De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français. Jaargang 1986
(1986)– [tijdschrift] Franse Nederlanden, De / Les Pays-Bas Français–
[pagina 155]
| |
De Franse Nederlanden in Nederlandstalige periodieken (tot 1918) (Deel I)
| |
I. VoorlopersVrij vroeg al zijn in Vlaamse periodieken enkele sporadische aanduidingen terug te vinden, die wijzen op een bepaalde belangstelling voor de Franse Nederlanden. De oudste sporen lopen naar de Gazette van Gent, waarin we in 1836 en 1839 bijdragen terugvinden van Ph. Blommaert: in een paar letterkundige stukken werd voor het eerst de aandacht op het gebied gevestigd.Ga naar eindnoot(2) Het ijs was dus al gebroken toen in 1837 het eerste nummer verscheen van het Belgisch Museum, onder redactie van J.F. Willems. Tussen 1837 en 1846 verschenen in dit blad regelmatig historische of letterkundige artikelen m.b.t. de Franse Nederlanden, waardoor het gebied betrokken werd | |
[pagina 156]
| |
bij de ontluikende nationale beweging in Vlaanderen. Mede door de briefwisseling die hij voerde met E. De Coussemaker, heeft J.F. Willems een niet te onderschatten invloed gehad op het ontstaan van de regionalistische beweging in de Franse Nederlanden.Ga naar eindnoot(3) Tot de oudste bijdragen die aandacht besteedden aan het gebied behoort ook een artikel van P.F. van Kerckhoven uit 1845 in het Kunst- en Letterblad. Belangrijk is de oproep die hij hierin deed, dat de Vlamingen het als een plicht zouden moeten beschouwen ‘...om aan hunne medebroeders het geheugen der oude Vlaamsche nationaliteit weder in den geest te brengen’.Ga naar eindnoot(4) | |
II. Een hoofdzakelijk gematigde culturele interesse, 19e-begin 20e eeuwDe opvolger van het laatstgenoemde blad was De Eendragt; dit tijdschrift verscheen tussen 1846 en 1873, en schonk als eerste een vrij ruime aandacht aan de Franse Nederlanden. Het redacteurschap van Snellaert was daar zeker niet vreemd aan, omdat hij de ontluikende regionalistische beweging in het gebied van nabij volgde en contacten onderhield met haar voormannen. De meest actieve medewerker was evenwel Prudens van Duyse, die niet alleen lyrische ontboezemingen richtte aan het adres van het Comité flamandGa naar eindnoot(5), maar dermate enthousiasmerend over het gebied schreef, dat hij van J.F.J. Heremans het verwijt kreeg, alles i.v.m. Frans-Vlaanderen kritiekloos te geloven en over te nemen.Ga naar eindnoot(6) Naast een zeldzaam historisch artikel, zijn de meeste bijdragen die aan de Franse Nederlanden werden gewijd in feite boekbesprekingen: in lovende bewoordingen werden de lezers op de hoogte gebracht van de meest recente publikaties van De Baecker of De Coussemaker, de Annales of het Bulletin van het Comité flamand, en de Nederlandstalige publikaties die deze vereniging probeerde te realiseren. Juist op het laatstgenoemde terrein liet De Eendragt een kritisch geluid horen, door bij herhaling te wijzen op de noodzaak een vast taal- en spellingstelsel in te voeren.Ga naar eindnoot(7) In de rubriek Mengelingen werden geregeld korte berichten i.v.m. de Franse Nederlanden opgenomen, en vanaf augustus 1861 verscheen ook | |
[pagina 157]
| |
regelmatig een rubriek Vlaamsch leven in Fransch-Vlaanderen. In deze rubrieken werd o.a. melding gemaakt van de oprichting van het Comité flamand, van een incident tussen voorzitter De Coussemaker en de minister van openbaar onderwijs, van een rapport van De Baecker over de toestand van de letterkunde in België en Nederland, en van de lessen Nederlandse taal en literatuur die laatstgenoemde gaf aan een afdeling van de Sorbonne in Parijs.Ga naar eindnoot(8) Soms werd ook een bijdrage overgenomen uit andere publikaties, zoals een toespraak van J. de Saint-Genois, verschenen in Le congrès libéral; daarin had hij o.a. gewezen op een herstel van de taaleenheden, zonder de noodzaak zich te bekommeren om de politieke grenzen.Ga naar eindnoot(9) Informatief heeft De Eendragt een belangrijke rol gespeeld. Het blad heeft zich overigens strikt aan deze informatieve taak gehouden; hooguit deed het een paar keer een oproep tot zijn lezers om Vlaamse boeken te sturen naar Frans-Vlaanderen.Ga naar eindnoot(10) Eigenlijk zijn de meeste bladen in de 19e eeuw en in het begin van de 20e eeuw niet buiten deze perken getreden. Een aantal van de oudste tijdschriften heeft overigens waarschijnlijk alleen n.a.v. bijzondere gelegenheden aandacht aan de Franse Nederlanden besteed: dit geldt o.m. voor de Gentsche Mercurius, Het Handelsblad van Antwerpen, Burger Welzijn uit Brugge en het Gentse blad Broedermin n.a.v. de oprichting van het Comité flamand de France.Ga naar eindnoot(11) In andere bladen kwam het gebied wel weer wat meer aan bod, b.v. in De Vlaamsche School, een tijdschrift dat van 1855 tot 1901 werd uitgegeven in Antwerpen. Dit kunstblad wordt beschouwd als een van de toonaangevende tijdschriften in Vlaanderen in de tweede helft van de 19e eeuw.Ga naar eindnoot(12) Al in 1855 berichtte De Vlaamsche School over het plan van het Comité flamand de France een Nederlandse publikatiereeks te gaan bezorgen onder de titel Lettervruchten der Vlamingen van VrankrykGa naar eindnoot(13); de auteur van deze eerste bijdrage was Johan van Rotterdam, een van de stuwende krachten achter het blad. Ook in 1862-'63 werd aandacht besteed aan de Franse Nederlanden, o.a. in een bijdrage van Désiré van Spilbeeck die handelde over het 7de Nederlands Congres, dat van 8 tot 10 september 1862 plaatsvond in BruggeGa naar eindnoot(14); andere stukken handelden over het | |
