Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 8 (1982) (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 8 (1982)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 8 (1982)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 8 (1982)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 8 (1982)

(1983)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het achtste colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 101]
[p. 101]

De neerlandicus intra muros als sinterklaas

Prof.dr. R. Kirsner

 

Neerlandici in Nederland en België genieten van het onbetwistbare voordeel in die landen te wonen waar de Nederlandse taal en cultuur geen abstracties zijn. Als ik, een bescheiden neerlandicus extra muros, een enkele keer uit de Verstrooiing mag komen, dan verbaas ik mij over twee dingen:

Ten eerste verbaas ik mij erover dat er hier Nederlands gesproken wordt. Op een intellectueel niveau weet ik donders goed dat Nederlands hier de taal is, maar emotioneel maak ik altijd een paar milliseconden door waarin ik denk: ‘Hé! Zelfs kinderen kunnen hier moeiteloos Nederlands spreken. Het is dus geen fictie! Het bestaat! Het leeft! Mijn inspanningen zijn niet voor niets geweest!’

Het tweede verschijnsel waarover ik mij verbaas is iets ernstigers. Ik verbaas mij er nog steeds over hoe weinig onze collega's in Nederland en België zich bewust zijn van de problemen waar wij - neerlandici extra muros - dagelijks mee te maken hebben. Over Engeland durf ik niets te zeggen. Omdat dat land veel dichter bij Nederland en België ligt, zullen de problemen misschien heel anders zijn dan in de Verenigde Staten of Australië. Maar ik zou wel willen beweren dat wie nog niet buiten Europa is geweest gewoon niet beseft dat je in een land kunt komen waar die Nederlandse taal en cultuur helemaal onzichtbaar worden, waar ze ophouden te bestaan, en waar niemand het als vanzelfsprekend beschouwt dat ze op universiteiten gedoceerd dienen te worden. Zelfs tijdens dit jaar, 1982, waarin wij tweehonderd jaar diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Amerika vieren, hebben in kranten als The Los Angeles Times of tijdschriften als Time en Newsweek nauwelijks artikelen gestaan over Nederland, om nog maar te zwijgen van België.

Wat niet inhoudt dat wij neerlandici extra muros daar niets aan hebben gedaan. Integendeel. Dit jaar hebben in de Verenigde Staten verschillende congressen neerlandistiek plaatsgevonden - onder andere aan de Universiteit van Californië te Los Angeles en aan de Universiteit van Maryland te College Park, waaruit blijkt hoeveel de buitenlandse neerlandistiek in staat is te presteren. En we moeten de organisatoren van die congressen - mensen als Paul Sellin en William Fletcher - daarom zeer dankbaar zijn. Maar terwijl ik hier sta en nu die congressen al tot het verleden behoren, kan ik mij afvragen wat het rendement op de lange termijn is. Natuurlijk komen er bundels, die de wetenschappelijke resultaten van die congressen zullen vastleggen. Maar wat is het rendement voor de neerlandistiek extra muros op de lange termijn? Kenmerkend voor juist deze congressen is het hoge peil van internationale samenwerking geweest; vele Nederlandse en Belgische neerlandici hebben daaraan deelgenomen, wat voor de Amerikaanse neerlandici een enorme stimulans is geweest. Maar wat gaat er nu gebeuren, nu de Bicentennial voorbij is en er overal bezuinigd wordt?

[pagina 102]
[p. 102]

We moeten allemaal langzamerhand teruggaan naar onze eigen universiteiten, om plaats te nemen naast collega's die zich met de Duitse of de Engelse literatuur bezighouden, en we moeten weer proberen de Nederlandse taal en cultuur over te dragen aan wie ogen en oren moge hebben. We worden geconfronteerd zo niet met tegenwerking dan toch met een zekere onverschilligheid. Precies daarom zult u misschien kunnen meevoelen wanneer ik zeg dat, als ik toevallig tegen een neerlandicus intra muros oploop, ik de dwang voel om hem (of haar) stevig beet te pakken, krachtig heen en weer te schudden, en te roepen: Wakker worden! Hou toch op met dat binnenlandse navelstaren! Doe mee aan de strijd om uw taal en cultuur in de wijde wereld buiten uw eigen taalgebied te blijven doceren, de strijd om ook een gezonde buitenlandse neerlandistiek te doen groeien!

Inderdaad, de neerlandici intra muros zouden - zonder veel moeite - veel kunnen doen om het lot van de neerlandici extra muros te verbeteren. Misschien kan het dan een zeker nut hebben om de neerlandici intra muros als een soort Sinterklaas te beschouwen, zij het dan een slapende Sinterklaas die zich nog niet helemaal bewust is van al zijn of haar verantwoordelijkheden jegens vakgenoten buiten de landsgrenzen. Wij neerlandici extra muros zijn immers niet stout geweest doch zoet. We houden congressen, daar in het buitenland, en we schrijven artikelen en boeken. We verdienen immers meer dan de Zak der Besnoeiingen of de Roe der Onverschilligheid. Zo ja, dan kan het geen kwaad om een wenslijst voor Sinterklaas op te stellen. Ofschoon deze lijst strikt persoonlijk is (ik heb als taalkundige immers mijn eigen, rare voorkeur), kan hij misschien dienen als aanleiding tot een vruchtbare discussie, of ruzie, of zelfs actie.

