Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 8 (1982) (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 8 (1982)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 8 (1982)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 8 (1982)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 8 (1982)

(1983)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het achtste colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Openingstoespraak van de gemeenschapsminister van cultuur, dr. K. Poma

Mijnheer de voorzitter, Geachte dames en heren,

 

Wanneer men op het einde van de vakantieperiode een internationaal gezelschap moet toespreken, doet men zulks met sterk uiteenlopende gevoelens. De opsomming van vreemde namen en verre landen houdt een bekoring in, die doet terugdenken aan zonnige stranden. Anderzijds roept de te behandelen problematiek, op de vooravond van een nieuw werkjaar, ons naar de harde realiteit. Ook de plaats van dit colloquium, namelijk Leuven, doet tegenstrijdige reflexen ontstaan. Heel zeker klinkt die naam als bakermat van het oude hertogdom Brabant en als zetel van een grote universiteit doorheen de hele Nederlandse cultuur. Doch tevens is Leuven een van de plaatsen waar om het behoud van het Nederlands het hardst is gestreden. Tussen die verre uitersten, vakantiedromen en taalstrijd, wellen toch ook gevoelens op van vriendschap en medegevoelen voor hen, die ver van hier, de Nederlandse cultuur behartigen. Gevoelens ook van liefde voor onze eigen taal en gevoelens van een zekere trots om de verre verspreiding van onze cultuur.

De Nederlanders die hier aanwezig zijn, mogen het mij niet kwalijk nemen dat ik, sprekend als gemeenschapsminister van cultuur, mij zo duidelijk overgeef aan romantisch sentiment. Indien het waar is dat de Vlamingen de werkelijkheid met meer zuiderse bewogenheid tegemoet treden dan hun noordelijker taalgenoten, dan is het eveneens waar dat de dagelijkse taalstrijd en taalzorg ons diep hebben getekend. En het moet ons van het hart dat wij, voor die inspanningen, niet altijd de gewenste waardering hebben gevonden bij de koele noorderling.

 

Bladerend in de documentatie die het secretariaat van uw vereniging mij heeft toegestuurd, vond ik herhaalde klachten over onbegrip in onze naaste buurlanden, in verband met de Nederlandse cultuur. Het komt mij echter voor dat het onbegrip binnen ons taalgebied zèlf in de eerste plaats dient weggewerkt te worden. Het kan geen kwaad dat Nederlanders en Vlamingen op mekaars rug

[pagina 8]
[p. 8]

moppen tappen, en men kan het de oudere voetballiefhebbers in Vlaanderen niet ten kwade duiden dat ze heimwee hebben naar de heroïsche België-Nederland wedstrijden van destijds, maar de kleine wedijvertjes mogen de hoofdzaak niet in de weg staan, het is dringend nodig dat Vlaanderen en Nederland mekaar beter leren kennen: in hun tegenstellingen, in hun gebruiken, in hun prestaties, in hun wijze van denken. Nog steeds is de rijksgrens tevens de informatie- en belangstellingsgrens, zelfs de boekengrens. Een beter begrip onder de 20 miljoen Nederlandssprekenden in West-Europa, moet de uitstraling van onze cultuur in den vreemde ongetwijfeld ten goede komen. Maar het kan ook andersom; het is ook denkbaar dat de buitenlandse docenten Nederlands naar de thuislanden komen en hier op eenheid aandringen. Het is mij niet ontgaan dat in het memorandum, dat uitgegeven werd bij de ondertekening van het Taalunieverdrag, levendige belangstelling betoond werd voor de activiteiten van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek en dat die activiteiten vernoemd werden samen met andere die de weg hebben voorbereid voor de Taalunie en uiteindelijk ook tot de ondertekening hebben geleid.

 

Een toenadering over de rijksgrens heen is niet het werk van één enkele nacht. De breuk die in de 16e eeuw artificieel werd geslagen tussen Noord en Zuid en die na 1830 spijts een korte hereniging nog dieper werd gemaakt, is slechts langzaam en geleidelijk overbrugbaar geworden. Zovele stille werkers hebben daartoe bijgedragen, doch vooral het onderwijs Nederlands in Vlaanderen, heeft dat naar mekaar groeien, mogelijk gemaakt. Vlaamse onderwijzers, leraars en professoren hebben hun leerlingen een taal bijgebracht die, terwijl ze contact behield met de volkstaal, tevens aansloot bij de algemene norm van het Noorden. Dat ze daarbij vaak in tussenvormen vervielen, al eens overdreven aanleunden bij boekentaal of in het andere uiterste zich al eens particularistisch organiseerden, neemt niet weg dat zij uiteindelijk de juiste en enig haalbare maat gevonden hebben. Aldus is het Nederlands in Vlaanderen geworden wat het thans is, met enkele eigen kenmerken die afwijken van het Noorden. Wij zijn ervan overtuigd dat de buitenlandse docenten begrip willen opbrengen voor die typisch Vlaamse werkelijkheid.