[pagina 158]
| |
tienjarig bestaan van het Comité flamand de FranceGa naar eindnoot(15) of over een pas verschenen brochure van de gewezen burgemeester van Sint-Winoksbergen, C. de la Roière: De la nécessité de maintenir l'enseignement de la langue flamande dans les arrondissements de Dunkerque et d'Hazebrouck.Ga naar eindnoot(16) Tussen 1864 en 1900 zou De Vlaamsche School nog een aantal interessante cultuur-historische bijdragen wijden aan de Franse Nederlanden, terwijl in 1876 ook nog aandacht werd besteed aan het overlijden van Edmond De Coussemaker, de eerste voorzitter van het Comité flamand. Hoewel het stricto sensu niet tot de Nederlandstalige periodieken behoorde, moet binnen dit bestek toch even aandacht worden besteed aan Der Pangermane, een Duitstalig blad dat tussen 1859 en 1862 in Brussel verscheen en in het teken stond van de pangermaanse gedachte. In 1859 publiceerde dit blad een bijdrage van P. Vermeire over de Vlaamse en Duitse departementen in Frankrijk, waarin hij de taalverdrukking vergeleek op het gebied van onderwijs en catechismus.Ga naar eindnoot(17) De Franse Nederlanden werden dus ook betrokken in het pangermaans standpunt van de auteur, waar hij overigens uitermate weinig steun voor kreeg.Ga naar eindnoot(18) Zeker t.a.v. de Franse Nederlanden kan dit standpunt in Vlaanderen op dat ogenblik weinig of geen navolging hebben gekend. Op een heel andere golflengte zat b.v. een blad als Rond den Heerd, waarin we, tussen 1866 en 1890, tientallen bijdragen terugvinden over de Franse Nederlanden, hoofdzakelijk van taalkundige, historische of folkloristische aard. Het lag helemaal in de lijn van de verwachtingen dat het gebied ruime aandacht zou krijgen in dit door Gezelle gestichte weekblad, ook al zou hijzelf pas in 1884 lid worden van het Comité flamand de France.Ga naar eindnoot(19) Maar heel zelden werden in Rond den Heerd de blikken op de actualiteit gericht, b.v. naar aanleiding van een reis naar Frans-Vlaanderen door de Fries Johan Winkler, of om een vergadering van het Comité flamand te Ieper aan te kondigenGa naar eindnoot(20); in de loop van 1887 vinden we ook een paar actualiserende opmerkingen in bijdragen van J. Claerhout.Ga naar eindnoot(21) Op 1 maart 1888 verscheen het artikel In Fransch-Vlaanderen van de hand van Adolf Duclos, aan wie Gezelle in 1871 de redactie | |
[pagina 159]
| |
van het blad had overgedragen.Ga naar eindnoot(22) Het artikel werd gepubliceerd n.a.v. een bericht in het Rijselse blad Echo du Nord, waarin melding was gemaakt van het inrichten van een leergang Waalse en Picardische letterkunde aan de ‘Faculté des Lettres’ te Rijsel, maar waarin tegelijkertijd een pleidooi werd gehouden voor een leergang Vlaamse letterkunde; de krant zou in die zin vertoogschriften hebben ontvangen uit Hazebroek en Duinkerke, wat uiteraard door Adolf Duclos werd toegejuicht! Dat we gelijktijdig diezelfde berichtgeving terugvinden in Het Volksbelang, wijst op de belangstelling die ook vanuit liberale hoek voor de Franse Nederlanden bestond, hoewel deze soms van een heel andere, radicale aard was, dan de belangstelling vanuit de katholieke hoek.Ga naar eindnoot(23) Het Volksbelang werd in 1867 in Gent opgericht en speelde dadelijk een belangrijke rol als Vlaamsgezind liberaal weekblad.Ga naar eindnoot(24) Heel vroeg al leek het blad een bepaalde belangstelling voor de Franse Nederlanden te tonen; zo liet het nummer van 31 augustus 1867 zich laatdunkend uit over de burgemeesters van Rijsel en Atrecht, die hun Vlaams-zijn hadden verloochend n.a.v. een bezoek van Napoleon III; in juli 1869 werd de aanhechting van de Franse Nederlanden bij Frankrijk door Lodewijk XIV sterk bekritiseerd, n.a.v. een herdenking daarvan te Douai.Ga naar eindnoot(25) In de periode van de Frans-Duitse oorlog van 1870 echter heeft Het Volksbelang extra aandacht besteed aan het gebied. In september 1870 deed het blad geducht aan stemmingmakerij, door te benadrukken dat Frankrijk, zowel voor Vlaanderen als voor Duitsland, altijd al een gezworen vijand was geweest; de Franse overheersing in het gebied werd aangeklaagd en er werd aandacht besteed aan de strijd om het behoud van het Vlaams; Henri Blanckaert, de radicale Vlaamse boer uit Zegerskappel, werd aan het woord gelaten.Ga naar eindnoot(26) Door de oorlogsomstandigheden leek de kleine kring rond Der Pangermane plotseling toch enige invloed te krijgen. De Brusselse dichter Frans de Cort had in de herfst van 1870 een perscampagne op touw gezet in het Vlaamse land en had klaarblijkelijk van Duitse vrienden de garantie gekregen dat, na een Pruisische militaire overwinning, annexatie van het Neder- | |
