De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français. Jaargang 2003

[p. 171]

Nieuwe golf van criminaliteit in de Frans-Belgische grensregio?
Gert Vermeulen

De Frans-Belgische grensregio werd reeds in het begin van de jaren '90 geteisterd door een golf van misdadigheid, voornamelijk vermogenscriminaliteit, gepleegd door de zogenaamde ‘kappabende’.¹ Intussen verschenen onlangs opnieuw onrustwekkende berichten in de media over toenemende - soms gewelddadige - vermogenscriminaliteit in deze streek. Mogelijk dreigde een nieuwe hausse van het vroegere ‘kappa’-fenomeen, met aanzienlijke effecten op het dagelijks leven van de inwoners van de grensstreek.

Tegen deze achtergrond intensiveerden politie, douane, justitie en bestuur van Frankrijk en België meteen de bestaande samenwerking om aan de toenemende criminaliteit en de groeiende onveiligheidsgevoelens bij de bevolking het hoofd te bieden. Onder meer werd een aantal specifieke werkgroepen opgericht (zoals het Strategisch comité voor de Frans-Belgische politie- en douanesamenwerking en de werkgroep grensoverschrijdende criminaliteit),² werden zogenaamde ‘gemengde’ (Frans-Belgische) patrouilles in het leven geroepen,³ en werd een gemeenschappelijk centrum voor politie- en douanesamenwerking geïnstalleerd. Intussen worden kinderziektes die sommige van de nieuwe initiatieven, zoals de inzet van gemengde patrouilles

1 Dit gebeuren gaf toen aanleiding tot het uitvoeren van een onderzoek door de Universiteit Gent (r. dierkens, w. bruggeman; b. de ruyver en p. zanders, Grensoverschrijdende criminaliteit, R.U. Gent, School voor Criminologie, 1991, 611 p.). Zie ter zake eveneens: b. de ruyver, ‘Tien jaar Kappabende. Een verhaal over de onmacht van de moderne democratische rechtsstaat’, De Franse Nederlanden/Les Pays-Bas français, Jaarboek 1995, Stichting Ons Erfdeel, 1995, pp. 54-74.

2 Voor een meer volledig overzicht, zie: g. vermeulen, e. de busser en w. cruysberghs, Criminaliteit in de Frans-Belgische grensregio, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2003 (V: Wetshandhaving).

3 Frankrijk en België besloten bij het Akkoord van Doornik (art. 14), ondertekend op 5 maart 2002, patrouilles te organiseren. Hierdoor kan een eenheid van één van beide landen hulp krijgen van één of meer ambtenaren van een eenheid van het andere land.

Une nouvelle recrudescence de la criminalité dans la région frontalière Franco-Belge?
Gert Vermeulen

Déjà, au début des années 90, la région frontalière franco-belge fut bouleversée par une vague de criminalité, principalement des agressions contre les biens, commises par la ‘bande Kappa’.¹ Récemment, des nouvelles alarmantes ont de nouveau été diffusées par les médias, quant à l'augmentation de la criminalité concernant les biens, parfois avec violences, dans cette région. Ce pouvait être la menace d'une résurgence de l'ancien phénomène ‘Kappa’, avec un impact considérable sur la vie quotidienne des habitants de la région frontalière.

Dans ce contexte, la police, la douane, la justice et les autorités françaises et belges intensifièrent immédiatement la collaboration entre les deux pays afin de faire face à la criminalité croissante et au développement du sentiment d'insécurité dans la population. Entre autres mesures, un certain nombre de groupes de travail spécifiques furent constitués (tels le Comité stratégique pour la collaboration policière et douanière franco-belge et le groupe de travail criminalité transfrontalière),² des patrouilles franco-belges dites ‘mixtes’ furent instituées,³ et un centre commun pour la coopération de la police et de la douane fut installé. Depuis, les maladies infantiles que présentaient (encore) certaines des nouvelles initiatives ont été traitées⁴ et

