Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 1 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 1
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.02 MB)

Scans (43.99 MB)

ebook (17.35 MB)

XML (1.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 1

(1902)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Vlinders

E.J. Potgieter: Brieven aan Cd. Busken Huet. Uitgegeven door G. Busken Huet. Tweede deel 1869. - Haarlem, H.D. Tjeenk Willink & Zoon, 1902.

EEN anderen Potgieter dan wij reeds kenden uit de vorige briefwisseling, leeren wij uit zijne epistels van 1869 niet kennen. Of ja, toch wel een anderen, een in gracieuse vriendschap tot Mevrouw Busken Huet verdubbelenden bachelor - het zoeken naar fluweelen viooltjes en violettes de Parme, het parfumeeren van het papier met reseda zijn daarvan bewijzen - maar ook een in zijn plaagzucht verscherpenden en als zoodanig ietwes pijn doenden vriend. De politieke feilen van Busken Huet waren in 1869 niet meer aan te tonen - zij waren publiek eigendom geworden en bovendien tusschen den liberalen Leliegrachter en den conservatieven Indischen journalist lag een afstand, die, onaangeroerd, de illusie van louter geographische verwijdering kon wekken; die, aangeroerd, hem binnen het zeer nauw begrensde gebied der vriendschap trok, waarop elk verschil van standpunt, hoe fijn getint ook, pijnlijk is. En zoo kom ik dan tot de conclusie dat brieven, waarin aanhalingen van Van Vloten, - den steeds uit-één-stuk gebleven Geus - aan Huet beter gespaard waren geweest en de herinneringen aan Huet's conservatisme, bij herhaling voorkomend, den Indischen briefschrijver niet welgevallig konden zijn. Iemand, die mij, gesteld ik had mij tot het Mormonisme bekeerd, telkens zou herinneren dat ik Mormoon was geworden, - zou bij mij niet anders dan een indruk tot ergernis nalaten, gewekt uit het gemis aan kieschheid, die zijne vriendschap voor mijne Mormoonsche overtuiging aan den dag leî. En wanneer die oudere vriend mij dan als ‘Mijnheer de bekeerde’ had toegesproken en zich allerlei glossen op mijn Mormonisme had veroorloofd - bij den Heiligen Joseph Smith! ik weet niet of ik dat wel heel aardig zou gevonden hebben. En dat Potgieter, hoe weinig ook, maar toch iets van het pijnlijke zijner prikkelende plaagzucht heeft gevoeld, bewijzen zeker deze woorden (9 Maart 1869): ‘Maar ben ik al schertsende, weder en train harde beschuldigingen te doen? Niets is verder van mijn doel en Gij, die mij op geene mijner, noem haar wat Gij wilt, ooit “vinnig” hebt geantwoord, Gij gevoeldet, dat ik dit ook niet verdiende, dat ik niet enkel door, dat ik in U bitter leed’ - al worden die ook terstond gevolgd door dezen volzin: ‘Maar wie wenscht liever dan ik die sombere heugenissen van 1868 uit te wisschen.’ Maar om iets uit te wisschen, deed men in 1869 precies zóo als in 1902 - men zweeg stil.

Voor 't overige biedt de briefwisseling van 1869 in dubbelen zin een letterkundig genot. Thans niet alleen om den vorm en het sprankelend vernuft, maar ook om den novellistischen trant. Tafereeltjes als die van een komedie, een concert, een huiselijk of een deftig avondje, een partijtje quadrille, een souper en litteraire of historische anecdoten, omlijst met kunstenaarsvaardigheid gelijk Potgieter die geeft met zooveel tact, zooveel pointe tevens, zijn in onze letteren te schaarsch om ze niet dankbaar, al zij het hier en daar onder beneficie van inventaris, te aanvaarden.

Er is ook in deze brieven door de schim van Potgieter een hulde gebracht aan de schim van Van Lennep en het zal niet ongepast zijn, nu wij onlangs Van Lennep hebben herdacht en de pogingen der Van Lennep-Commissie - dank

[pagina 85]
[p. 85]

zij ook der firma A.W. Sijthoff - een buitengewoon gunstig gevolg hebben gehad - (er kunnen aan alle Nutsbibliotheken, alle boekerijen van Ons Huis en een aantal andere Volksbibliotheken hier te lande en buiten 's lands 500 stel romantische werken of 6000 deeltjes worden ten geschenke gezonden) - deze transcendente eerbetuiging te boekstaven. En wanneer zij dan eens in hare gevolgen tot lager sferen mocht terugkeeren, misschien zou die gebeurtenis een datum in het geschiedboek onzer Nederlandsche Letteren kenmerken, welke tot de roemrijke dagteekeningen wierd gerekend.

Sprekend over persaanvallen die Huet te verduren had, schrijft Potgieter: ‘Een goede raad, antwoord er niet op. Het is de schaduwzijde uwer keuze, dat ge dagelijks onaangenaamheden van die luidjes hooren moet, maar het betere gedeelte van uw publiek zal het U dank weten, als Gij er geen notitie van neemt. Het is beneden Uw talent aan zulk gekrieuw Uw tijd te besteden.’ - En daarop volgen dan deze woorden over Jacob van Lennep: ‘Daarin is de man, van wiens gedenkteeken ik eene afbeelding bijvoege, ten minste wijs geweest; hij heeft nooit zijne gaven aan twist verkwist.’

