Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 4 (1970) (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 4 (1970)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 4 (1970)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 4 (1970)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 4 (1970)

(1973)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het vierde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

Verslag van de secretaris

Dames en Heren, zeer geachte toehoorders,

 

Vergelijkt men de tweede helften van de beide triënnia die achter ons liggen, dan zou men kunnen zeggen, dat de laatste 1½ jaar van de periode 1964 - 1967 een meer afrondend, de laatste helft van het tijdvak 1967 - 1970 een meer op de toekomst gericht karakter gedragen heeft.

 

In September 1967 was, om enkele voorbeelden te noemen, juist ons handboek De Nederlandistiek in het Buitenland van de pers gekomen, konden wij U als primeur de eveneens zeer bewerkelijke en nog maar net gereed geworden tweede serie van onze ‘Reizende Tentoonstelling’ laten zien; om van een kleiner object als de toen zojuist verschenen 9e uitgave van onze Docentenlijst nog maar te zwijgen.

 

In de laatste 1½ jaar van het tijdvak dat dit verslag bestrijkt, is onze blik vooral op de toekomst gericht geweest, hebben wij ons intensief bezig gehouden met de voorbereiding van de oprichting van de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek. Het secretariaat zal in andere, jeugdiger handen overgaan, Neerlandica extra Muros is begonnen in gedrukte vorm te verschijnen. En zo zou er meer in deze richting te noemen zijn.

 

Na aldus de laatste helften van de beide afgelopen perioden te hebben gekarakteriseerd, moge ik thans in het kort een overzicht van de werkzaamheden geven die ons in het laatste triënnium hebben bezig gehouden en deze verdelen in die welke een voortzetting van de activiteiten van de voorgaande periode gevormd hebben en degene die als nieuwe initiatieven moeten worden aangemerkt.

 

Tot de eerstgenoemde groep dan behoort de voortzetting van de uitgave van de Docentenlijst, waarvan in de verslagperiode op 1 maart 1968 nummer X, op 1 april 1969 nummer XI en op 1 maart 1970 nummer XII zijn verschenen. Dit is op zich zelf een droge opsomming, maar

[pagina 36]
[p. 36]

alleen ingewijden kunnen weten, hoeveel correspondentie en accuratesse vereist zijn om deze lijsten voor de gebruikers tot betrouwbare gidsen te maken.

 

Een dankbaar, maar moeizaam werk is eveneens de redactie van ons halfjaarlijks blad Neerlandica extra Muros, waarvan in april 1968 aflevering 10 uitkwam, in november 1968 aflevering 11, in april 1969 nummer 12 en - na omzeiling van allerlei financiële klippen, waarbij vooral Drs. Thomassen zich zeer verdienstelijk maakte - in 't najaar van 1969 voor 't eerst in gedrukte vorm en wel bij de Koninklijke Van Gorcum te Assen, nummer 13, terwijl zojuist, helaas met aanzienlijke vertraging, nummer 14 van de pers gekomen is. Ik wil er hier nog eens op wijzen, dat men aan dit blad niet, zoals wel eens gedaan is, de eisen van een wetenschappelijk tijdschrift mag stellen, want dat het dat niet is en ook niet zijn wil. Het wil niet meer maar ook niet minder zijn dan de ondertitel aangeeft. En dat het in dit opzicht vaak unieke informaties bevat, is door collega's-deskundigen herhaaldelijk erkend.

 

Hoewel het gereedkomen van de serie Middeleeuwse Cultuur van de Reizende Tentoonstelling tot de voorgaande verslagperiode behoorde, viel in het tijdperk dat ons thans bezighoudt, de moeizame verzending van de beide zware kisten van de series I en II en het ter plaatse bezorgen op het door de betrokken collega's gewenste ogenblik.

 

Wij betuigen op deze plaats onze warme erkentelijkheid aan de koeriersdienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die deze taak welwillend op zich nam, al moet hierbij wel opgemerkt worden, dat wij wel eens lange tijd in het onzekere verkeerd hebben, waar en in welke staat onze met zoveel moeite tot stand gebrachte en dus kostbare bezittingen zich bevonden.