 

Het mag ook eens gezegd worden dat er aan de ondertekening van het Taalunieverdrag heel wat rechtstreeks voorbereidend werk is voorafgegaan. Dat werk diende vooral aan Belgische zijde heel omzichtig te geschieden, om zo weinig mogelijk heilige huisjes aan te raken. Die kiesheid blijkt al uit het feit dat van Belgische zijde het Verdrag, afgesloten tussen twee souvereine staten, ondertekend werd door de Minister van Buitenlandse Zaken, die een Franstalige was. Dat zulks mogelijk was in alle sereniteit, pleit voor de goede diplomatie aan Vlaamse zijde, maar wijst er ook op dat de tijd rijp was voor dat Verdrag: ingevolge de grond-

[pagina 9]
[p. 9]

wetswijziging had Vlaanderen voldoende bewegingsruimte gekregen, er waren geen acute spanningen met Wallonië, het Belgisch nationaal gevoel was niet geprikkeld, de Vlamingen waren niet verdeeld over hun eigen status.

De Taalunie herstelt de eenheid onder de Nederlandssprekenden. Belangrijke beslissingen inzake taal en letteren dienen voortaan gemeenschappelijk genomen te worden en om zulks mogelijk te maken komt er een vast orgaan. Dit is niet alleen iets nieuws, het is zelfs een unicum, het operatief maken van het orgaan zal niet noodzakelijk gemakkelijker zijn dan het voorbereiden van het Verdrag, derhalve zal de bijbreng van goede ideeën meer dan nuttig zijn en zal er stof genoeg voorhanden zijn voor verdere driejaarlijks colloquia van de hier aanwezige vereniging.

Ik heb reeds gezegd dat de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek vermeld is in het memorandum van de Taalunie. Ik voeg eraan toe dat ‘gemeenschappelijke bevordering van de studie en de verspreiding van de Nederlandse taal en letteren in het buitenland’ tot de doelstellingen van het Verdrag behoort. Inzake uitvoering van die doelstelling blijft het Verdrag nochtans voorzichtiger, vermits het alleen maar bepaalt dat de twee partijen gezamenlijk het onderwijs in de Nederlandse taal, letteren en cultuurgeschiedenis in het buitenland zullen bevorderen of organiseren waar zij zulks nodig achten. Het is duidelijk dat de stellers van het Verdrag oog hebben gehad voor de zeer ingewikkelde en erg verscheiden problematiek van de buitenlandse docenten en geen preciese gedragslijn terzake konden vooropstellen.

Alvast kan ik zeggen dat het Taalunieverdrag voorziet in de oprichting van de Raad voor Nederlandse taal en letteren, die in feite in de plaats komt van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren. De Raad kan commissies instellen en bepaalt zijn huishoudelijk reglement. Derhalve is het mogelijk om in die Raad ruimte te creëren voor de problemen van onze cultuur extra muros.

Ingaande op de problematiek van de buitenlandse docenten neerlandistiek wil ik nogmaals beklemtonen dat het onbegrip voor onze cultuur in onze buurlanden mij sterk heeft getroffen. Volgens de verslagen is het al een hele prestatie dat in Engeland het besef groeit dat er een Nederlandse literatuur bestaat die de moeite waard is. Meer bemoedigend zijn dan de reacties uit verder verwijderde Europese landen, uit Noord-Amerika en uit het Verre Oosten. De bevindingen uit die ver uiteen liggende gebieden zijn uiteraard erg verschillend, doch er wordt aldaar Nederlands gestudeerd om historische, culturele, en in toenemende mate ook om toeristische en commerciële redenen. Het studiepakket verschilt grondig, niet alleen naargelang het land, ook volgens de universiteit en zelfs van docent tot docent. Die toestanden maken veralgemening en concludering vanzelfsprekend uiterst moeilijk. Een voorzichtig besluit is dat overleg ook om redenen die bij de buitenlandse leerstoelen zelf liggen, zeker nog zinvol is.

