De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français. Jaargang 1978
(1978)– [tijdschrift] Franse Nederlanden, De / Les Pays-Bas Français–
[pagina 24]
| |
Wat leren ons de eigentijdse bronnen?Over de opstand van Kust-Vlaanderen worden wij hoofdzakelijk ingelicht door verhalende bronnen en speciaal door het Chronicon comitum Flandrensium. Diplomatieke bronnen en bronnen uit de ambtelijke praktijk zijn er wel, maar ze zijn veel lakonieker. Op basis van de laatstgenoemde dokumentatie zouden wij het verhaal van de opstand, waarvan het Chronicon een kleurrijke beschrijving geeft, slechts zeer fragmentarisch kunnen rekonstrueren. De twee groepen bronnen vullen elkaar evenwel goed aan.
H. Van Werveke heeft in een opstel over Nikolaas ZannekinGa naar eind(1) van de door het Chronicon aangehaalde uitingen van opstandigheid een uitstekende syntese gemaakt: ‘Eerst had men het op de keurheren (de hoofden van de kasselrijen) en op de belastingheffers gemunt. Weldra plunderden de boeren de kastelen van de edelen leeg, en verzetten ze zich tegen het innen van de tienden. Duidelijker en duidelijker scheen voor hun geest als ideaal het beeld van een maatschappij te zweven, waarin vorst en bevoorrechte standen volledig uitgeschakeld zouden zijn’.
In die vijf jaar durende opstand streed Zannekin van het begin af in de voorste gelederen. Samen met Zeger Janszone | |
[pagina 25]
| |
![]() Op 21 januari 1325 beveelt Lodewijk van Nevers zijn oom Robert van Cassel de opstand van die van het Brugse Vrije, Klaas Zannekin en hun medestanders te onderdrukken. Uit: Oorkonden van Vlaanderen, reeks l, nr. 2143 ro (Foto Algemeen Rijksarchief, Brussel).
onderwierp hij heel de Westhoek, Torhout, Roeselare en de kasselrij Kortrijk.
Op 21 januari 1325 geeft Lodewijk van Nevers aan zijn oom Robert van Cassel het bevel de opstand van die van het Brugse Vrije, Klaas Zannekin en hun medestanders te onderdrukken, hetzij door hun huizen plat te branden, hetzij door hen te vermoorden of te doden, hetzij door hun bezit of gronden te laten overstromen, hetzij op welkdanige manier mogelijkGa naar eind(2).
De ridders lieten zich allerminst tot het toepassen van een dergelijke wijze van oorlogvoeren aansporen: ‘zij trokken uit, verbrandden de huizen van het gemeen en al diegenen, die ze vonden, werden gedood of gevangen en hen, die ze gevangen wegvoerden uit het gevecht of zonder gevecht, werden onthoofd of zonder medelijden op hoge wielen geradbraakt’Ga naar eind(3). | |
[pagina 26]
| |
![]() Lodewijk Il van Nevers, uit de Memoriën van Antoine de Succa (Kon. Bibl. Il 1862/1, fo 75 ro). (Copyright Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel.)