 

Wat nu de tweede door mij aangeduide groep van activiteiten: de nieuwe initiatieven betreft, zou ik de volgende willen noemen:

In de eerste plaats de uitgave door de Werkcommissie van Prof. em. Dr. Adriaan J. Barnouws Monthly Letters . Uit onze rondzendbrieven over dit onderwerp zullen verscheidenen van U zich de geschiedenis van deze publikatie herinneren. Ik moge er hier nog even kort op ingaan.

 

Prof. Barnouw had zijn oude vriend Wouter Nijhoff gepolst over een volledige uitgave van deze brieven in 4 delen die hij gedurende bijna 40 jaar voor de Netherlands-America Foundation geschreven had. Deze had hiervoor echter zo'n hoge waarborgsom geëist, dat aan de verwezenlijking van dit project niet te denken viel. Mijn oud-leermeester, nog uit de tijd van het Haags gymnasium, schreef mij over deze im-

[pagina 37]
[p. 37]

passe, wat tot gevolg had, dat wij hem aanraadden een bloemlezing van ca. 400 bladzijden uit zijn voornaamste brieven samen te stellen. De auteur ging hierop met de hem eigen spontaneïteit onmiddellijk in. Hij zou er behoorlijk het mes inzetten. Na onderhandelingen over deze beperktere publikatie met de uitgever van Barnouws Vertellingen van de pelgrims naar Kantelberg en zijn Troilus en Chriseyde , die op niets uitliepen, werden wij benaderd door Prof. H.J. Prakke van de Koninklijke Van Gorcum die de mening uitsprak dat dit boek er absoluut moest komen. Bij nadere onderhandeling bleek deze oplossing evenwel ook nog niet zo gemakkelijk te liggen, daar er door deze uitgever toch ook een waarborgsom van ƒ 10.000 geëst werd. Nu was het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen wel bereid de editie financieel te steunen. Maar toch niet in de genoemde orde van grootte. Er bleef ons dus niets anders over, dan òf het project te laten vallen òf een vrij grootscheepse intekenactie onder Barnouws Amerikaanse en Nederlandse oud-collega's, oud-leerlingen, vrienden en bewonderaars te openen. Wij besloten tot het laatste, hoewel te bedenken viel, dat Prof. Barnouw al in 1948 van de Koningin Wilhelminaleerstoel aan de Columbia-Universiteit te New York geëmeriteerd was. Ondanks deze omstandigheid bleek hij ons tijdens de intekenactie nog allerminst een vergeten man te zijn. Door veler medewerking kwam het bedrag bijeen en, hoewel Prof. Barnouw helaas door zijn overlijden op 27-9-1968 de door de Koninklijke Van Gorcum bijzonder mooi verzorgde editie niet meer in handen heeft mogen nemen, hebben wij hem toch op 28-6-1968 dus drie maanden voor zijn dood kunnen berichten, dat de uitgave er met zekerheid zou komen, waarop hij ons antwoordde, dat de datum van ontvangst van deze heugelijke tijding werkelijk een red-letter-day in zijn leven betekende.

 

Wij beschouwen deze zeer bewerkelijke actie als een daad van piëteit tegenover een van de belangrijkste ambassadeurs der Nederlandse Cultuur in het buitenland en als een van de meest verblijdende successen van onze commissie gedurende het afgelopen triënnium.

 

Een succes werd eveneens gedurende de laatste drie jaren onze uitgave Het Nederlands in de Wereld , in de wandeling de brochure Heeroma-Thys genoemd. De teneur van deze publikatie, die in Engelse, Franse, Duitse en Spaanse versie aan 435 germanistische instituten over de gehele wereld werd toegezonden, was uiteen te zetten, dat de studie en het onderwijs in de germaanse talen zonder die van het Nederlands erbij te betrekken, d.w.z. zonder ook de mogelijkheid aan te bieden de nederlandistiek als vak te kiezen, incompleet zijn. Voor deze brochure die eerst in het eveneens in vier wereldtalen verschijnende bulletin van

[pagina 38]
[p. 38]

NUFFIC was opgenomen en in Duitse versie in het door de Nederlandse Ambassade te Bonn uitgegeven blad Niederländische Notizen werd overgenomen, bleek ook van officiële zijde zoveel belangstelling te bestaan, dat zij tot twee maal toe in een vermeerderde uitgave moest worden herdrukt. Aan de genoemde instituten werd tevens onze Docentenlijst en aan die in Europa eveneens een gratis exemplaar van De Nederlandistiek in het Buitenland meegezonden. Een aantal dankbetuigingen en gunstige reacties van directeuren van germanistische instituten vindt men in Neerlandica extra Muros , nr. 11, november 1968, blz. 5 opgesomd. Wij zijn bezig na te gaan, in hoeverre deze aanvankelijk veelbelovende reacties ook in concrete resultaten kunnen worden omgezet.