Zeker - het is een onbetwiste en onbetwistbare eeretitel voor enkele schrijvers het hooge genot der altoosdurende polemiek aan ander georganiseerde collega's over te laten. Maar denk u één week de polemische behoefte van onze schrijversbent weg en zeg mij of ge niet een schapenstal betreedt met blatende lammeren, waaronder zelfs de belhamel geen vertier weet te brengen. En daarbij ik vraag U: waarover zou de strijd der meeningen kunnen loopen en waarmeê zouden de voorlichters zich bezighouden zoo niet hun terrein als een worstelperk was ingericht, dat afwisseling bood aan de lodderige oogen en de stugge breinen der toeschouwers?! De worsteling heeft iets goeds, heeft zelfs zeer veel goeds; wanneer men scherp uit zijne oogen kijkt, leert men er direct het karakter der worstelaars uit kennen. En het kan geen kwaad op publiek terrein te weten wat de vechtersbaas waard is. Uit aanval of verweer, uit verweer of aanval is het gehalte van den polemicus terstond te onderkennen en het ‘beau masque je te connais’ is de tooverspreuk, die tot het labyrinth veler dappere zielen vrijen en onbelemmerden toegang verschaft. ‘Il y a du bon dans la lutte’, herhaal ik met maître Zola, maar voor den scheppenden kunstenaar, voor den gestadig voortwerkenden, of aan een grootschen arbeid zich wijdenden schrijver il n'y a du bon que dans Ie silence. En van Jacob van Lennep zal men niet zeggen dat hij niet gestadig voortgewerkt en met onverstoorbaar goede luim zijn letterkundigen reiszak over de schouders heeft geslagen. Zijne gaven heeft hij nooit aan polemiek verkwist. Bovendien was zijn aanleg warsch van scherpte, vinnigheid, venijnigheid en hebben zijn gunstige levensomstandigheden hem niet gemaakt tot een behaagziek, mokkend pessimist, die in alles het zwarte ziet, om toch maar één punt van tegenstelling te hebben met al het lichte dat hem omgeeft, en hem omgeven heeft van de wieg af. Die zelfde gunstige leefwijs is van onberekenbaren invloed geweest op zijn goede stemming, die hem de kwade stemmingen van anderen deed vergeven. Precies als bij Potgieter, met dit verschil dat wat de patricier uit gemoedelijkheid deed, de ‘burgerman’ uit hoogheid bedreef, en met dit gevolg, naar den logischen gang der dingen, dat de patriciër thans een burgermanspubliek en de burgerman een patricisch gehoor heeft gevonden. Wat het dankbaarste van beiden is, mogen de lezers van Den Gulden Winckel in 2002, op Van Lennep's 200sten geboortedag, uitmaken.

 

PIET VLUCHTIG.

Ook een uitgever, die genoemd mag worden

IN 't voorjaar van 1876 kwamen de heeren Mr. H.J. Smidt, Dr. H.J. Nassau Noordewier, J. Brals en ondergeteekende overeen de Geschriften van wijlen onzen leermeester en vriend Dr. H.J. Nassau te verzamelen en uit te geven, en vonden nu wijlen den heer E.B. ter Horst, uitgever te Groningen (firma J.B. Wolters), bereid de uitgave te ondernemen. Natuurlijk waren wij zeer in onzen schik met de gulle mededeeling van onzen uitgever, dat hij, in de eerste plaats ook uit bewondering en vereering voor wijlen Dr. H.J. Nassau, de Geschriften, die op drie flinke boekdeelen werden begroot, zou uitgeven, zelfs al moest aangenomen worden, dat de verkoop de kosten der uitgave niet zou goedmaken. Wij van onzen kant vraagden ook geen honorarium; en zoo kon met het drukken een begin gemaakt worden. Na betrekkelijk zeer korten tijd lagen de drie fraaie, in groot formaat gedrukte boekdeelen: ‘Nassau's Geschriften’ op onze leestafels, en wij hoopten, dat de Uitgever een beetje succes van zijne mooie uitgave hebben mocht, opdat hij er niet te veel op zou moeten toeleggen.

Doch ziet, wat gebeurde. Toen we met het werk gereed waren, en in 't kostelijk bezit der Geschriften van onzen vereerden Nassau ruimschoots beloond waren voor onze moeite, kwam

[pagina 86]
[p. 86]

er een brief van den Heer Ter Horst met de mededeeling, dat er koopers genoeg waren voor het werk om geen schade te lijden met de uitgave, en hij ons dus voorstelde duizend gulden in ontvangst te willen nemen voor onze moeite als verzamelaars en bewerkers. Zoo is ook gebeurd. En is dit meegedeeld ter eere van de nagedachtenis van een uitgever, die aldus, geheel onverplicht, honoreerde; een uitgever, die ook in allerlei ander opzicht veel voor zijne auteurs overhad, wijlen den heer E.B. ter Horst, te Groningen.

 

A.W. STELLWAGEN.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Fritz Smit Kleine

  • Arnoldus Wilhelmus Stellwagen

  • over E.J. Potgieter

  • over Cd. Busken Huet