1 Cet événement a donné lieu, à l'époque, à la réalisation d'une étude par l'université de Gand (r. dierkens, w. bruggeman, b. de ruyver et p. zanders, Grensoverschrijdende criminaliteit (Criminalité transfrontalière) Gand, R.U. Gent, School voor Criminologie, 1991, 611 p). Voir également à ce propos: b. de ruyver, ‘Tien jaar Kappabende. Een verhaal over de onmacht van de moderne democratische rechtsstaat’ (Dix années de bande Kappa. Une histoire de l'impuissance de 'État de droit démocratique moderne) De Franse Nederlanden/Les Pays-Bas Français, Annales 1995, Stichting Ons Erfdeel, 1995, pp. 54-74.

2 Pour un exposé plus complet, voir: g. vermeulen, e. de busser et w. cruysberghs, La criminalité dans la région frontalière franco-belge, Anvers-Apeldoorn, Maklu, 2003 (V: Maintien de la loi).

3 La France et la Belgique ont décidé par l'Accord de Tournai (art. 14), signé le 5 mars 2002, d'organiser des patrouilles dans lesquelles une unité de l'un des deux pays peut obtenir de l'aide d'un ou plusieurs policiers d'une unité de l'autre pays.

4 Des difficultés sont nées de l'absence de fondement juridique au port d'armes par un fonctionnaire de police sur le territoire d'un autre État. Le problème a été provisoirement résolu par l'octroi de permis individuels, mais demande une solution permanente. Celle-ci est intervenue du côté belge, avec la promulgation de l'arrêté royal du 26 juin 2002, concernant la détention et le port d'armes par les services des pouvoirs publics ou de la force publique. Moniteur belge, 29 juin 2002.

[p. 172]

[Nederlands]

(nog) vertoonden,⁴ weggewerkt, en ligt reeds een evaluatie van de nieuwe beleids- en operationele maatregelen in het verschiet.

Tevens vroeg de Belgische minister van Binnenlandse Zaken in 2002 aan het Institute for International Research on Criminal Policy (IRCP) van de Universiteit Gent de kennelijke nieuwe golf van criminaliteit in de grensregio te onderzoeken en concrete aanbevelingen te formuleren voor een betere beheersing van het fenomeen.⁵

Het gevoerde onderzoek wijst op het bestaan van belangrijke onveiligheidsgevoelens aan de Belgische zijde van de grens. Deze kunnen niet objectief worden gestaafd door hogere criminaliteitscijfers of een hogere kans op slachtofferschap dan aan de Franse kant van de grens. Deze hoge subjectieve onveiligheidsgevoelens kunnen ten dele worden teruggedrongen door tegemoet te komen aan gesignaleerde capaciteitsproblemen bij de lokale politie en bij de parketten.

Daarnaast kan de aard van de vastgestelde hernieuwde golf van criminaliteit in de betreffende grensregio niet eenduidig als grensoverschrijdend en grensgerelateerd worden gezien. Evenmin kan besloten worden dat de daders systematisch gebruikmaken van de nabijheid van de grens om opsporing, vatting of bestraffing te bemoeilijken. De bestaande indruk van straffeloosheid blijkt eerder het gevolg van een onvoldoende efficiënt gebruik van de bestaande instrumenten door politie en justitie dan van het bestaan van de grens.

Op het vlak van wetshandhaving blijft er m.a.w. ruimte voor verbetering. Vooreerst zou een spoedige ratificatie en implementatie van voorhanden

4 Moeilijkheden ontstonden door het gebrek aan rechtsgrond voor de wapendracht door buitenlandse politieambtenaren op het grondgebied van een andere staat. Het probleem werd tijdelijk weggewerkt door het verlenen van individuele wapenvergunningen, maar vraagt om een permanente oplossing. Deze kwam er aan Belgische kant met de afkondiging van het K.B. van 26 juni 2002 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, B.S., 29 juni 2002.

5 g. vermeulen, e. de busser en w. cruysberghs, o.c., 230 p.

[Frans]

une évaluation des mesures politico-opérationnelles et politiques est déjà en perspective.