 

Een met name voor de mediaevisten onder ons, maar ook voor alle docenten die het lezen van middelnederlandse teksten bij hun onderwijs betrekken, nuttige uitgave was die van de Lijst van Microreproducties van Middelnederlandse handschriften met inleidende artikelen van de hand van mej. Dr. A.F. Dekker en Drs. J. Deschamps, hoofd van de afdeling handschriften van de Koninklijke Bibliotheek resp. te 's-Gravenhage en te Brussel, waarin zij de geschiedenis van de op initiatief van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren en door de Belgische en Nederlandse regering gesubsidieerde actie tot het microreproduceren van genoemde handschriften nagaan en de mogelijkheden tot het gebruik ervan door gegadigden meedelen. In Neerlandica extra Muros, nr. 9, blz. 7 en 25, kan men de gegevens hieromtrent naslaan.

 

In hetzelfde nummer 9, blz. 27, vindt men een belangrijk Addendum van de door Prof. Thys opgemaakte Lijst van Literaire Grammofoonplaten , die reeds in april 1967 door ons was uitgegeven en die dus als zodanig niet meer in dit verslag thuishoort.

 

Een werkzaamheid van groot belang voor de binnen- en buitenlandse nederlandistiek en die de laatste jaren eindelijk op gang begint te komen, is die van de ‘Werkgroep voor Documentatie der Nederlandse Letteren’, waarin ook de Werkcommissie vertegenwoordigd is. Zowel door genoemde Werkgroep, die in het Letterkundig Museum, te 's-Gravenhage op 27-9-1967 is opgericht, als in de Instituten voor Nederlandistiek te Amsterdam en te Leiden wordt er - en wel in samenhang met elkaar - aan dit object hard gewerkt. Ondanks de grondige en wetenschappelijke aanpak, zijn de eerste publikaties van de Werkgroep reeds dezer dagen verschenen. Het Instituut te Leiden, dat zich vooral op de documentatie van essays, boekbesprekingen enz. in tijdschriften toelegt, liet naast de lijst van ‘gedepouilleerde’ tijdschriften al enige

[pagina 39]
[p. 39]

malen resultaten van zijn onderzoek in de vorm van een kaartsysteem verschijnen. De Werkcommissie gaf o.a. haar medewerking door de lezers van Neerlandica extra Muros van de gang van zaken geregeld op de hoogte te houden en door een oproep van Drs. J. Borgers tot de collega's te plaatsen. Wij hopen a.s. donderdag de laatste bijzonderheden over dit onderwerp van deze bij uitstek deskundige op dit gebied te vernemen.

 

Al willen wij op de t.d. bevredigende, t.d. onbevredigende resultaten hier niet nader ingaan, noèmen of althans aanstippen, willen wij toch wel even de activiteiten in verband met de vragenlijsten die tijdens het vorige colloquium aan de deelnemers werden uitgereikt en na afloop aan de collega's die het colloquium niet hadden bijgewoond, werden toegezonden. Zij betroffen:

1.een rouleersysteem van Nederlandstalige dagbladen,
2.gratis abonnementen op nederlandistische vaktijdschriften,
3.films over Nederlandse literatuur,
4.de toezending van de beide series der ‘Reizende Tentoonstellingen’,
5.een eventuele aansluiting bij de I.A.U.P.L. (International Association of University Professors and Lecturers).

Het spreekt vanzelf dat de binnengekomen antwoorden op genoemde vragen wederom tot uitgebreide briefwisselingen over de vermelde thema's aanleiding gaven.

 

Niet van belang ontbloot is m.i. ook het op gang komen van een doelstelling die reeds lang bij ons leefde, nl. de oprichting van een reeks publikaties van buitenlandse nederlandisten die wij, misschien niet erg origineel, maar wel ‘to the point’ Bibliotheca Neerlandica extra Muros hebben gedoopt.