 

Beste Sinterklaas,

 

Als neerlandicus extra muros die het hele jaar zoet is geweest, zou ik heel graag het volgende in mijn schoen willen vinden:

1. Meer reis- en onderzoeksbeurzen en uitwisselingsprogramma's voor zowel docenten als studenten. Een regelmatig verblijf in Nederland en België is domweg onmisbaar voor allen die Nederlands als een vreemde taal hebben geleerd. Misschien zouden vindingrijke neerlandici intra muros in staat zijn om meer van dit soort mogelijkheden aan hun eigen universiteiten te scheppen.

2. Meer bezoeken en studiereizen van Nederlandse en Belgische neerlandici naar het buitenland, in het bijzonder naar landen buiten Europa. De aanwezigheid van een Nederlandse of Belgische academicus op een buitenlandse universiteit slaat twee vliegen in één klap. Ten eerste is het voor de studenten een enorme stimulans met een echte kersverse Nederlander of Vlaming in levenden lijve te kunnen praten en inzicht te verwerven in de cultuur en politiek van die landen waar Nederlands echt gebezigd wordt. Ten tweede - en dat is misschien zelfs belangrijker - versterkt zo'n bezoek

[pagina 103]
[p. 103]

de positie van het Nederlands aan de desbetreffende universiteit in hoge mate. De collega's in de Duitse of Engelse literatuur merken gauw dat zij niet de enigen zijn die gastlezingen kunnen organiseren, zij worden door de aanwezigheid van die Nederlandse of Belgische neerlandicus of neerlandica erop attent gemaakt dat Nederland en België echt bestaan, zelfs nu, in het heden.

3. Meer materiaal, afgestemd op het onderwijs van het Nederlands als vreemde taal. Dit houdt in:

a.Meer geluidscassettes over actuele onderwerpen, naar model van de cassettes van het Instituut voor Toegepaste Taalkunde in Groningen, maar van een minder geavanceerd niveau.
b.Videobanden van Nederlandstalige nieuwsuitzendingen en andere televisieprogramma's, die geschikt zijn gemaakt voor buitenlandse (evt. Amerikaanse) afspeelapparatuur.
c.Een Nederlandstalig krantje, dat afgestemd is op buitenlandse studenten die nog weinig van België en Nederland afweten en dat artikelen bevat op verschillende niveaus van leesmoeilijkheid.

4. Meer hulpmiddelen voor taalkundig onderzoek van het Nederlands. Hier denk ik in het bijzonder aan nieuwe taalkundige corpora, op de computerband beschikbaar, gebruik makend van een beter, genuanceerder codeersysteem dan de corpora waarop Uit den Boogaart 1975, De Jong 1979, en Renkema 1981 zijn gebaseerd. Geen verzameling tekstfragmenten maar liefst gehele artikelen, gehele gesprekken, gehele literaire werken. Het zou het empirisch taalkundig onderzoek alleen ten goede komen indien dergelijke corpora relatief goedkoop waren. Ook zou ik willen, dat er een doeltreffend computerprogramma ter beschikking zou worden gesteld waarmee men gegevens uit de corpora op een efficiënte manier zou kunnen opvragen. Ik denk bijvoorbeeld aan een ‘overdraagbare’ versie van het programma Oog op Tekst, dat door ir. G. van der Steen is ontwikkeld (Brandt Corstius 1978: 72-75).

5. Meer empirisch detailonderzoek met betrekking tot de Nederlandse syntaxis. Hiermee bedoel ik niet abstracte studies gebaseerd op de zelfbedachte voorbeeldzinnetjes of de intuïties van één enkele grammaticus, maar stevig empirisch onderzoek, met enquêtes en experimenten, waaraan meerdere proefpersonen deelnemen en dat gebruik maakt van de statistische methoden en technieken die in de empirische gedragswetenschappen gangbaar zijn.

6. Meer studies over belangrijke werken in de Nederlandse literatuur, zoals die die in de Synthese-reeks verschenen zijn.

 

Ik verwacht niet dat u het zonder meer met mij eens zal zijn, wat deze lijst betreft: er valt over het een en ander te praten. Maar als we een beroep op de binnenlandse neerlandici mogen doen, als het überhaupt nuttig is de rol van Sinterklaas toe te wijzen, dan moeten we onze gezamenlijke wenslijst zo opstellen, dat we geen roe in onze klomp vinden. We hebben toch immers wel iets lekkers verdiend?

[pagina 104]
[p. 104]

Bibliografie

1978Brandt Corstius, H. Computer-Taalkunde. Coutinho, Muiderberg.
1979Jong, Eveline de, red. Spreektaal:Woordfrequenties in gesproken Nederlands. Bohn, Scheltema & Holkema, Utrecht.
1981Renkema, J. De Taal van ‘Den Haag’. Een Kwantitatief-Stilistisch Onderzoek naar Aanleiding van Oordelen over Taalgebruik. Staatsuitgeverij, Den Haag.
1975Uit den Boogaart, P.C., red. Woordfrequenties in Geschreven en Gesproken Nederlands. Oosthoek, Scheltema & Holkema, Utrecht.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 4 september 1982

  • 3 september 1982

  • 2 september 1982

  • 1 september 1982

  • 31 augustus 1982

  • 30 augustus 1982


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Robert S. Kirsner