| |
[pagina 27]
| |
Ondanks de wederzijdse terreur bleven de opstandelingenleiders het vertrouwen van hun volgelingen genieten. Zannekin werd begroet ‘alsof hij een Engel Gods ware’ en men had groter ontzag voor hem dan voor welke heer dan ook. Een poging om door bemiddeling van scheidsrechters in de Ter Duinen-abdij een einde te maken aan het konflikt mislukte. De strijd begon opnieuw en in juni 1325 namen de opstandelingen leper in. Te Kortrijk werd de graaf gevangen genomen. Uiteindelijk bleef in het hele graafschap alleen nog de stad Gent aan de zijde van de vorst. Slechts een beroep op zijn suzerein Karel IV de Schone, koning van Frankrijk, kon, samen met het uitspreken door het kerkelijk gezag van een interdikt, voor Lodewijk van Nevers het tij doen keren. Vooral het interdikt dreef de splijtzwam in de eensgezindheid van de opstandelingen. De meer gematigden hadden aanvankelijk de bovenhand en lieten de graaf op 30 november 1325 in vrijheid stellen. Vervolgens werden de opstandelingen gedwongen de vrede van Arques (19 april 1326) te onderschrijven. Hierdoor werd de financiële druk op het graafschap nog verzwaard. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat de opstand opnieuw opflakkerde. Wat vroeger gebeurd was, herhaalde zich: zeer spoedig stond vrijwel het hele graafschap opnieuw aan de zijde van de opstandelingen. Tenslotte zou het op 23 augustus 1328 in de nabijheid van Kassel tot een beslissend treffen tussen Zannekins militie en het leger van Filips VI van Valois - die intussen Karel IV had opgevolgd - komen. Onverwachts vielen de Vlamingen het Franse legerkamp aan, maar Zannekins troepen werden toch spoedig in verdediging teruggedrongen. In kroonvormige slagorde opgesteld boden ze felle weerstand. De Fransen slaagden erin de Vlaamse slagorde te verbreken door de schijn te wekken aan de Vlamingen een vluchtgelegenheid te laten. De Vlamingen trapten in de taktische val: in hun overijlde vlucht werden de meesten gedood. Ook Zannekin sneuvelde op het slagveldGa naar eind(4). Zo eindigde volgens het Chronicon ‘die pest van het volk opstaande tegen zijn oversten’. | |
[pagina 28]
| |
Volledig was de opstand en zijn gevolgen evenwel nog niet afgewikkeld. Er volgden nog vele terechtstellingen, verbanningen en verbeurdverklaringen. Ook Zannekins bezittingen, 38 gemeten (ong. 16 ha.) grond te Lampernisse, werden verbeurdverklaard.
Bij het relaas van de gebeurtenissen moeten wij beklemtonen dat, noch in het ‘anti-Vlaams’ Chronicon, noch in de archiefteksten, ook maar ergens sprake is van een ‘nationalistische’ of zelfs maar ‘nationale’ opstand. In beide groepen bronnen gaat het om ‘opstandig gepeupel’ (wij halen de bewoordingen van de bronnen aan) tegen zijn heer. Het gaat niet om Frans tegen Vlaams of omgekeerd, maar om bevoorrechten, hoofdzakelijk uit het graafschap Vlaanderen, tegen verdrukten uit hetzelfde graafschap. Of een verschillende taal hierbij een element van verdrukking is geweest, is niet duidelijk. In elk geval blijkt zoiets niet uit de ter beschikking staande bronnen. | |
Hoe werd Zannekin een nationale vrijheidsheld?Het is dus uit de met de gebeurtenissen gelijktijdige bronnen op te maken, dat het nationalisme, zoals dit in de 19e eeuw tot stand kwam, aan de opstandelingen uit Kust-Vlaanderen onbekend was. Wij moeten goed voor ogen houden dat die mensen leefden in een totaal andere maatschappelijke organisatie dan onze voorouders uit de 19e eeuw. Hun kader is (nog) niet dat van de nationale staten - zeker niet binnen ons gebied, en zelfs in Engeland en Frankrijk kan de honderdjarige oorlog niet als breekpunt tussen feodale en nationale staten beschouwd worden - maar dat van de feodaliteit. Uit de kroniekenGa naar eind(5) blijkt dat de opstandelingen argumenteerden dat het land niet volgens de oude gewoonten werd bestuurd, zodat het gemeen tegen de heersers opstond: Colin Zanequin... disoit que li gouverneur du pays ne le gouvernoient mie as usages anciens, et avoit atrait grant partie du commun peuple à son accord, et commencha à mettre à mort les gouverneurs et baillieus du pays (kursief van ons). Blijkens dezelfde kroniek komt de Franse koning evenmin naar Vlaanderen om ‘nationalistische redenen’. In feite is | |
[pagina 29]
| |
![]() Rolrekening 2923: verbeurdverklaring ten nadele van Zegher Janszone (Sohiers f. Jehan) uit Bredene, medestander van Zannekin. (Foto Algemeen Rijksarchief Brussel.)