 

Zij zal bij de Fa. Martinus Nijhoff, die over zoveel relaties met het buitenland beschikt, verschijnen. Als eerste uitgave is reeds in mei van dit jaar uitgekomen de door de Van Ostaijen-kenner Drs. G. Borgers n.a.v. een verzoek van ons zeer goed beoordeelde dissertatie van Dr. E.M. Beekman (Amherst, Mass.) over van Ostaijens proza: Homeopathy of the Absurd . Als tweede editie is thans ter perse Prof. Barnouws vertaling van Elckerlyc ‘The Mirror of Salvation’ waarvoor de auteur nog in 1963 een inleiding had geschreven. Mogelijk zullen het proefschrift over P.C. Boutens van John Irons, lector voor Engels te Kopen-

[pagina 40]
[p. 40]

hagen, en een ‘Kurzgefasste Grammatik Niederländisch’ van Prof. K.R.G. Worgt te Leipzig volgen.

 

De mij toegemeten spreektijd dwingt mij mij te beperken. Zo wil ik slechts enkele activiteiten noemen zonder nader in bijzonderheden te treden:

 

De benoeming van Prof. Dr. J.E. Loubser tot lid van de Werkcommissie in plaats van Drs. J.Z. Uys, die het universitair onderwijs had verlaten, aan welke benoeming een zorgvuldig polsen van een aantal Zuidafrikaanse hoogleraren was voorafgegaan.

 

Een uitvoerige correspondentie met Prof. Drs. S. Wojowasito, lector Nederlands aan de I.K.I.P. te Malang en de heer S.A.M. Gaastra, leraar Nederlands vroeger te Semarang, thans te Heerlen, die reeds in 19591 en 196711 een Engels-Indonesisch woordenboek Kamus-Umum Bahasa Inggeris-Indonesia hebben uitgegeven en thans tot de samenstelling van een Nederlands-Indonesische dictionaire zouden willen komen.

 

De toezending op zijn verzoek aan Prof. Dr. H. Schulte Nordholt van namen van mogelijke kandidaten voor het lectoraat Nederlands te Rome, dat in september 1969 vacant zou worden, met hun gegevens en getuigschriften van hun voornaamste hoogleraren.

 

Zo zou er met name inzake de hulpverleningen en bemiddelingen in de meer persoonlijke sfeer, nog veel te noemen zijn doch ik moet het, wat de groep nieuwe initiatieven betreft, hierbij laten.

 

Wel wil ik nog even stilstaan bij wat ik hier al de hoofdbezigheden van de laatste anderhalf jaar genoemd heb: de voorbereidingen voor de oprichting van de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek.

 

Verleden jaar juni werden de ontwerp-statuten opgesteld en met een toelichting daarop en een ‘Plan voor de oprichting van een International Association for Netherlandic Studies’ aan de hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten en aan de Nederlandse en Belgische ministers van onderwijs toegezonden, in een wat later stadium eveneens aan de gewone hoogleraren in de Nederlandistiek in België en Nederland. Van de collega's in binnen- en buitenland kwam een groot aantal, op een enkele uitzondering na, positieve en vaak enthousiaste reacties binnen. Eveneens een hoeveelheid interessante voorstellen tot verbetering en aanvulling. Ook het Nederlandse en het Belgische ministerie van Onderwijs, afd. Internationale Betrekkingen, wijdden veel aandacht vooral aan de ontwerp-statuten. Het Dagelijks Bestuur

[pagina 41]
[p. 41]

had over deze aangelegenheid met de betrokken ambtenaren verschillende besprekingen, waarin wij aangaande diverse wijzigingsvoorstellen tot overeenstemmmg konden komen, in die zin dat wij op ons namen de betreffende wijzigingen in de eerste algemene vergadering van de I.V.N. te zullen verdedigen. Dit is gisteren gebeurd. En ik geloof hiermee aan het eind van mijn overzicht van de voornaamste activiteiten van de Werkcommissie gedurende de laatste drie jaren te zijn gekomen.

 

Dames en Heren, dit is de laatste maal dat ik hier als secretaris van de Werkcommissie verslag voor U uitbreng. Staat U mij toe deze gelegenheid aan te grijpen om er nog een zeer kort persoonlijk woord aan toe te voegen.