[pagina 160]
| |
landstalige deel van Frans-Vlaanderen tot de mogelijkheden behoorde.Ga naar eindnoot(27) Dit viel dus in goede aarde bij de redactie van Het Volksbelang; het blad ging duidelijk de irredentistische toer op. Dit bleek o.m. uit een op 22 oktober 1870 gepubliceerde brief van een Brussels correspondent (Em. Hiel of A. Hoste), die inhaakte op een artikel dat was verschenen in de Times: de teruggave van het Vlaamse deel van Frans-Vlaanderen aan België werd daarin voorgesteld als een der eerste vredesvoorwaarden. Toch bleek de redactie van Het Volksbelang verder over enig zelfstandig denkvermogen te blijven beschikken en liet ze zich niet roekeloos meeslepen in deze ‘Flamenpolitik avant la lettre’. In het nummer van 5 november staat inderdaad een krachtig protest te lezen ‘...tegen eene zekere neiging welke zich in de Duitsche drukpers wat al te veel begint te vertoonen, om namelijk de Nederlanders (Vlamingen en Hollanders) mede tot Duitschland te rekenen’.Ga naar eindnoot(28) Ter illustratie daarvan werd diezelfde dag de vertaling afgedrukt van een artikel dat was verschenen in de Ost-Deutsche Zeitung. Het Brusselse blad De Zweep werd hierin tot voorbeeld gesteld, vanwege zijn herhaalde pleidooien om de Frans-Vlamingen - ‘deze Duitsche kustbewoners’ - te verlossen uit Frankrijks heerschappij.Ga naar eindnoot(29) Op 12 november 1870 benadrukt Het Volksbelang dat de Frans-Vlaamse problematiek niet naar wens kan worden opgelost, noch door een Belgische, noch door een Duitse, noch door een neutrale regering. Even nog dreigde het blad het noorden te verliezen, door overdreven aandacht te besteden aan een kleine muiterij van soldaten uit Frans-Vlaanderen, waardoor de indruk werd gewekt dat een groot deel van de bevolking aldaar achter de irredentisten stond. Maar de ideeën die boer Blanckaert daarover vertolkte in een brief van 7 januari 1871, vonden elders geen weerklank. Heel spoedig zou blijken dat het een illusie was geweest te geloven dat Frans-Vlaanderen bij België zou worden geannexeerd; erger nog: iedere uiting van regionaal bewustzijn in het gebied liep voortaan het gevaar gediscrediteerd te worden, vanwege vermeend pangermanisme. Deze enkele maanden van verhevigde belangstelling die de Franse Nederlanden in Het Volksbelang genoten, moeten hoe | |
[pagina 161]
| |
dan ook als een intermezzo worden beschouwd; weldra viel alles terug in de traditionele plooi van gematigde culturele interesse. Illustrerend daarvoor is de op 12 september 1874 verschenen bijdrage van P. Fredericq over een rederijkerswedstrijd in Eke.Ga naar eindnoot(30) In 1878 werd aandacht besteed aan een artikel dat was verschenen in het Franse blad Le Temps; daarin werd gewezen op het achterstellen van de niet-Franssprekende gebieden van het land (Vlaanderen, Baskenland), omdat het onderwijs er werd gegeven in het Frans, i.a.w. een vreemde taal. Het Volksbelang sluit zich bij deze visie aan, met verwijzing naar een artikel van De Coussemaker, dat in 1858 was verschenen in Het Leesmuseum.Ga naar eindnoot(31) Ook in 1881 kwamen de Franse Nederlanden aan bod, n.a.v. de publikatie van de statuten van het Conscience-fondsGa naar eindnoot(32): hierin werd o.m. gepleit voor de opbeuring van de Dietse taal, en voor haar erkenning als volkstaal in Frans-Vlaanderen, naast het Frans. Af en toe werd in Het Volksbelang ook een artikel overgenomen uit De Zweep, dat zijn radicalisme t.o.v. de Franse Nederlanden klaarblijkelijk wat had ingetoomd na de Frans-Duitse oorlog; het blad leek zich integendeel wel degelijk bewust te zijn van de verdachtmakingen die sedertdien in het gebied waren ontstaan. Zo nam Het Volksbelang op 3 november 1883 een artikel over uit De Zweep, handelend over een separatistische beweging in de Franse Westhoek, en steunend op berichten die daarover waren verschenen in Franse bladen als L'Opinion, Le Petit Nord en Nord Maritime. Het Volksbelang achtte het wijs en wenselijk hierbij geen standpunt in te nemen, en het oude irredentische vuur niet opnieuw aan te wakkeren. Op een rustige manier werden de lezers verder geïnformeerd over allerhande zaken die betrekking hadden op de Franse Nederlanden: een aankondiging van Ons Oud Vlaemsch, het blad waar Gezelle gestalte aan probeerde te geven in het gebiedGa naar eindnoot(33); een bespreking van een artikel van Johan Winkler over het Nederlands in Frankrijk en DuitslandGa naar eindnoot(34); een bijdrage over het gebruik van de volkstaal n.a.v. de verkiezingen.Ga naar eindnoot(35) In schrille tegenstelling tot het triomfalisme dat omstreeks 1870 in Het Volksbelang terug te vinden is, liet het blad in | |