het zo dat Filips van Valois, een groot voorstander van de herleving van de feodaliteit, zoals die zich in de 14e eeuw voordeed, en bij zijn kroning door de aanwezige pairs (pares) als de hersteller ervan beschouwd, daar, bij zijn kroning te Reims, plechtig beloofd had - zoals het een rechtgeaard leenheer paste - zijn leenman Lodewijk van Nevers te helpen om opnieuw meester te worden in zijn graafschap: (A Reims) fu fais chevaliers Loys, li contes de Flandres et requist au roy que pour Dieu il luy voulsist aidier et eust pité de luy; car ses gens ne luy voloient obéir. Tantost manda li rois tous ses barons qui là estoient, et leur requist que, par la foy qu'il luy devoient, ils fussent tout en armes à Arras, as octaves de la Magdalaine; car il avoit intention de mettre les Flamens en sa subjectionGa naar eind(6).
Het onderwerpen van de Vlamingen is, in de ogen van de koning en van de graaf, niet het onderwerpen van een nationaliteit, van een volk, maar wel van hoogmoedige en overmoedige onderhorigen aan feodale, bevoorrechte heersers.
Of de koning ook de bijgedachte had om een stuk van het territorium van zijn leenman bij zijn eigen domein in te lijven, weten wij niet. In elk geval is dit niet gebeurd en niets wijst erop dat dit de bedoeling zou zijn geweest. Het enige wat | |
[pagina 30]
| |
![]() Manifest van de ‘Volks Maetschappy van Zannekin’ te Ronse (1844).
| |
[pagina 31]
| |
men kan zeggen is dat de koning zichzelf de twee derden van de opbrengst van de inbeslagnemingen heeft voorbehouden, maar ook die houding kadert volledig in een feodale kontekst.
Voor de Vlamingen van de 14e eeuw was Zannekin misschien wel een held die zich teweer heeft gesteld tegen een ‘volksvreemde’ graaf en zijn heersende akkolieten en tenslotte slechts heeft moeten onderdoen voor een onbeminde, als totaal vreemd beschouwde koning, die als suzerein zijn vazal ter hulp was gekomen; een nationale - in de zin van nationalistische - held was Zannekin echter niet!
Hoe werd nu het beeld van Zannekin doorheen de historiografie gewijzigd?
Jean Froissart, de beroemde Franse 14e-eeuwse kroniekschrijver, heeft een met de overige gelijktijdige - of ongeveer gelijktijdige - bronnen enigszins overeenkomende visie, maar hij schildert Zannekin, zonder de minste nuance, af als een wrede muiter, behorend tot het ergste gepeupel. Dit is duidelijk onjuist als men bedenkt dat Zannekin ongeveer 38 gemeten grond bezat, zoals blijkt uit de lijsten van verbeurdverklaringenGa naar eind(7). Toch is de opstand gericht tegen de inningen en de afpersingen die er ongetwijfeld mee gepaard gingen. Ook volgens het reeds veelvuldig geciteerd Chronicon zijn de motieven van de opstand bij de aanvang de onevenredige belastingdruk en op het einde de haat tegen de rijken en de priesters. De nadruk ligt, zoals reeds werd aangetoond, duidelijk op het sociaal karakter van de opstand, een pest van het volk tegen de overheid (pestis popularium contra superiores).
Ook de kroniek van Adriaan de Budt legt de nadruk op de tegenstelling tussen arm en rijk. Jacobus Meyerus, de beroemde 16e-eeuwse auteur, die Froissart in zijn Commentarii sive Annales rerum Flandricarum van dichtbij volgt, zegt van Zannekin dat hij een beter lot zou hebben verdiend als hij maar een edeler zaak had gediend. Nicolas Despars doet weinig meer dan Meyerus vertalen.