 

Zoals ik al aan de collega's schreef in de brief, waarin ik mijn afscheid aankondigde, heb ik dit werk, dat ik 9 jaar geleden op mij nam, met liefde, ik mag misschien wel zeggen met hartstocht gedaan. De drijvende kracht daarbij waren mijn eigen ervaringen gedurende 12 jaren als lector voor Nederlands te Bonn opgedaan. Ik had aan den lijve ondervonden hoe geïsoleerd, ja eenzaam een docent in een kleinere taal zich te midden van de vele studierichtingen en instituten die een universiteit vormen, kan gevoelen; hoe hij er dikwijls de enige is die de taal en cultuur van zijn moederland kent en er op een enkele collega die misschien voor het Nederlands voelt, doch voorts slechts op zijn grotere of kleinere kring van studenten en op zichzelf is aangewezen.

 

Uit deze nijpende behoefte aan contact met vakgenoten aan andere universiteit en in binnen- en buitenland is de Werkcommissie, nu de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek, geboren. Deze vertegenwoordigt zij en uit hun naam spreekt en werkt zij. Zij is hierbij allereerst op een goede en duidelijk afgebakende samenwerking met het Belgische en Nederlandse Ministerie van Onderwijs aangewezen. Dat deze samenwerking van ambtenaren en het bestuur van de I.V.N. steeds in goede harmonie, royaal en met erkenning en waardering van elkaars motieven, krachten en kundigheden moge verlopen, is de vurige wens van Uw scheidende secretaris.

 

Tenslotte moge ik hier nog een woord van hartelijke dank richten tot mijn medeleden van de Werkcommissie, in het bijzonder tot mijn medeleden van het Dagelijks Bestuur, de heren Thys en Thomassen, met wie ik al die jaren in zo nauw contact en op zo prettige en vriendschappelijke wijze heb mogen samenwerken, tot de NUFFIC, die met onverdroten ijver onze dikwijls omvangrijke administratie heeft verzorgd, tot mijn assistente mevrouw Moolenburgh, die mij op een wel-

[pagina 42]
[p. 42]

haast onnavolgbare wijze met al haar toewijding, intelligentie en accuratesse sinds september 1966 heeft ter zijde gestaan, tot de collega's, van wie ik in de loop der jaren zovele bewijzen van warme erkentelijkheid en waardering heb mogen ontvangen en tot de regeringsinstanties zonder wier bijstand ons werk onmogelijk zou zijn geweest. Ik denk hier zowel aan de Belgische en Nederlandse Ministers van Onderwijs die sinds 1961 aan het bewind zijn geweest, als aan de ambtenaren van de afdelingen Internationale Betrekkingen van hun departementen, op wie wij vooral zijn aangewezen geweest: de heren Mr. P. Berckx, Drs. B.E.J.M. de Hoog, de heer H.A.J.M. Vrijhoef en in een zeer veelvuldig schriftelijk en telefonisch contact: mejuffrouw Mr. E. Talsma. Moge het de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek gegeven zijn in vruchtbare samenwerking met de autoriteiten ook die taken tot een goed einde te brengen die tijdens het bestaan van de Werkcommissie nog onvoltooid gebleven zijn en mogen er in de komende jaren, tot heil van de nederlandistiek in binnen- en buitenland, nog vele initiatieven ontwikkeld worden die in de afgelopen jaren nog niet aan de orde zijn geweest.

 

***

 

Hierna spreekt de voorzitter een bijzonder woord van dank ter gelegenheid van het afscheid van Dr. Jalink als secretaris. Zijn bijzondere verdiensten gedurende zijn negen jaar lang beklede secretariaatsfunctie worden daarbij in het licht gesteld. De op de openingszitting aanwezige personaliteiten en collega's betuigen niet alleen door een langdurige en warme ovatie hun erkentelijkheid voor het vele werk dat Dr. Jalink met enthousiasme voor de buitenlandse neerlandistiek heeft verricht, zij zijn er tevens getuigen van dat hem, namens alle collega's een blijvende herinnering aan negen jaar samenwerking wordt meegegeven: een door de extramurale docenten bijeengebrachte intekening op de Opera Omnia van P.C. Hooft. Zichtbaar ontroerd heeft Dr. Jalink deze hulde, waarbij ook Mevrouw Jalink wordt betrokken, in ontvangst genomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 13 september 1970

  • 12 september 1970

  • 11 september 1970

  • 10 september 1970

  • 9 september 1970

  • 8 september 1970


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jacob Marius Jalink