[pagina 10]
[p. 10]

Uitwisseling van ervaringen is steeds verrijkend, en uit de vaststelling van de grote verscheidenheid ontstaat wellicht ook een consensus naar meer eenheid. Het is toch namelijk uit deze colloquia dat het: ‘Certificaat Nederlands als vreemde taal’ is ontstaan, waarvoor in 1977 voor de eerste keer examens werden afgelegd, zulks met de instemming van de Belgische en Nederlandse regering; op verscheidene plaatsen in de documentatie is ook de wens geuit naar meer overeenkomst inzake doceerstof, ofschoon nergens de vraag naar eenvormigheid gesteld is.

Maar de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek blijft vooral zinvol wat haar hoofddoel betreft: ons bekend maken in het buitenland. Nog steeds is het een moeilijke opgave voor ons Vlamingen, om de Fransen en de Engelsen ervan te overtuigen dat wij eenzelfde taal spreken als de Nederlanders. Wij hebben het even lastig dezelfden ervan te overtuigen dat het Nederlands met even veel recht een Belgische taal is als het Frans. En zij blijven ongelovig als wij beweren geen minderheid te zijn in België.

Nog steeds kent het buitenland veel te weinig de elementen die de Nederlandssprekenden verbinden: het zijn niet alleen de schone kunsten en de wetenschappen, het zijn ook de weerbaarheid tussen machtiger naburen, plus de strijd om eigen aard en onafhankelijkheid. De grote figuren uit onze heroïsche literatuur zijn strijders tegen de overmacht: Reinaert, Oranje, Uilenspiegel, Lucifer, de Leeuw van Vlaanderen. Nederlandse cultuur is tenslotte het vermogen onszelf te blijven zowel binnen een grote verscheidenheid van locale nuances, tijdperken, stijlrichtingen en genres als tegenover geabsorbeerde elementen van buitenuit. Die eenheid in verscheidenheid karakteriseert de Nederlandse cultuur en zal een kenmerk zijn van de Nederlandse Taalunie. Er zijn veel landen waar die kenmerken op sympathie kunnen onthaald worden en nergens zijn ze een bedreiging, tenzij voor de machten die zelf overheersing nastreven.

 

Er is een tijd geweest dat de Nederlandse cultuur werd uitgedragen door kooplieden, planters en zendelingen. Wij kunnen niet blind zijn voor de verspreiding die het Nederlands daardoor genoten heeft en voor de resten ervan die nu nog voorhanden zijn. Het Nederlands is er nochtans geen wereldtaal door geworden en het zou verkeerd zijn het Nederlands groter of belangrijker voor te stellen dan het is. Maar de latente bekendheid met elementen van onze cultuur op vele plaatsen ter wereld is een niet weg te praten feit, zoals ik onlangs heb kunnen ondervinden in Mexico en in zelfs nog sterkere mate in Japan. Bij toelegging op die latente aanknopingspunten ontstaan er voor ons ontmoetingsmogelijkheden die op vele vlakken bruikbaar zijn, ook voor de nabije toekomst. Boeken, docenten, wetenschappers, industriëlen, handelaars.... worden de nieuwe uitdragers van onze cultuur.

 

Mijnheer de voorzitter, dames en heren. U buigt zich in de komende

[pagina 11]
[p. 11]

dagen over het Nederlands buitengaats, over de didactiek van het Nederlands als vreemde taal, maar ook over een aantal actuele problemen in verband met de cultuur en de samenleving in Vlaanderen en Nederland. Ik wens u allen veel succes toe en hoop dat u, vanuit uw eigen specifieke achtergrond en vorming, de consensus zult vinden die boven de verschillen uitstijgt.

 

In de overtuiging, dat Nederlanders en Vlamingen hun eigenheid niet mogen opgeven voor een kunstmatig gecreëerde uniformiteit, maar dat zij eerder de weg van de pluriformiteit, in wederzijds begrip en respect voor elkaar, moeten bewandelen verklaar ik gaarne dit Achtste Colloquium Neerlandicum voor geopend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 4 september 1982

  • 3 september 1982

  • 2 september 1982

  • 1 september 1982

  • 31 augustus 1982

  • 30 augustus 1982


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Karel Poma