[pagina 162]
| |
1887 t.a.v. de Franse Nederlanden een pessimistisch geluid horen. Typerend daarvoor is een bijdrage van P. Fredericq, onder de sprekende titel: Een verloren hoek, gebaseerd op een bijdrage die was verschenen in de Nieuwe Rotterdamsche CourantGa naar eindnoot(36); we lezen erin dat het Vlaams uitgestorven is of zieltogend, omdat het louter een spreektaal is geworden, een ‘patois’, dat de ouders niet waardig bevinden voor de opvoeding van hun kinderen. Als reactie op dit artikel besteeg Henri Blanckaert nog eens het strijdros; hij was het er helemaal niet mee eens dat het Vlaams in de streek aan het uitsterven was.Ga naar eindnoot(37) De vraag kan evenwel gesteld worden in hoeverre Blanckaert op dat ogenblik door de redactie van Het Volksbelang nog werd beschouwd als een betrouwbare informant. In het nummer van 8 september 1888 werd inderdaad alweer gewezen op de mogelijke snelle achteruitgang van de volkstaal, zoals naar voren was gekomen in het in 1887 verschenen boek van O. Reclus, La France et ses colonies; Het Volksbelang stelde daarbij aansluitend de oratorische vraag welke lezer de redactie preciese inlichtingen kon toespelen, en vooral hoe het nu precies was gesteld met de Vlaamse catechismus. Verder werd in het blad in de loop van 1888 aandacht besteed aan de hierboven al vermelde bijdrage die was verschenen in de Echo du NordGa naar eindnoot(38), werden berichten of artikelen overgenomen uit de Nieuwe Groninger Courant en Het Laatste Nieuws en kwam uiteraard ook de kiescampagne van generaal Boulanger aan bod.Ga naar eindnoot(39) Ook de daaropvolgende jaren informeerde Het Volksbelang geregeld over Frans-Vlaanderen. Zo werd o.a. in 1891 een artikel over de taalverdrukking overgenomen uit De Brugsche BeiaardGa naar eindnoot(40) en werd een bespreking gewijd aan het werk van D. Carnel over het Frans-Vlaamse dialect.Ga naar eindnoot(41) Op 9 januari 1892 volgde een nieuwe bijdrage over het gebied, waarin, voor het eerst, het Comité flamand de France lof kreeg toegezwaaid; later in het jaar werd aandacht besteed aan het werk van Hermann Jellinghaus, Die niederländischen Volksmundarten.Ga naar eindnoot(42) De berichten komen daarna wat minder frequent, tot wanneer we in 1897-1898 de bekende reisverslagen terugvinden van P. Fredericq, met nog enkele andere bijdragen.Ga naar eindnoot(43) | |
[pagina 163]
| |
In de jaren 1900-1903 werd in Het Volksbelang ruime aandacht besteed aan de problematiek rond de Vlaamse catechismus.Ga naar eindnoot(44) Op 8 maart 1902 werd aangekondigd dat een afdeling van het Willemsfonds zou worden opgericht in Rijsel, allicht in navolging van hetgeen ook het Davidsfonds had gedaan; op 19 september 1903 wijdde M. Sabbe een artikel aan het vijftigjarig bestaan van het Comité flamand de France. Tijdens de jaren 1904-1907 verschenen ook andere artikelen over het gebied; bijzondere aandacht verdient een bijdrage die verscheen op 14 december 1907, waarin er op werd gewezen dat de scheiding van Kerk en Staat in Frankrijk nieuwe kansen bood voor de volkstaal; deze visie stemde volledig overeen met die van Camille Looten, de toenmalige voorzitter van het Comité flamand.Ga naar eindnoot(45) Vóór Wereldoorlog I vormden de jaren 1909-1913 een laatste crescendo in de belangstelling die Het Volksbelang voor de Franse Nederlanden heeft betoond. Op 16 oktober 1909 vinden we het verslag terug van een voordracht die Pol de Mont had gehouden in het Vlaams Huis te Brussel. Op 18 februari 1911 pende Maurits Sabbe zijn reisindrukken neer voor het blad en in augustus 1911 werd aandacht besteed aan een tocht door het gebied van enkele jonge Antwerpenaars, die algemeen wordt beschouwd als een aanloop tot de activiteiten van Pro Westlandia.Ga naar eindnoot(46) Over de activiteiten van Pro Westlandia zelf werd uiteraard ook uitvoerig bericht.Ga naar eindnoot(47) Ook uit andere bladen werden in die jaren nog artikelen overgenomen, zoals een bijdrage uit Hooger Leven, die een oproep bevatte aan het adres van de Vlaamse studentenGa naar eindnoot(48), of een reeks artikelen van A. Hans, die waren verschenen in De Vlaamsche GazetGa naar eindnoot(49); ook aan diens werk Fransch-Vlaanderen en Zeeuwsch-Vlaanderen werd hier uiteraard aandacht besteed.Ga naar eindnoot(50) De uitvoerige aandacht die aan de Franse Nederlanden in Het Volksbelang werd besteed, mag ons niet uit het oog doen verliezen dat in diezelfde tijd ook nog andere bladen interesse hadden voor het gebied. Zo heeft ook De Halletoren, een maandblad dat tussen 1874 en 1881 te Brugge verscheen, een meer dan gewone belangstelling getoond voor Frans-Vlaanderen.Ga naar eindnoot(51) Vermelding verdient o.a. een op 1 november 1874 verschenen bijdrage, | |
