraak voor leveren kon of het werk van den schrijver, die gelukkige regels had gegeven. De Catsiaantjes dagteekenen uit den tijd van Cats. Wie kent spreekwoorden, ontleend aan Beets? Niet eens de Genestet, die toch, o.a. in zijn Leekedichtjes, prachtig spreekwoorden-materiaal heeft gegeven, is vader van wezenlijke spreekwoorden geworden.

[pagina 476]
[p. 476]

Men citeert hem vaak, dat is al en lang niet hetzelfde. In andere landen gaat het evenzoo. De Fransche geest uit zich in populair wordende idiootheden: on dirait du veau; vas-y-donc, c'est pas ton père en dergel.

Men kan dus een inventaris gaan maken met veel kans dat die definitief wezen zal. Het werk van dr. Stoett zal, te schatten naar het gedeelte dat ons ter beoordeeling werd toegezonden, een zeer goede inventaris worden. Het zou voorbarig zijn nu reeds over de wijze van bewerking uitvoerig te spreken; wèl mag worden getuigd dat hetgeen wij ontvingen beantwoordt aan hooge eischen. Geheel, naar ieders meening compleet kan zulk een werk niet wezen. Zoo missen wij de uitdrukking ‘afleggen’ in den zin van een doode ontkleeden, en omwikkelen, doch vinden daarentegen veel meer dan wij zouden hebben verwacht. In de eerste aflevering zien wij reeds de bewijzen dat dr. Stoett het zich niet gemakkelijk heeft gemaakt en den lezer niet met een schijn-verklaring wil trachten tevreden te stellen. De voorbereiding van dit boek zal eene geweldige inspanning hebben gevorderd, zelfs van een geleerde als de schrijver toont te zijn. Dat dr. Stoett waardeering vinde!

 

F.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden


auteurs

  • Frits Lapidoth