Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 1 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 1
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.02 MB)

Scans (43.99 MB)

ebook (17.35 MB)

XML (1.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 1

(1902)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Fragmenten

Uit ‘Drie Verhalen door Marcus’, een Novellenbundel, eerlang te verschijnen bij De Erven Bohn te Haarlem.

Het verhaal Zonsopgang geeft den strijd te zien tusschen een ouden christelijken dorpsschoolmeester en zijnen zoon. socialistisch schoolhoofd in Amsterdam, die langs radicalen weg de trappen van het Haagsche Kapitool wil betreden, en aanvankelijk zijn ouden vader zijne staatkundige beginselen verzwegen heeft, en die thans aan den geloovigen dienaar van God en Overheid openbaart.

ER fonkelen tranen tusschen Meester Jochem's wimpers. Door een sterke wilsuiting bedwingt hij ze en door het staren naar den westelijken hemel, waar de Zon met scharlaken oog de heuvelen en het zomerwoud doorboort.

 

- Wel, m'n jongen; m'n Jo-o-o-han, ik wil het graag hooren; och, kind, je bent nog geen vader....

- Nee', goddank niet, daar zullen we....

-.... want anders, Jo-o-o-han, zou je voelen dat vaders, zoolang ze leven, innig blijven hechten aan hun zoons.

- En aan der dochters toch ook? Dat merken we hier wel aan Aal!

- Ja wèl, en toch meer aan der zoons, want hun naam gaat op hen over en zij zijn bestemd dien voort te planten. En daarom voelen ze altoos wat meer voor die stamhouders, een soort eergevoel, een soort ijdelheid, iets wat de lieve God hun als Vader van Hemel en van Aarde, waarschijnlijk niet al te kwalijk zal nemen en enkel bij de vele zonden zal rekenen, die zij voor Zijn Heilig Aangezicht bedrijven.

- Nou, nou; laten we nou niet wêer fijn gaan worden. Die fijnheid ontwassen we in de steden van de ware beschaving, in de kultuurkringen met den electrischen stroom van den waren Vooruitgang.

- Warempel, stremt de fijnheid den vooruitgang? Warempel, dat wist ik niet.

- Nou allo; ik zal nou maar eens direct met de deur in huis vallen, anders komen we vóór van nacht nooit klaar; kijk, de zon gaat al onder.

 

Op de toppen der dennen, over de waaiers der laryxen en de kronen der olmen sprankelt het matgoud, dat neerzijgt over het bruin der beuken en het groen der kastanjes, de rotsige kloven en spleten tusschen elzen- en eikenhout bepoeiert en over de mei- en eschdoornen tintelglanst.

De westerhemel laait in purper, de oostelijke deint weg in gamma's van opaal en lazuur, en het zuiden is rozig door rosse luchtstreepen en karmijnen vlokken.

De zwoelte sust het matte dal in zomeravondslaap.

 

Meester Jochem heeft zijn zoon lang aangehoord. Een stortvloed van woorden is op het hoofd van den grijsaard neêrgeklaterd.

Niet ééne gedachte, niet één denkbeeld, niet één beweegreden, niet één aanduiding is anders dan uit verre verten tot hem genaderd, al heeft zijn forsche zoon ze hem ook toegebazuind. In de geestdriftigheid en de onstuimigheid van een dweepziek woordvoerder, met de hardhandschheid van een smid, die den moker ruw op het aanbeeld slaat - wanend dat het ijzeren arbeidsouter onkwetsbaar is - heeft de jonge zoon gehamerd op de hersenen van zijn ouden vader en over hem, die zich de maatschappij nooit anders heeft gedroomd dan in den vorm van het nestje, zijn dorpje, door heuvlen en hagen, zoele luchten en wuivend geboomte beschut, is een vlucht krijschende stormvogels losgelaten uit alle spelonken der wereld opgedoemd.

- Spaar mij, spaar mij, och, mijn arm hoofd! Hij heeft het hem dikwijls willen toeroepen, maar de krachten ontbraken.

Hij zag en hoorde slechts een reus, die onder heftig armgezwaai het samenstel zijner maatschappij uitbulderde; over zijn idealen de alleenzaligmaking uitsprak, als een wraakzuchtig Jehovah toornend de wereld naar zijn wraakbeeld schiep.

 

En toen de grijsaard, wien de woordencataract nog in oogen en ooren naduizelde, met flets starenden blik naar de lager en lager zinkende zon zag, slaakte hij als point-d'orgue in het praeludium van zijn zoon een angstig-diepe zucht.

- Dat heb ik je niet geleerd, jongen, stamelt hij hem toe en na een poos vervolgt hij: ‘En laat je moeder die dingen nooit van je hooren. Beloof me dat, Jochem, nooit hoor.

- Alsof die er wat aan zou hebben!

[pagina 87]
[p. 87]

En de oude gaat voort:

- Alle ziele zij den machten over haar gesteld onderworpen, want daar is geen macht dan van God en de machten, die daar zijn, die zijn van God gëordineerd, zegt de apostel.

- Nou ja, da's ouwe koek, ouwe leuterkoek. Maar vergeet jij nooit, ouwe heer, jij, die meer dan vijftig jaar van je leven een loonslaaf bent geweest, jij die gezwoegd hebt, dag in dag uit en nooit verder bent gekomen: ik wreek jou, jou wreek ik en je ontberingen van een halve eeuw tegenover die godvergeten patjakkers. Voelje dat niet? Dan is het nou toch maar geriefd, dat we ons standpunt eens hebben afgebakend. De démarcatielijn, zooals de inzenieurs zeggen, hebben getrokken, hè, ouwe heer? En geef me nou maar 'reis een poot, dan zijn we weer goeie maatjes. Over een jaar of wat, let maar eens op, dan wijzen ze je hier allemaal aan als de vader van het Kamerlid. -

 

En met den triomfblik van den plebejer, die het Forum verlaat en reeds het ivoor van den tribuunstaf in zijne vingeren voelt, beschouwt ‘burger Johan’ zijn dof voor zich uitstarenden vader.

Hij neemt de slap neêrhangende oude hand van ‘Meester’ in zijn knoestigen greep, als om den inééngezonken grijsaard te wekken uit zijn versuffing.

 

Meester Jochem's oogen vloeien vol tranen.

 

Boven het aansomberend dal kwijnt weg de Zon.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken