Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!' (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van 'Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!'
Afbeelding van 'Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!'Toon afbeelding van titelpagina van 'Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.53 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Editeur

S.A.J. van Faassen



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!'

(1996)– [tijdschrift] Groot Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Briefwisseling tussen Menno ter Braak, Frans Coenen, J. Greshoff, Van Holkema & Warendorf, H. Marsman en S. Vestdijk over de reorganisatie van het letterkundig maandschrift Groot Nederland in 1935


Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

42 (XXV) Frans Coenen aan J. Greshoff, 8 november 1935

Woensdag 20 Nov. schikt mij het best vanwege de vergadering van de Groene.

Ook Donderdags kan ik gewoonlijk niet, maar de overige weekdagen zijn à prendre, en je kunt er naar believen over beschikken. Ik verheug mij er bizonder over, dat van Nijlen wil en kan blijven meedoen. Hadden wij dat eerder geweten, zoo hadden wij ons veel tribulatie kunnen besparen en de zaak onder ons drieën afhandelen.

Wat de candidatuur-Raedt betreft, ik begrijp dat het incidenteele en naderhandsche je onplezierig aandoet en ‘stutzig’ maakt. Gewis had ik ook dadelijk om haar moeten denken en er niet zoo overhoeds en achterna mee aankomen. Ik zal de zaak voor het moment laten rusten, mij voorbehoudend er te gelegener tijde en plaatse op terug te komen.

Doch waar je precies en uitvoerig aangeeft waarom je haar niet wilt, zal het mij wel geoorloofd zijn te zeggen [+waarom] ik haar wèl wil.

Het was, primo, niet juist haar een onderredacteur te noemen, dat erken ik. Maar ten andere is het ook onjuist, haar positie met die van Van Rantwijk te vergelijken. Haar betrekking tot het tijdschrift is veel nauwer, gelijk haar naam op het omslag al onafwijsbaar aantoont, terwijl zij als recensente als jaren lang tot onze medewerkers behoort. Haar persoonlijke titels tot een redacteurschap vind ik in het vele redactiewerk, dat zij deze jaren deed en doet, niet immer aangenaam werk, als zij bijv. versinzenders altijd maar naar den redacteur Greshoff moet verwijzen, die niets van zich hooren laat. Ik alleen weet hoeveel werk het is, dat zij mij uit handen neemt, zonder eenig bezwaar voor het tijdschrift.

En dan de korte boeknotities. Ik herinner mij niet, dat je mij, zelfs voorzichtig, je misnoegen te dien opzichte zoudt hebben meegedeeld, want ik zou je dan terstond geantwoord hebben op die stukjes zeer gesteld te zijn. Mij dunken ze gewoonlijk aardig en levendig en vaak geestig, zeer gepast tegenover de weinig respectabele oeuvres die zij onder de oogen krijgt. Zij hebben het voordeel om zelfwil leesbaar te zijn, gelijk tijdschriftlezers, die toch de boeken niet lezen, zeer begeeren. Die notities in 't algemeen zijn het lichte dessert na den zwaren maaltijd van des tijdschrifts eigenlijk lichaam. In den beginne waren zij - die van

[pagina 75]
[p. 75]


illustratie
De redactie van Groot Nederland na het overlijden van Frans Coenen. V.l.n.r.: Jan van Nijlen, S. Vestdijk en J. Greshoff, Brussel 1937.


E.R. - misschien wat stuntelig, maar allengs zijn zij m.i. heel veel beter geworden. Dar zij nu en dan er naast zou zijn, is zeker zoo erg niet, gezien de subjectiviteit aller huidige critieken, en jij zult met ettelijke bewijzen van incompetentie moeten komen, zal dit argument indruk maken. Ik weet ook wel boeken, die ik persoonlijk hooger of lager aansla dan E.R. gedaan heeft, maar ‘Mijn Zuster de Negerin’ behoort daar zeker niet toe. Jammer voor ons beiden!

Wat verder je toekomstbekommernissen aangaat, is het eerstens de vraag of wij verstandig doen verder dan bijv. één jaar vooruit te denken, nu het geen ijdele onderstelling is, dat wij binnen dien tijd een definitieve vorm op ons hoofd krijgen, een dooddoener van alle zorgen.

Maar daarvan afgezien, heb je je weleens afgevraagd of ik bizonder gerust ben over de handen en pennen waaraan ik Gr.N. zal nalaten? Dit gaat de heele litteraire richting van jullie groep aan, niet jou alleen, hoewel de verhouding waartoe ons gezamenlijk redacteurschap zich

[pagina 76]
[p. 76]

blijkt te ontwikkelen, niet geschikt is mij daaromtrent gerust te stelten. Ik zeg deze dingen vanwege jouw naar mij voorkomt, al te zwaartillende bezorgdheid.

En, tenslotte, E. is een schrijfster van zekere reputatie. Dit is al wat en kan in de toekomst veel meer worden. Wou je alleen primatalenten? Waar vindt je die? In de lijst, die je mij conscientieus voorlegde, waren ze niet te vinden. En... zijn wijzelven zoo prima? Of ook maar secundair? Wat tenslotte nog niet zoo te versmaden is.

Ziehier, beste vriend, my defence of E.R., ook met de noodige openhartigheid uitgebracht.

Nog even dit, dat ik je nooit precies gezegd heb wat ik op M. ter Br. tegenhad. Dat leek mij ook tegenover een vriend niet aangebracht. Ontvang dit schrijven in den zelfden geest, waarin jij het jouwe.. tikte, en leer mij bij gelegenheid eens het ‘persoonlijke’ en ‘zakelijke’ precies uit elkaar te houden. Ik vrees, ik kan 't niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • S.A.J. van Faassen

  • Jan Greshoff

  • Menno ter Braak

  • Frans Coenen

  • Simon Vestdijk

  • H. Marsman

  • Jan van Nijlen


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 8 november 1935