En même temps, en 2002, le ministre belge de l'Intérieur a demandé à l'Institute for International Research on Criminal Policy (IRCP) de l'université de Gand, d'examiner la recrudescence manifeste de la criminalité dans la région frontalière et de formuler des recommandations concrètes pour une meilleure maîtrise du phénomène.⁵

L'enquête met en évidence l'existence d'un fort sentiment d'insécurité du côté belge de la frontière qui ne peut être objectivement justifié par des statistiques criminelles plus alarmantes ou une probabilité d'être victime plus grande que du côté français. Ces sentiments d'insécurité hautement subjectifs peuvent partiellement être réduits en s'attaquant aux problèmes de capacités signalés, tant en ce qui concerne la police locale que les parquets. A côté de cela, la nature de la recrudescence nouvelle de la criminalité constatée dans la région frontalière concernée ne peut pas être réduite à sa dimension frontalière et transfrontalière. On ne peut pas non plus conclure que les coupables exploitent systématiquement la proximité de la frontière pour rendre plus difficiles les recherches, les arrestations ou les condamnations. Cette impression d'impunité s'avère être davantage la conséquence d'un usage insuffisamment efficace des moyens existants de la part de la police et de la justice, que celle de la présence physique de la frontière.

En d'autres termes, il reste, sur le plan du maintien de la loi, une grande marge pour le progrès. Pour le moment, une prompte ratification et mise en

5 g. vermeulen, e. de busser et w. cruysberghs, op cit., 230 p.

[p. 173]

[Nederlands]

zijnde nationale en Europese rechtsinstrumenten (inzake uitlevering, wederzijdse rechtshulp in strafzaken en overdracht van strafvervolging) een belangrijke stap betekenen naar een meer efficiënte bilaterale samenwerking. Een meer doeltreffende samenwerking kan voorts bewerkt worden door het versoepelen van samenwerkingsprocedures tussen beide landen, die nog te veel lijden onder technische imperfecties⁶ en niet met elkaar overeenstemmende nationale wetgevingen. Verder dient aan Belgische zijde de samenwerking tussen lokale en federale politie verder verbeterd. Zowel deze samenwerking als de grensoverschrijdende samenwerking met de Franse politie moeten zich bovendien meer richten op de belangrijke verkeersassen die beide landen verbinden alsook op problemen van (drugs- en verkeers)overlast die het intensieve bezoek van Fransen aan megadancings in de regio met zich brengt. Zowel op deze verkeersassen als in de omgeving van bedoelde dancings moeten meer gerichte controles worden verricht.

Menen (B) - Halewijn (F): de Barakken - Foto St. Vanfleteren.
Menin (B) - Halluin (F): les ‘Barakken’ - Photo St. Vanfleteren.

6 Men denke bijvoorbeeld aan de bestaande moeilijkheden inzake radioverbindingen tussen de Belgische en de Franse politiediensten. Een werkgroep van deskundigen (de zogenaamde telematicawerkgroep) buigt zich over dit technische probleem.

[Frans]

application des instruments de droit nationaux et européens disponibles (en ce qui concerne l'extradition, l'aide judiciaire réciproque dans les affaires criminelles et la transmission des poursuites judiciaires) constitueraient une étape importante vers une collaboration bilatérale plus efficiente. On peut aussi travailler à une collaboration plus efficace en en simplifiant les procédures entre les deux pays, qui souffrent encore trop d'imperfections techniques⁶ et de données juridiques nationales discordantes. De plus, du côté belge, la coopération entre les polices locale et fédérale nécessite d'être encore améliorée. Tant cette collaboration que celle, transfrontalière, avec la police française doivent, de plus, s'orienter davantage sur les grands axes de circulation qui relient les deux pays ainsi que sur les nuisances (drogue et circulation) induites par la fréquentation massive des dancings géants de la région par les Français. Aussi bien suivant ces axes de circulation qu'à l'entour des dancings en question, des contrôles plus ciblés doivent être entrepris. En outre, une

6 On pense par exemple aux difficultés actuelles concernant les liaisons radio entre les services de police belges et français. Un groupe de travail d'experts (intitulé groupe télématique) se penche sur ce problème technique.

[p. 174]

[Nederlands]

Daarnaast moet ook op parketniveau (grensoverschrijdend) overleg worden gepleegd over de specifieke problemen waarmee de regio wordt geconfronteerd. Tenslotte dient een betere samenwerking uitgebouwd met de Franse bevoegde diensten inzake de opvang van delinquente minderjarigen. Een structurele oplossing voor de problemen van de regio is ongetwijfeld gelegen in een meer intensieve, multidisciplinaire grensoverschrijdende samenwerking tussen politie, douane, justitie en bestuur. Op die manier kan een werkelijk geïntegreerd veiligheidsbeleid voor de gehele regio gestalte krijgen. Hierdoor moet zowel de pakkans vergroot worden als de groeiende gevoelens van onveiligheid bij de bevolking aan beide zijden van de grens tot meer objectieve proporties worden herleid. Méér grensoverschrijdend regionaal beleid dus, omdat - sinds het wegvallen van de grenzen tussen de lidstaten van de Europese Unie met de inwerkingtreding van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst - de grens steeds ‘minder’ grens is.

Een gezamenlijke aanpak veronderstelt intensieve samenwerking van álle actoren die een rol spelen in dit veiligheidsvraagstuk. De reeds bestaande overlegorganen (zoals het reeds genoemde Strategisch comité voor de Frans-Belgische politie- en douanesamenwerking en de werkgroep grensoverschrijdende criminaliteit) kunnen de kiem vormen van waaruit een wijder en diepgaander beleid kan groeien, waarin men de problemen van eigen arrondissement, politiezone of stad overstijgt. Het ontwikkelen van een effectief (meet- en monitoring)instrument dat, eveneens op geïntegreerde wijze, permanent of minstens periodiek de zich mogelijk wijzigende criminaliteits-

[Frans]

concertation doit être mise en place entre les parquets (de part et d'autre de la frontière) sur les problèmes spécifiques auxquels la région est confrontée. Enfin, il faut développer une meilleure collaboration avec les services français compétents en ce qui concerne la prise en charge des délinquants mineurs.

Sans nul doute, une solution structurelle aux problèmes de la région réside dans une collaboration transfrontalière, multidisciplinaire, plus intensive entre la police, la douane, la justice et les autorités. De cette manière, une véritable politique de sécurité intégrée peut prendre corps pour la région dans son ensemble. L'efficacité de la poursuite des délinquants devrait s'en trouver accrue et le sentiment d'insécurité croissant dans les populations de part et d'autre de la frontière, doit pouvoir être ramené à des proportions plus objectives. Davantage de politique régionale donc, parce que, depuis la disparition des frontières entre les États membres de l'Union européenne avec l'entrée en vigueur des accords de Schengen, la frontière est de moins en moins frontière.

Une approche intégrée suppose une entente et une collaboration entre tous les acteurs intervenant dans le problème de la sécurité intégrale. Les platesformes de concertation déjà operationneles (comme le Comité stratégique pour la collaboration policière et douanière franco-belge et le groupe de travail Criminalité transfrontalière, cités précédemment) peuvent constituer le germe duquel peut croître une politique plus large et plus poussée, afin de surmonter les problèmes de l'arrondissement, de la zone de police ou de la ville. Le développement d'un instrument de mesure et de monitoring inté-

[p. 175]

[Nederlands]

patronen én het gevoerde veiligheidsbeleid grondig kan analyseren en evalueren - een zogenaamde veiligheidsmonitor, op maat van de Frans-Belgische grensregio - moet idealiter zo'n integrale beleidsvoering ondersteunen.

[Frans]

gré) qui soit capable d'analyser et d'évaluer en profondeur et de manière permanente ou du moins périodique les changements des comportements criminels et la politique de sécurité menée - un moniteur de sécurité, à la mesure de la région frontalière franco-belge - doit soutenir une telle politique intégrale.

[p. 176]

(Traduit du néerlandais par Marcel Harmignies)