[pagina 164]
| |
waarin de auteur zich afzette tegen de in Belgische en vreemde dagbladen verspreide berichtgeving als zou de Vlaamse volkstaal erg snel verdwijnen in Noord-Frankrijk. Op 18 juni 1876 verscheen een uitgebreide en gedetailleerde levensbeschrijving van Edmond De Coussemaker n.a.v. diens overlijden. Op 28 juli 1878 besteedde De Halletoren aandacht aan een artikel dat was verschenen in het Franse blad Le Temps, zoals ook Het Volksbelang zou doen; het was een aanklacht tegen het feit dat Vlaamssprekende kinderen in Frans-Vlaanderen onderwijs kregen in het Frans. Vermelding verdient tenslotte een in november 1879 verschenen reisverhaal, waarin belangstelling aan de dag werd gelegd voor de taal die in het gebied werd gesproken. Binnen het kader van deze bijdrage kan ook worden gewezen op enkele artikelen die werden opgenomen in De Vlaamsche Kunstbode, een maandblad dat verscheen tussen oktober 1870 en oktober 1913 en naast zijn informatieve taak ook de Vlaamse belangen ter harte wilde nemen.Ga naar eindnoot(52) De lezers van De Vlaamsche Kunstbode werden op de hoogte gebracht van het overlijden van vooraanstaande Frans-Vlamingen als Edmond De Coussemaker en Lodewijk de BaeckerGa naar eindnoot(53); in 1902 werd een korte aantekening over Frans-Vlaanderen gemaakt in een verslag van het XXVIIe Nederlands taal- en letterkundig congres dat plaatsvond in Kortrijk van 21 tot 23 augustus 1902Ga naar eindnoot(54) en in 1909 werd het boek In Fransch Vlaanderen van Theodoor Sevens voorgesteld.Ga naar eindnoot(55) Hierboven hebben we al gewezen op de tientallen bijdragen over de Franse Nederlanden die terug te vinden zijn in Rond den Heerd; volkomen in dezelfde lijn ligt de aandacht die aan het gebied werd besteed in Gezelles taalkundig maandblad Loquela, dat verscheen tussen 1881 en 1895.Ga naar eindnoot(56) In de eerste plaats moet erop gewezen worden dat hier veel ‘zantekoorn’ werden opgenomen (Vlaamse woorden, woordgedaanten of woordbetekenissen die onopgetekend bleven), die ook in Frans-Vlaanderen werden gehoord. Het blad bevatte daarnaast aanvankelijk verscheidene andere beknopte bijdragen van taalkundige aard; alleen sporadisch werd daarbij een zijsprongetje gemaakt naar de actualiteit: het verbod op Vlaams onderwijs | |
[pagina 165]
| |
en het verbod om de catechismus in het Vlaams te onderrichtenGa naar eindnoot(57); het verschijnen van Ons Oud VlaemschGa naar eindnoot(58); de reisindrukken van Johan Winkler.Ga naar eindnoot(59) Vanaf 1887 vinden we in Loquela verschillende bijdragen in de rubriek Wetensweerdigheden, waarin o.a. werd gewezen op het voortleven van de Vlaamse taal in Frans-Vlaanderen, of waarin verslag werd uitgebracht van vergaderingen van het Comité flamand de France; af en toe werden hierin eveneens publikaties besproken, ook oudere, zoals de reeds eerder vermelde brochure van de la Roière, De la nécessité de maintenir l'enseignement de la langue flamande dans les arrondissements de Dunkerque et d'Hazebrouck; in 1890 was de inhoud van deze brochure voor Loquela klaarblijkelijk nog brandend actueel.Ga naar eindnoot(60) Voor zover kon worden nagegaan heeft ook het studententijdschrift De Student tussen 1884 en 1900 enkele keren interesse getoond voor de Franse Nederlanden. Natuurlijk is het tekenend dat pas dan de jeugd een eerste signaal geeft van wat aandacht voor het gebied; een afdoende verklaring daarvoor ligt eigenlijk niet zo meteen voor de hand; bovendien is het vreemd dat we die interesse voor het eerst terugvinden in een blad dat voornamelijk gericht was op de studentenbeweging in Antwerpen en Brabant.Ga naar eindnoot(61) Spectaculair was de berichtgeving echter allerminst: zo werd ook hier gewezen op de uitgave van Ons Oud VlaemschGa naar eindnoot(62), werd de tekst afgedrukt van een uit Frans-Vlaanderen afkomstig oud liedjeGa naar eindnoot(63), of werd aandacht besteed aan het gebruik van het Vlaams tijdens de verkiezingen.Ga naar eindnoot(64) In het kader van de belangstelling voor de Franse Nederlanden vanuit liberale hoek, moeten dan weer een aantal bijdragen worden gezien in het tijdschrift Flandria, dat tussen 1885 en 1890 verscheen als orgaan van de Liberale Vlaamsche Bond van Brussel.Ga naar eindnoot(65) Nadat Alf. Wauters in 1885 al enkele historische artikelen over het gebied had gepubliceerd in dit blad, deed Flandria op 17 januari 1886 een oproep om inlichtingen te krijgen over de toestand van het Vlaams in Frans-Vlaanderen: men wilde er artikelen over schrijven, maar had geen informatie! In dit verband moet ook de vraag om preciese inlichtingen vermeld worden, die omstreeks dezelfde periode in | |
[pagina 166]
| |
Het Volksbelang werd gesteld. De oproep die in Flandria werd gepubliceerd, kende klaarblijkelijk maar een gering succes, want naast een beknopte volkskundige bijdrage vinden we in 1889-1890 slechts een paar artikelen terug die inhaken op de Frans-Vlaamse problematiek: het nummer van 4 augustus 1889 bevatte een aanklacht tegen het Frans taalgebruik in het gerecht in Noord-Frankrijk. Belangrijker lijkt ons een bijdrage van Hlodwig van der Zenne, verschenen op 28 september 1890, onder de titel: Flandria Irredenta, dat een pleidooi inhield voor hereniging met Vlaanderen, en bewijst dat het oude irredentisme in het liberale kamp nog niet was uitgestorven, op een ogenblik dat daar in het katholieke kamp nog geen sprake van was. De uiterst geringe aandacht die De Vlaamsche Vlagge aan de Franse Nederlanden heeft besteed, is een nieuw teken voor de desinteresse voor het gebied bij de jeugd; de enige vermelding in dit blad is in feite de overname, in 1886, van een reeds elders verschenen artikel van Johan Winkler over de taaltoestanden in Frans-Vlaanderen.Ga naar eindnoot(66) Heel anders lagen de zaken dan weer bij een blad als De Brugsche Beiaard, dat juist vanaf 1886 erg regelmatig belangstelling voor de Franse Nederlanden heeft getoond. Sinds 1885 droeg dit blad de ondertitel Vlaamschgezind Liberaal Weekblad en het kan van dan af worden beschouwd als de officieuze tolk van het Willemsfonds.Ga naar eindnoot(67) De Brugsche Beiaard pleitte aanvankelijk voor warme solidariteit met Frans-Vlaanderen, en besteedde uiteraard ook aandacht aan de geschriften van Johan Winkler en het gebruik van het Vlaams bij de verkiezingen in 1886.Ga naar eindnoot(68) In de loop van 1888 werd ruime aandacht besteed aan een in de Kölnische Zeitung verschenen artikel van een Duitser die Frans-Vlaanderen had bezocht, met aandacht voor de gestadige achteruitgang van het Vlaams in het gebied, maar met een verwijzing tegelijk naar de taak die het Comité flamand de France in dat opzicht te vervullen had.Ga naar eindnoot(69) Enthousiast ook reageerde het blad op een al genoemde bijdrage van de Echo du Nord, waarin sprake was van vertoogschriften ten gunste van het Vlaams in de arrondissementen Duinkerke en Hazebroek.Ga naar eindnoot(70) Op 4 april 1891 publiceerde De Brugsche Beiaard een stuk over de taalverdrukking in Frans-Vlaanderen, dat achteraf zou wor- | |
[pagina 167]
| |
den overgenomen door Het Volksbelang. Hierin sprak het blad zijn geloof uit in een krachtige herleving van het Vlaams in de Westhoek, en bevestigde daardoor de meer combattieve aanpak van de Frans-Vlaamse problematiek vanuit Vlaamsliberale hoek. Dit kwam nog meer tot uiting in het nummer van 26 december 1891, waarin een brief werd overgenomen die was gericht aan het Amsterdamse Nieuws van den Dag; hierin werden de pijlen gericht op het Comité flamand, dat alle aandacht voor de taalstrijd had verloren. Hoewel dit alles getuigde van een zekere strijdvaardigheid, zijn daarvan later in De Brugsche Beiaard nog maar weinig sporen terug te vinden. Zo werd op 19 februari 1898 aandacht besteed aan een rede die Carnel had gehouden op een vergadering van het Comité flamand, met een pleidooi voor onderwijs in de moedertaal, en op 31 augustus en 2 september 1902 kwam Frans-Vlaanderen ter sprake in een verslag van het XXVIIe Nederlands taal- en letterkundig congresGa naar eindnoot(71); een positieve reactie op dit congres m.b.t. de volkstaal in Frans-Vlaanderen vinden we nog terug in een op 1 maart 1903 afgedrukte brief van de Frans-Vlaming P. de Coninck, die evenwel in eerste instantie gericht was aan het tijdschrift Neerlandia. Het vroeger min of meer verguisde Comité flamand werd n.a.v. zijn vijftigjarig bestaan in De Brugsche Beiaard voorgesteld op 27 september 1903. Tussen 1905 en 1908 zou het blad overigens nog een aantal bijdragen wijden aan de Franse Nederlanden: zo verschenen er bijdragen over de taalverdrukking in het gebiedGa naar eindnoot(72); een enthousiast reisverslag van een lezerGa naar eindnoot(73); werd een artikel overgenomen dat was verschenen in NeerlandiaGa naar eindnoot(74); werd aandacht besteed aan een voorstel dat was gedaan in de ‘Conseil général’, dat opkwam voor een vertegenwoordiging van Vlaamssprekenden in de rijkswachtbrigades van het arrondissement HazebroekGa naar eindnoot(75); er werd gewezen op de hoop die was gerezen in de kring van het Comité flamand op nieuwe kansen voor vrij taalgebruik na de scheiding van Kerk en Staat. Bij die gelegenheid wees De Brugsche Beiaard er toch op dat het Comité flamand wat meer in eigen boezem zou moeten kijken en zelf vaker gebruik zou moeten maken van de volkstaal in zijn publikaties.Ga naar eindnoot(76) | |
[pagina 168]
| |
