Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 4 (1970) (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 4 (1970)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 4 (1970)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 4 (1970)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 4 (1970)

(1973)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het vierde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

Openingswoord
door Mr. P.W. van der Zijden
pl.v. secretaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen te 's-Gravenhage

Dames en Heren,

 

De gewoonte om fabrieken, bruggen, verkeerswegen, congressen, sportontmoetingen, tentoonstellingen en onnoemelijk veel andere uiteenlopende zaken met een zekere plechtigheid te openen, lijkt mij een verschijnsel, dat behoort tot de folklore van onze technocratische beschaving. Het wordt met een zo grote mate van vanzelfsprekendheid aanvaard, dat naar mijn weten nog niemand op de gedachte is gekomen een wetenschappelijke studie te maken van de oorsprong ervan of van de psychologische factoren die deze behoefte zouden kunnen verklaren.

 

Daarentegen heeft men wel nagedacht over het programma van zulke openingen. Eén van de elementen hiervan is de onvermijdelijke openingstoespraak: wat Uw colloquium betreft, zit U daar nu met gepaste en gewaardeerde lankmoedigheid naar te luisteren.

 

Voor de eigenlijke openingshandeling is in de laatste tijd een ruim scala van mogelijkheden ontwikkeld. Ongeveer een eeuw lang heeft men vorsten, ministers en andere hoogwaardigheidsbekleders linten laten doorknippen. De laatste jaren heeft de zucht naar oorspronkelijkheid ertoe geleid, dat talloze openingsplechtigheden worden gekenmerkt door wat in een wijsneuzig proefschrift over deze materie met de term ‘infantiel-carnavaleske toestanden’ zou kunnen worden aangeduid. De hooggeplaatste slachtoffers van deze soms onrustbarende grappenmakerij storten zich glimlachend in situaties die zij veelal als een regelrechte aanslag op het leven ondergaan. Hun zinloze moed, overbodige angst en uiteindelijke opluchting maken voor de andere aanwezigen de charme van dit soort openingen uit en worden voor het nageslacht vastgelegd op fraai-glanzende persfoto's.

 

Het spijt mij voor U dat U vandaag zulk een sensatie zult moeten

[pagina 32]
[p. 32]

missen. Ten aanzien van congressen is men nog steeds niet verder kunnen komen dan de toespraak.

 

Nu U dus, in de lijn van deze traditie, mijn gevangene is en ten minste naar het uiterlijk aan mijn lippen gekluisterd, wil ik dit kostbaar moment van Uw aandacht niet voorbij laten gaan zonder U met overtuiging een goed en vruchtbaar congres toe te wensen. Ik mag dat in de eerste plaats doen namens minister Veringa, die tot zijn spijt verhinderd was U persoonlijk te komen toespreken. Ik doe dat ook namens mijzelf, namens het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, en - als U mij die gedachte toestaat - namens Nederland.

 

Immers, de subsidiegelden, die U zowel door de Belgische als de Nederlandse regering ter beschikking zijn gesteld om dit colloquium te kunnen houden, komen uit de beurs van de belastingbetaler. Zij zijn U ter beschikking gesteld in de overtuiging, dat de belastingbetaler daarmee instemt omdat een duidelijk algemeen belang wordt gediend.

 

Wij zijn nog niet zover met een verenigd Europa, zelfs niet met een echte Benelux, dat een Nederlandse overheidsdienaar zich de spreekbuis zou mogen achten van de Belgische belastingbetaler. Ik moet mij dus in deze gedachtenontwikkeling een beperking opleggen die Uw kring naar ik aanneem, heel weinig aanspreekt. Anderzijds blijkt dat voor dit congres de nationale grenzen niet veel meer betekenen dan een getekende streep op een landkaart, want de Belgische en de Nederlandse overheden beschouwen Uw colloquium als een volstrekt gezamenlijke aangelegenheid.

 

Het is thans voor de vierde maal sinds 1961 dat U Uw colloquium houdt. Met andere woorden: U bent nu negen jaar oud. Volgens het geldend spraakgebruik bent U dus nog ver van Uw volwassenheid verwijderd, al is het waar, dat ook in onze streken de volwassenheid aanzienlijk vroeger intreedt dan voorheen. Maar wie van U zou mij het genoegen willen ontzeggen Uw colloquium met het epitheton ‘vroegrijp’ te sieren?

 

De toepasselijkheid van dit epitheton heeft U gisteren aangetoond door de oprichting van de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek.

 

Met dit initiatief heeft U de ernst van Uw doelstellingen aangetoond en vastgelegd. Naar ik mij voorstel, liggen die allereerst op het vlak van de wetenschapsbeoefening. Dit sluit volkomen aan bij de opvatting die op het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen leeft ten aanzien van de bevordering van de nederlandistiek in het

[pagina 33]
[p. 33]

buitenland. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de bevordering van wetenschappelijk onderwijs en wetenschappelijke belangstelling. Dat als uitvloeisel daarvan ook een toenadering tot Nederland, liever gezegd tot de Nederlandse taalgemeenschap in Europa, verwacht mag worden, is uiteraard een welkom verschijnsel. Dit kan echter niet het uitgangspunt van het Nederlandse overheidsbeleid genoemd worden.