Aan de andere kant beweren enkele kronieken, zoals de kroniek van Jan van Dixmude en de Rijmkroniek van Vlaenderen, dat Zannekin uit een der meest gegoede families uit Veurneambacht | |
[pagina 32]
| |
![]() Symbolische zerksteen van Zannekin aan de gevel van de kerk te Lampernisse.
| |
[pagina 33]
| |
stamde. Tenslotte geeft Pieter d'Oudegherst eenvoudig het relaas van de feiten weer.
Samenvattend kunnen wij zeggen dat tot in de 18e eeuw de opstand van Kust-Vlaanderen - waaraan, het zij terloops gezegd, niet alleen het platteland, maar ook de meeste steden deelnamen - nog steeds in de eerste plaats als een sociale opstand door de kroniekschrijvers word geïnterpreteerd.
De situatie zal grondig veranderen met de romantische en nationalistische stromingen uit de 19e eeuw. In 1837 wordt, door de publikaties van J.J. De Smet, Recueil des chroniques de Flandre, het Chronicon, de opstand van Kust-Vlaanderen en de figuur van Zannekin opnieuw aktueel. In 1844 wordt te Ronse de Volks-Maetschappij van Zannequin opgericht, een der verenigingen waarvan, volgens H. Elias, de benaming naar een ‘historische Vlaamse democratie’Ga naar eind(8) schijnt terug te wijzen. Het adres van de maatschappij is bewaard. Het is gesteld in het Frans en in het Nederlands, en de formulering is het citeren waard: ‘Oproep aen de onderscheidene klassen der samenleving. Burgers en Broeders, onze regten zijn gemeen; onze belangen kunnen niet verdeeld zijn. Diensvolgens moeten wij het eens zijn en onze krachten bij elkander voegen om door alle middelen die in onze magt zijn, tot het betrachten van het algemeene welzijn mede-te-werken... De welstand verzekeren van een klas des Volks, welke zij ook moge wezen, is het geluk bewerken van al de klassen der samenleving...’ De maatschappij werd opgericht naar het voorbeeld van de ‘volksmaatschappijen’ van Agneessens te Brussel en van Breydel en De Coninck te Brugge, maar stond te Ronse ‘onder de aenroeping van Zannequin (van Veurne), eenen der yverigste en der moedigste voorstaenders van 's volks regten’.
Vlaamsgezindheid en sociale bewogenheid kunnen hier best samengegaan zijn. Toch hebben wij de indruk dat, volledig in overeenstemming met de historische Zannekin-figuur en de realiteit van de opstand in Kust-Vlaanderen, het sociaal engagement hier op de eerste plaats komt.
Omstreeks die tijd ontstond evenwel de Vlaamse Beweging zoals wij ze als nationale beweging kennen. In 1839 ver- | |
[pagina 34]
| |
scheen Conscience's Leeuw van Vlaenderen; meteen werden Breydel en De Coninck Vlaams-nationale helden. Echter niet De Leeuw van Vlaenderen maar de in 1847 verschenen eerste delen van Histoire de Flandre door Joseph Kervyn de Lettenhove maakte het mogelijk de opstand van Kust-Vlaanderen in de Vlaamse Beweging te betrekken. In dit werk wordt de opstand immers beschouwd als de eindfase van de strijd tussen het vrije kustvolk, afstammelingen van Saksen en Friezen, de ‘Kerels’, enerzijds en de Franken, die dat vrije volk wilden onderwerpen, anderzijds. Deze vermeende volks-nationale tegenstelling, die volgens later historisch onderzoekGa naar eind(9) onhoudbaar bleek te zijn, werd vanzelfsprekend door de Vlaamse Beweging in haar strijd voor ontvoogding overgenomen. De Kerels (Karls: vrije Saksen, volgens Kervyn de Lettenhove) waren ook reeds in de middeleeuwen bezongen, zoals bleek uit het door kanunnik C. Carton in het beroemde Gruuthusehandschrift gevonden Kerelslied. De Vlaamse strijders beklemtoonden echter te weinig dat het Kerelslied eigenlijk een spotlied van de ‘ruters’ was op het onbehouwen voorkomen en het lompe vertoon van de boeren, die zij moesten bestrijden. Bovendien ontging het hen dat, zoals H. Van Houtte het later aantoonde, het Kerelslied van ongeveer een halve eeuw na de opstand van Kust-Vlaanderen dateerde. Merkwaardiger nog is het anakronisme van H. Conscience, die zijn in 1871 verschenen Kerels van Vlaanderen situeert ten tijde van graaf Karel de Goede (+1127). Ter verheerlijking van de Kerels ontstonden overal volksliederen en in de loop van de 19e eeuw groeide een nationaal heldendicht dat alle kenmerken van het legendarisch epos vertoondeGa naar eind(10). De Kerelsromantiek, sterk beïnvloed en verspreid door Consciences roman, wekte de geestdrift die tot de Blauwvoeterie en de Groote Stooringe leidde. Het Kerelsmotief is opvallend in A. Rodenbachs Lied der Vlaamsche Zonen. G. Gezelle, C. Verschaeve, K. de Flou en R. de Clercq werden eveneens beïnvloed door dit motief. Gezelle liet in Tijdkrans een gedicht De Kerels verschijnen waarin hij schreef: Vlamingen heet men ze heden. | |
[pagina 35]
| |
De Kerels waren dus de Vlamingen; misschien allereerst Westvlamingen, maar toch ook, later en bijkomend, Vlamingen in het algemeen, zoals blijkt uit de geschriften van Pol de Mont en uit de liederen van M. Hoste, E. Hullebroeck, Th. Sevens en K. Mestdagh. Signaleren wij nog het verschijnen van een weekblad De Kerels vanaf 1872...
De leider van de Kerels tijdens de opstand van Kust-Vlaanderen was Zannekin, hoewel zijn figuur nooit de faam van een Breydel en De Coninck of van een Van Artevelde evenaarde.
Terloops kan men zich de vraag stellen in hoeverre het voor de middeleeuwen fel anti-klerikaal gekleurde karakter van de opstand van Kust-Vlaanderen verantwoordelijk is geweest voor de minder gemakkelijke doorbraak van een figuur als Zannekin als nationale held.
Was Zannekin geen topfiguur in de heldengalerij van de Vlaamse Beweging, toch werd hij - ook expressis verbis - bezongen, misschien meer door liberalen (het toneelstuk Zannekin van D. SleeckxGa naar eind(11), die hem als strijder tegen ‘'t ongediert der papen’ opeiste; het episch gedicht Kerelslied van Emmanuel Hiel), maar ook door katolieken (in het ‘spotliedeken’ De Fransche Rat van A. Rodenbach).
Uiteindelijk werd Zannekin, zowel door rechts als links, als strijder voor de Vlaamse rechten erkend: in 1928 verscheen, naar aanleiding van de 600e verjaring van de slag bij Kassel, een belangrijk nationalistisch getint werk, Zannekin en de vrijheidsstrijd van het kustland van 1323 tot 1328 door Kamiel de Vleeschouwer, die schreef onder het pseudoniem Pleimion Naibh (in het lers = Vlaming). Het werd opgedragen aan den held uit het Westland, Zannekin, in een... gemeenschappelijk gevoel van vaderlandsliefde tot Vlaanderen.
Vanzelfsprekend werd Zannekin ook in ‘zijn dorp’ Lampernisse gehuldigd. Op 1 juli 1928 werd daar een symbolische grafsteen in de muur gemetseld. In 1937-'38 werd de eerste Zannekin-vereniging opgericht. Later zouden verschillende verenigingen met een gelijkluidende naam zich inlaten met de promotie van de Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen. | |
[pagina 36]
| |
Verder blijft de figuur bijvoorbeeld aktueel in de naam van de Vlaamse Kring te Veurne, de Marnixring Zannekin.