De Franse Nederlanden kwamen ook geregeld aan bod in Het Belfort, een Vlaams katholiek maandblad dat in 1885 was opgericht in Gent, en waarvan de hoofdredactie na enkele jaren werd toevertrouwd aan Juliaan Claerhout.Ga naar eindnoot(77) Hierboven reeds vermeldden we bijdragen van zijn hand in Rond den Heerd, waaruit zijn belangstelling voor het gebied is gebleken. In Het Belfort besteedde Juliaan Claerhout aandacht aan Frans-Vlaanderen in zijn driemaandelijkse overzichten van kunsten en letteren in de rubriek Boekennieuws en kronijk; zo werd b.v. op 4 juni 1889 aandacht besteed aan het proefschrift van Camille Looten over Vondel.Ga naar eindnoot(78) Ook voor volwaardige artikelen werd af en toe plaats ingeruimd, zoals voor een bijdrage van Johan Winkler over Germaanse plaatsnamen in Frankrijk.Ga naar eindnoot(79) De taalstrijd hier en elders was een maandblad dat verscheen als bijlage bij de Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle van Th. Coopman en V.A. dela Montagne, en dat als documentatieblad de voornaamste feiten op het gebied van de taalstrijd wilde vermelden en bespreken.Ga naar eindnoot(80) In die zin stonden ook de Franse Nederlanden geregeld in de belangstelling van dit blad, waarbij evenwel duidelijk twee periodes kunnen worden onderscheiden: 1890-1892; 1899-1902. Zo werd in de eerste periode o.a. verslag uitgebracht over een vergadering van het Comité flamand, waar Camille Looten de aanwezigen had aangewakkerd om het Vlaams te beoefenen en in ere te houdenGa naar eindnoot(81); de strijd om Vlaams onderwijs, i.c. de catechismusGa naar eindnoot(82); werd een situatieschets gegeven van de taal in het dagelijks leven in Frans-VlaanderenGa naar eindnoot(83); werd aandacht besteed aan de activiteiten van een zgn. ‘Waterloo-Comiteit’, dat in 1891 actie voerde tegen de voortdurende Franse propaganda in België en onder de titel Patria Belgica Irredenta een kaart had laten drukken, waarop alle gewesten stonden afgebeeld die ooit door Frankrijk waren geannexeerdGa naar eindnoot(84); werd een artikel overgenomen uit het Nieuws van den Dag, waarin werd gewezen op de vernieuwde belangstelling voor het Vlaams in Frans-Vlaanderen, mede door toedoen van nieuwe figuren als Camille LootenGa naar eindnoot(85); werd melding gemaakt van plannen voor de oprichting van een Nederlandstalig nieuwsblad te RijselGa naar eindnoot(86); werd | |
[pagina 169]
| |
het reeds eerder vermelde werk van Hermann Jellinghaus, Die niederländischen Volksmundarten voorgesteldGa naar eindnoot(87); en werd een stuk van Johan Winkler gedeeltelijk overgenomen uit De Nederlandsche Spectator.Ga naar eindnoot(88) In een tweede fase ging de belangstelling van De taalstrijd hier en elders o.a. uit naar een opstel over Frans-Vlaanderen van A. Henot, dat was verschenen in het Tijdschrift van het WillemsfondsGa naar eindnoot(89); de inzet van de clerus voor het behoud van de volkstaal in Frans-VlaanderenGa naar eindnoot(90); en de strijd om het behoud van de Vlaamse catechismus.Ga naar eindnoot(91) Niemand zal er verwonderd over zijn dat de Franse Nederlanden ook geregeld aan bod kwamen in Biekorf, alleen al omdat dit in 1890 gestichte blad van het begin af aan sterk was doordrongen van de geest van Gezelle.Ga naar eindnoot(92) Dit tijdschrift had niet alleen medewerkers in Frans-Vlaanderen, maar besteedde ook in bijdragen aandacht aan het gebied. Dat gebeurde zelfs veelvuldig de eerste jaren dat Biekorf verscheen: zo werd aandacht besteed aan de vergaderingen van het Comité flamand de France, o.a. die vergadering waarop Camille Looten een oproep had gedaan tot medewerking aan BiekorfGa naar eindnoot(93); na de dood van schoolmeester Verclytte uit Volkerinkhove werd een van zijn Vlaamse werken aan Biekorf bezorgdGa naar eindnoot(94); er werd ook een bespreking gewijd aan een pleidooi voor de volkstaal dat Camille Looten had gepubliceerd in de Revue de Lille..Ga naar eindnoot(95) In die en volgende jaren vinden we verder tientallen taalkundige, geschiedkundige of folkloristische bijdragen i.v.m. Frans-Vlaanderen; de aandacht voor het actuele gebeuren verslapte echter gaandeweg. Bekendheid genieten een paar bijdragen die G. Gezelle publiceerde onder de titel A l'Ezelstap.Ga naar eindnoot(96) De Flamingant, een vrijzinnig weekblad dat tussen 1889 en 1893 werd uitgegeven in Brussel, met A. Prayon van Zuylen als hoofdredacteurGa naar eindnoot(97), betrok soms ook de Franse Nederlanden binnen zijn belangstellingssfeer. Ook al stond Prayon van Zuylen bekend als een antipangermanistische flamingant - een idee die hij tot in het Comité flamand zelf zou gaan vertolken - toch baadden de enkele artikelen die in De Flamingant over de Franse Nederlanden verschenen in een sfeer van irredentisme. | |
[pagina 170]
| |
Zo werd in 1891 veel belang gehecht aan de hierboven al vermelde kaart ‘Patria Belgica Irrendenta’, uitgegeven door het ‘Waterloo-Comiteit’. De Vlaamse Westhoek, zo heette het, was ‘...de Flandria irredenta... het erf onzer vaderen dat wij onophoudend zullen blijven terugeischen’. Het blad leek er heilig van overtuigd dat de bevolking van de Westhoek in overgrote meerderheid te winnen zou zijn voor een hereniging met België. Johan Winkler zou in dit blad zijn morele steun betuigen aan de geest die naar voren kwam uit de voornoemde kaart.Ga naar eindnoot(98) Al enkele keren werd melding gemaakt van bijdragen die zijn verschenen in De Zweep, een weekblad dat in 1869 werd opgericht door Julius Hoste sr. en zou evolueren tot spreekbuis van de liberale Brusselse flaminganten.Ga naar eindnoot(99) Zo zou dit blad zich niet onbetuigd hebben gelaten bij de Frans-Duitse oorlog van 1870Ga naar eindnoot(100) en in 1883 nam Het Volksbelang een bericht uit dit blad over i.v.m. een separatistische beweging in Frans-Vlaanderen.Ga naar eindnoot(101) Op 21 augustus 1892 publiceerde De Zweep een bijdrage over de Nederlandse taal in Frankrijk, onder verwijzing naar het eveneens al eerder vermelde werk van Herman Jellinghaus, Die niederländischen Volksmundarten. | |
[pagina 173]
| |
Résumé:L'intérêt porté par les périodiques de langue néerlandaise aux Pays-Bas français nous permet de mesurer l'intensité des contacts que la Flandre et les Pays-Bas entretinrent avec cette région après son annexion définitive par la France. La Gazette van Gent, le Belgisch Museum et le Kunst- en letterblad, en pionniers, ouvrirent leurs pages à la vie de cette région. Leur exemple fut rapidement suivi: en effet, relativement nombreux furent, au dix-neuvième et au début du vingtième siècle, les périodiques qui portèrent un intérêt culturel aux Pays-Bas français. De Eendragt, dont le collaborateur le plus actif fut le poète Prudens van Duyse, le premier, consacra une attention toute particulière à la région. Au départ, on y retrouve différents comptes-rendus de publications de la région, tandis que, dès le mois d'août 1861, apparaît une rubrique régulière, intitulée Vlaamsch leven in Fransch-Vlaanderen. A côté des périodiques qui ne publiaient qu'occasionnellement des articles sur les Pays-Bas français, nous nous devons de signaler des articles parues dans des revues importantes et influentes, telles De Vlaamsche School et Rond den Heerd. La dernière revue citée, créée par Guido Gezelle, publia entre 1886 et 1890 des dizaines d'articles sur les Pays-Bas français, articles qui traitaient principalement des domaines linguistique, historique ou folklorique. | |
[pagina 174]
| |
Les articles édités par l'hebdomadaire libéral et pro-flamand Het Volksbelang furent très circonstanciés, principalement pendant la guerre francoallemande. En se basant sur des nouvelles éditées à Bruxelles par la revue de langue allemande Der Pangermane et avec la collaboration de Henri Blanckaert, un agriculteur flamand, originaire de Zegerscappel, et on ne peut plus radical, l'hebdomadaire se lança un moment dans l'irrédentisme. Il n'eut cependant pas la témérité de se laisser entraîner dans une ‘Flamenpolitik avant la lettre’ et retrouva bien vite l'ordre traditionnel des articles purement culturels. Nous devons signaler dans ce domaine les célèbres récits de voyage rédigés et publiés par Paul Fredericq vers les années 1897. Epinglons encore quelques publications qui ont manifesté de l'intérêt pour les Pays-Bas français: entre autres, le mensuel De Halletoren, édité à Bruges entre 1874 et 1881, le mensuel De Vlaamsche Kunstbode, sans oublier le mensuel linguistique Loquela de G. Gezelle, édité entre 1881 et 1895. De même, la revue Flandria, porte-parole de la ligue libérale flamande à Bruxelles, qui parut entre 1885 et 1890. L'hebdomadaire De Brugsche Beiaard que l'on peut considérer comme porteparole officieux du Willemsfonds ainsi que le mensuel catholique Het Belfort, dont la figure de proue fut le prêtre Juliaan Claerhout, consacrèrent, eux aussi, de nombreuses colonnes à la région. Pas mal d'informations intéressantes sur la lutte linguistique parurent également dans le mensuel documentaire De taalstrijd hier en elders, tandis que la revue Biekorf, fondée en 1890 et qui puise son inspiration dans les idées de G. Gezelle, rédigea régulièrement des articles sur les Pays-Bas français. Il nous reste finalement à citer les hebdomadaires libéraux De Flamingant et De Zweep, au départ très radicaux, plus modérés par la suite, tous deux porte-parole des cercles libéraux flamingants bruxellois qui réservèrent, eux aussi, dans leurs éditions, des colonnes entières aux Pays-Bas français. Signalons enfin, pour terminer, un fait qui ne laisse pas d'être assez curieux: le peu d'intérêt porté aux Pays-Bas français par des revues destinées aux jeunes, comme par exemple, De Vlaamsche Vlagge.
(Traduit du néerlandais par Paul Lecompte) |
|