 

Naast Uw wetenschappelijke activiteiten heeft U zich in het verleden vrij intensief bezig gehouden met de problematiek rond de rechtspositie van de Belgische en Nederlandse docenten in het buitenland. Het is U inmiddels bekend, dat in Nederland voor dit probleem bepaalde oplossingen zijn gevonden. Het verheugt mij, dat U van nu af Uw aandacht weer geheel op andere zaken zult kunnen richten, temeer daar ook in België - als ik het goed heb begrepen - een regeling geboren staat te worden.

 

Ik ben mij er zeer wel van bewust, dat hiermee niet alle vraagstukken rond de bevordering van de nederlandistiekbeoefening in het buitenland uit de wereld zijn geholpen: er blijft nog veel te doen. Met voldoening maak ik hier gewag van de toenemende samenwerking tussen België en Nederland, zoals die in de laatste tijd met name gestalte heeft gekregen in enkele besprekingen over de bevordering van de nederlandistiek in de Bondsrepubliek Duitsland. De verdere ontplooiing van activiteiten binnen het raam van het Belgisch-Nederlands cultureel verdrag, meer in het bijzonder binnen de subcommissie voor de bevordering van de nederlandistiek, moge ons hoop geven op een steeds verdergaande uitbouw van het overheidsbeleid in onze beide landen.

 

Ik verheel mij niet, dat het mij gegeven is tot U te spreken in de schaduw van de Rijksuniversiteit van Gent, die Uw colloquium gastvrijheid verleent. Weliswaar bevinden wij ons thans in het Museum voor Sierkunst en Industriële Vormgeving, en daar deze ruimte uitsluitend voor deze openingszitting dienst doet, zou dit feit bij een voor symboliek gevoelige spreker, een spoor van achterdocht kunnen wekken! Maar voor U speelt in elk geval dit museum thans de rol van voorportaal van de Alma Mater, die de moeder van het nederlandstalig onderwijs in België genoemd mag worden. Als ik al gevoelig zou zijn voor symboliek, dan toch zeker voor deze tot bewondering en dankbaarheid stemmende realiteit.

 

Het kan niet anders of deze werkelijkheid zal van grote en stimulerende invloed zijn op Uw werk in de komende dagen. Niet ten onrechte zal in U de verwachting leven, dat de Rijksuniversiteit van Gent,

[pagina 34]
[p. 34]

die in heden en verleden op zo overtuigende wijze ‘intra muros’ het bestaansrecht èn de waardigheid van de Nederlandse taal en cultuur onbetwistbaar heeft gemaakt, in toenemende mate ook ‘extra muros’ met diezelfde fierheid en kracht de bevordering van de nederlandistiek tot een ‘mea res’ zal maken.

 

Dames en Heren, met deze woorden beland ik in de toekomst, en daardoor op het terrein van de volgende spreker, te weten Zijne Excellentie Prof. Dr. Frans van Mechelen, Minister van Nederlandse Cultuur, die tot U gaat spreken over: ‘De toekomst van de Nederlandse taal, wetenschap en cultuur’. Tussen mijn toespraak en de rede van Minister van Mechelen hebben de organisatoren het nuttig geoordeeld een pauze in te lassen, gedurende welke Uw colloquium zich zal afspelen. De onuitstaanbare pretentie van deze voorstelling van zaken is slechts schijn. Is het niet juist Uw colloquium te beschouwen als een pauze in Uw werk, een weloverwogen stilstaan bij datgene wat U met zoveel toewijding en energie als Uw taak ziet, een pauze die geen hiaat is maar een welkome gelegenheid tot bezinning op een stuk werk, dat U zo weinig tijd tot bezinning laat?

 

Het beeld van de ‘pauze’ is ook daarom hier gewettigd, omdat naar mijn stellige overtuiging dit openingswoord en de rede van Minister van Mechelen aan het einde van Uw congres in elkaars verlengde zullen liggen. De samenstellers van het programma hebben trouwens deze verwantschap van gedachten, deze laat ik zeggen ‘intellectuele integratie’ goed aangevoeld: waarom anders zouden zij de nationaliteitsaanduiding van de beide ministers in het programma tussen haakjes hebben geplaatst?

 

In deze geest van goede verstandhouding tussen Noord en Zuid inzake de nederlandistiek moge ik dit openingswoord besluiten met de herhaalde wens van een succesvol en vruchtbaar colloquium: ik verzoek U Uw vierde colloquium als geopend te beschouwen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 13 september 1970

  • 12 september 1970

  • 11 september 1970

  • 10 september 1970

  • 9 september 1970

  • 8 september 1970


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • P.W. van der Zijden