Volksschrijver Abraham Hans maakte met Cassel (Nicolaas Zannekin) de vrijheidsstrijder en volksheld van Vlaanderen bij het ruimst mogelijke publiek bekend. In 1952 kende zijn werk nog een vijfde uitgave. Hiermee was het eindpunt van de evolutie bereikt: Zannekin was een nationale heldenfiguur geworden. | |
Besluit.Nationale heldenfiguren hoeven geen reële figuren te zijn (men denke slechts aan Willem Tell). Zij zijn echter tekens, bakens waarnaar een nationale beweging zich kan richten en waarrond ze zich kan scharen.
Op een zeker ogenblik heeft Vlaanderen behoefte gehad aan figuren als Breydel, De Coninck, Van Artevelde en Zannekin, zoals Frankrijk behoefte had aan een Jeanne d'Arc.
Voor de nationalisten uit de 19e en 20e eeuw is de ‘herschapen’ Zannekin-figuur een reële historische werkelijkheid geweest. De vervorming van de werkelijke historische figuur is slechts een probleem voor de historiografie. Hoe de echte Zannekin-figuur in de 14e eeuw geageerd heeft en welke zijn motieven waren, is voor de nationalisten uit de 19e en 20e eeuw echter zonder betekenis geweest: dankzij hen heeft de vervormde - en niet de historische - figuur van Zannekin mede nieuwe historische realiteiten bepaald. | |
[pagina 37]
| |
Résumé:L'histoire de la révolte des Flamands du littoral nous est contée dans les chroniques et dans les pièces officielles. Surtout les chroniques sont d'une précision extrême sur les faits. Dans cette révolte, Zannekin a joué un rôle capital. Pourtant, d'autres encore, dont Zegher Janszone, ont influencé de façon presque aussi importante le déroulement du conflit. La révolte n'a pas seulement provoqué des troubles à la campagne: l'ensemble du comté de Flandre était mêlé au conflit. A l'exception de la ville de Gand, les puissantes villes flamandes menaient un combat assidu contre leur souverain, Louis Il de Nevers.
Il est évident que la révolte fut le résultat d'un ensemble complexe et de plusieurs motifs. Nous voudrions surtout en souligner ici les aspects économiques et fiscaux. Les sources témoignent que les rebelles avaient aussi des motifs sociaux alors qu'il n'est jamais question d'une qualification nationale du conflit. L'image type que nous sommes capables de nous faire de la révolte à partir des sources est celle d'un ensemble de subordonnés opprimés qui se retournent contre leur souverain et ses collaborateurs.
La révolte se déroula mal pour le comte. A un moment donné, il est même prisonnier et reste pendant des mois entre les mains des rebelles. Le comte se voit obligé d'utiliser tout le pouvoir dont pouvait disposer à cette époque une personne de son rang et de son importance. Même l'Eglise intervient, et un interdit est prononcé contre les insurgés. Tout cela n'aura pourtant servi à rien: la révolte ne peut être étouffée. Finalement le comte fait appel à son suzerain, le roi de France. Les rebelles sont incapables de faire face à cette oppression féodale et cèdent devant le nombre: ils se voient définitivement battus le 23 aôut 1328 à Cassel. L'image de cette révolte a été soigneusement conservée jusqu'au milieu du siècle précédent, mais à partir de cette époque, la rébellion fut considérée comme une lutte entre des peuples d'origine différente et Zannekin et ses partisans furent considérés comme les héros du Mouvement flamand (les ‘Kerels’), tout ceci sous l'influence des courants nationalistes et romantiques. Ce romantisme des ‘Kerels’, et les figures héroïques comme Breydel et De Coninck, Van Artevelde et Zannekin n'ont cessé d'inspirer la littérature flamande et le Mouvement flamand dans son ensemble, qui avaient d'ailleurs besoin de figures fortes de ce genre.
Finalement, Zannekin a été vulgarisé en tant que figure nationale par l'auteur de littérature populaire Abraham Hans, mais il est clair que l'image que nous en a fournie la littérature des dix-neuvième et vingtième siècles ne correspond aucunement à la réalité historique. |
|