Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 9 (1985) (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 9 (1985)

(1986)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het negende colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

Nederlands voor niet-Nederlanders
prof.dr. J.H.G.I. Giesbers
Rector Magnificus van de Katholieke Universiteit Nijmegen

Mijnheer de voorzitter,
dames en heren genodigden en deelnemers aan deze conferentie

 

Namens de Katholieke Universiteit Nijmegen heet ik u zeer hartelijk welkom bij gelegenheid van dit Negende Colloquium Neerlandicum.

Wij beschouwen het als een voorrecht deze week uw gastvrouwen en gastheren te mogen zijn.

 

Hoewel ik van afkomst anglist ben en geen neerlandicus, en zeker geen beoefenaar der neerlandistiek aan een buitenlandse universiteit, wil ik mij in dit openingswoord - zij het met gepaste schroom - op een klein stukje van uw terrein begeven.

In 1982 is aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen de zogenaamde Twee-fasenstructuur ingevoerd. De eerste fase heeft een cursusduur van vier jaar waar men zes jaar over mag doen; daarna is de inschrijvingsduur als student definitief afgelopen. Met uitzondering van verlengingen die men kan krijgen bijvoorbeeld op grond van taal- en/of aanpassingsproblemen. Deze uitzonderingsbepaling is natuurlijk van groot belang voor buitenlandse, niet-Nederlandstalige, studenten aan onze universiteiten. In dit openingswoord wil ik ingaan op de positie van deze studenten voor wie wij de poorten van onze instellingen graag wagenwijd open houden.

Naast de eis van voldoende kennis van de Nederlandse taal waarover ik dadelijk nog zal spreken, is voor toelating tot het eerste jaar van de studie Nederlands een VWO-diploma (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs) nodig of een buitenlands equivalent daarvan.

[pagina 12]
[p. 12]

Onder een buitenlands equivalent kunnen wij die diploma's rangschikken, die behaald zijn in een van de landen van de Raad van Europa alsmede in Israël en Nieuw-Zeeland en die aldaar toelating tot de universiteit geven. Maar ook zonder zo'n equivalent kan men toelating verkrijgen tot het Nederlands universitair onderwijs.

Aan a.s. studenten uit Australië, Indonesië, Latijns-Amerika, de Verenigde Staten, Canada en de Franssprekende landen van Afrika wordt geadviseerd om na het behalen van het middelbare-schooldiploma nog twee jaren op een universiteit of ‘college’ in eigen land te studeren, alvorens zich aan te melden voor het eerste jaar van de studie in Nederland.

Van personen in de Engelssprekende landen van Afrika worden voldoende O- en A-levels gevraagd in vakken die relevant zijn voor de in Nederland aan te vangen studie.

Aan personen uit onder meer India en Pakistan wordt meegedeeld, dat toelating tot het eerste jaar van een Nederlandse universiteit slechts mogelijk is met een middelbare-schooldiploma en een universitaire bachelorsdegree in eigen land behaald.

Daarnaast bestaat er voor een ieder, die niet aan bovenvermelde eisen voldoet, de mogelijkheid om tot een toelatingsonderzoek, vergelijkbaar met het colloquium doctum voor Nederlanders, te worden toegelaten. Voor velen, is deze mogelijkheid slechts een theoretische, ofwel omdat ze de vereiste leeftijd nog niet hebben bereikt (nu: 25 jaar), dan wel omdat zij geen verblijfsvergunning kunnen krijgen voor de periode, die nodig is om zich in Nederland op zulke toetsen voor te bereiden.

Zonder in details te willen treden, moet ik toch nog opmerken, dat ook buitenlanders, die een equivalent bezitten van een Nederlands VWO-getuigschrift evenals Nederlandse studenten deficiënt kunnen zijn. Voor de studie geneeskunde en tandheelkunde bijvoorbeeld wordt vereist dat men in zijn eindexamen ook in de vakken natuur- en scheikunde getoetst is. Zo niet, dan moet men in die vakken eerst een toets afleggen, alvorens men tot de examens in de gekozen studierichting kan worden toegelaten.

Tot nu toe is er slechts gesproken over toelating tot het eerste studiejaar in Nederland. Er bestaat echter ook een mogelijkheid om de in eigen land aangevangen studie om welke reden dan ook in Nederland voort te zetten en af te ronden met een doctoraal examen. De betrokken faculteit bepaalt dan hoe en in welke fase van de studie men kan worden ingepast, en welke vrijstellingen er kunnen worden verleend.

Misschien mag ook nog gewezen worden op de mogelijkheid om in het kader van een universitaire studie in eigen land, een jaar in Nederland te studeren, welke studieperiode dan ook in het thuisland wordt erkend. Dit kan men op eigen initiatief doen en met eigen financiële middelen dan wel met dóórlopen van de studiebeurs uit het thuisland, maar vanwege de vele Culturele

[pagina 13]
[p. 13]

Akkoorden tussen Nederland en andere landen (ook buiten Europa) ook met een zogenaamde Cultureel-Akkoordbeurs.

Een aanvrage om hiervoor in aanmerking te komen moet bij het Ministerie van Onderwijs in eigen land worden ingediend. De zogenaamde numerus-fixus-studierichtingen (geneeskunde, tandheelkunde enzovoort) zijn echter niet toegankelijk.

 

U zult begrijpen, dat over deze zaken nog veel meer te zeggen zou zijn. daarvoor ontbreekt nu de gelegenheid. Ik wil dit onderdeel echter niet afsluiten zonder er melding van te maken, dat aan iedere Nederlandse universiteit binnen het Bureau Studentendecanen een decaan speciaal belast is met de zorg voor de buitenlandse studenten.

Wanneer men erover denkt om als buitenlander een universitaire studie in Nederland aan te vangen dan wel voort te zetten, kan men zich het beste tot deze persoon wenden. Deze kan alle gewenste inlichtingen verschaffen over toelatingseisen, aanmelding en plaatsing, loting, waardering van diploma's en van gedane studies, studievergelijking, cursussen en toetsen Nederlands, studiekosten, beurzen, huisvesting en verblijfsvergunningen.

 

Zojuist liet ik de woorden ‘toetsen Nederlands’ vallen.

Sinds het studiejaar 1983/1984 xijn - op grond van een wijziging in het Academisch Statuut - alle houders van een buitenlands getuigschrift verplicht aan te tonen dat zij over voldoende vaardigheid in de Nederlandse taal beschikken om een studie met vrucht te volgen. De bevoegdheid tot het afgeven van verklaringen inzake de kennis van de Nederlandse taal ligt bij de examencommissies van de faculteiten. De meeste instellingen hebben de verantwoordelijkheid voor de toetsing gedelegeerd aan instituten voor toegepaste taalkunde of soortgelijke afdelingen. In 1983 zijn door faculteiten eisen geformuleerd. Het resultaat daarvan was niet binnen alle instellingen hetzelfde. Aan de Vrije Universiteit, de Rijksuniversiteit Groningen en de Katholieke Universiteit Nijmegen bijvoorbeeld zijn de toelatingseisen voor alle faculteiten dezefde. Andere instellingen daarentegen, zoals de Universiteit van Amsterdam of de Rijksuniversiteit Leiden, hanteren verschillende eisen voor verschillende faculteiten. Informatie daarover moet dan ook per instelling opgevraagd worden, bijvoorbeeld bij de zojuist genoemde dekaan voor buitenlandse studenten.

In 1982 hebben degenen bij wie de verantwoordelijkheid voor de toetsing ligt zich verenigd in een ‘Werkgroep Centrale Toets Nederlands’. Deze werkgroep heeft zich tot taak gesteld de eisen zo duidelijk mogelijk te formuleren en de examens aan verschillende instellingen vergelijkbaar te maken. Het woord ‘centrale’ in die naam is nog meer een vrome wens dan realiteit. Toch kan men spreken van een opgaande lijn in de richting van een centrale toets in de drie jaar dat er nu getoetst is. In het

[pagina 14]
[p. 14]

eerste jaar kende iedere instelling zijn eigen toetsen. In het tweede jaar waren alle toetsen van de Vrije Universiteit, de Rijksuniversiteit Groningen en de Katholieke Universiteit Nijmegen en de meeste van de rijksuniversiteiten hetzelfde en hebben een viertal andere instellingen enkele toetsen daarvan overgenomen. Voor het studiejaar 1985/1986 zijn afspraken gemaakt over het gezamenlijk afnemen van alle onderdelen. Of alle instellingen zich aan die afspraak kunnen of willen houden,, is op dit moment nog niet duidelijk: de problemen rijzen met name aan instellingen met uiteenlopende niveaueisen of met zeer grote aantallen kandidaten.

Door de K.U. Nijmegen is en wordt onderzoek uitgevoerd rond deze toetsen. In 1983 zijn de resultaten van een viertal instellingen vergeleken. In 1984 is geprobeerd met de gegevens van acht instellingen een antwoord te geven op de volgende vragen:

1)Voldoen de gezamenlijk afgenomen toetsen aan psychometrische eisen?
2)Bestaan er tussen en binnen instellingen verschillen in interpretatie van het niveau ‘voldoende om de studie met vrucht te volgen’ en zo ja, in welke mate en in welke richting?

Hier wordt volstaan met het weergeven van de belangrijkste gegevens, waarvoor ik mevrouw Jansen-Van Dieten van bet Instituut voor Toegepaste Taalkunde zeer hartelijk dank zeg. Voor de bantwoording vana vraag 1) zijn de gegevens verzameld van alle vijf toetsonderdelen over 338 kandidaten met 38 verschillende moedertalen en 53 verschillende nationaliteiten. De grootste groepen werden gevormd doort de Duitstaligen (20%), sprekers van het Indonesisch (12%) en Arabisch (8%). Medicijnen en economie vormden de meest genoemde studierichtingen. De verdeling vrouwen/mannen was respectievelijk 38 en 62%.

Van deze kandidaten is 56% geslaagd, 35% gezakt en van 9% was de uitslag op het moment van onderzoek nog onbekend. Dit laatste wordt veroorzaakt doordat aan sommige instellingen, bijvoorbeeld de Katholieke Universiteit en de Vrije Universiteit het advies ‘twijfelachtig’ gegeven wordt als men voor bepaalde onderdelen net onder de grens scoort. In zo'n geval beslist de examen-commissie van de betreffende faculteit over toelating. Alle toetsen bleken redelijk tot hoog betrouwbaar te zijn, variërend van .81 tot .94.

 

Een antwoord op de vraag of de toetsen voldoen aan psychometrische eisen en of de toetsen van vergelijkbaar niveau zijn, levert nog geen informatie over de juistheid van dat niveau. Om enig inzicht te krijgen in de valideit van de toetsen wordt op dit moment een longitudinale studie uitgevoerd naar de predictieve waarde van de toetsen afgenomen in 1983 en 1984. Dat wil zeggen dat van degenen die toen een toets afgelegd hebben de studeresultaten vergeleken worden met de toetsscores, uiteraard rekening houdend met interfererende sociaal-psychologische fac-

[pagina 15]
[p. 15]

toren. Pas als die vraag bevredigend beantwoord is, kan iets meer gezegd worden over de valideit van de examens. Hierover zal te zijner tijd gepubliceerd worden.

Het is ondoenlijk de examens van alle instellingen te beschrijven. Omdat het gros van de instellingen nu meedoet met de centrale toets wordt volstaan met de beschrijving daarvan.

Het examen bestaat uit vijf onderdelen: spreken, schrijven, lezen, luisteren en een cloze test (wellicht ten overvloede: dat is een tekst waaruit ieder nde woord is weggelaten. De tekst moet door de kandidaat gerestaureerd worden tot zijn oorspronkelijke vorm). De produktieve vaardigheden spreken en schrijven bestaat uit twee onderdelen één onderdeel met korte situaties of fragmenten waarin de kandidaat een adequate reactie moet geven en één langere tekst. Beide onderdelen wegen even zwaar. De norm voor spreken ligt bij 70%, die bij schrijven op 60% goed.

De receptieve vaardigheden lezen en luisteren bevatten korte populair-wetenschappelijke maar niet vak-specifieke teksten met vragen. Bij luisteren wordt de tekst op video twee keer aangeboden. De norm ligt in beide gevallen op 70%. Evenals die van de multiple-choice cloze test, die vooral een tempotest is (100 items in 30 minuten).

Met uitzondering van de cloze test, die een algemeen karakter heeft, zijn alle teksten en opdrachten specifiek afgestemd op de stituatie van de student die het Nederlands als tweede taal bij zowel de studie als de sociale contacten moet gebruiken.

 

Daarmee is tevens een van de belangrijkste redenen aangegeven waarom bij de meeste instellingen iedere houder van een buitenlands getuigschrift verplicht is tot deelname aan de toets. Uitzondering hierop vormen degenen die een complete Nederlandstalige opleiding genoten hebben, bijvoorbeeld Vlaamstaligen. Aan hen wordt ontheffing verleend. De gedachtengang hierachter is de volgende. Als iemands niveau voldoende is dan moet het geen probleem zijn voor dit examen te slagen, en is meedoen aan het examen geen al te zware belasting terwijl het verplicht stellen als voordeel heeft dat

a)de resultaten vergelijkbaar zijn, hetgeen de rechtsgelijkheid tussen aspirant-studenten verhoogt;
b)het examen afgestemd is op tweede-taalgebruikers en tevens op de universitaire studie. Dat wil zeggen afgestemd op een situatie waarin niet altijd rekening gehouden wordt met het feit dat de taalgebruiker niet-Nederlands-talig is.
Dit gegeven leidt tot soms hogere maar vaak ook andere eisen dan die men aan vreemde-taalgebruikers stelt. Deze eisen liggen niet enkel op talig maar ook op sociaal-cultureel terrein en doen een beroep op vaardigheden die bij andere vreemde-taalgebruikers niet van belang zijn, zoals het aantekeningen maken bij hoorcolleges. Toetsen
[pagina 16]
[p. 16]
die afgestemd zijn op het taalgedrag van bijvoorbeeld een toerist zijn voor deze groepering minder bruikbaar.

Belangrijk is verder misschien te weten dat het afleggen van de toets in principe niet alleen verplicht is voor studenten die hier een volledige studie willen volgen, mnaar ook voor diegenen die in het kader van uitwisseling voor een kortere periode komen studeren, tenzij tevoren met de betrokken faculteit is afgesproken dat ontheffing verleend wordt. Op de meeste universiteiten en hogescholen worden ter voorbereiding op dit examen cursussen verzorgd. Duur, intensiteit en kosten daarvan lopen nogal uiteen. Informatie daarover vindt u in de NUFFIC-folders die jaarlijks bijgesteld worden.

 

Mijnheer de voorzitter, dames en heren. Om diverse redenen stellen wij de aanwezigheid van buitenlandse studenten op onze universiteit op hoge prijs. Dat is ook de reden waarom wij ons moeite geven hun verblijf aan onze instellingen niet alleen prettig maar ook produktief te maken. Daarvoor is een zekere beheersing van het Nederlands een belangrijke voorwaarde. Het leek me belangrijk dat u - die in zekere zin onze ambassadeurs aan buitenlandse universiteiten bent - geïnformeerd werd over ontwikkelingen rond de toelating van buitenlandse studenten in het algemeen, en rond de toelatingstoets Nederlands in het bijzonder.

Voor die toets Nederlands zoudt u ongetwijfeld met vlag en wimpel slagen. Het Negende Colloquium Neerlandicum zal u echter ongetwijfeld nieuwe en interessante inzichten bieden. Ik wens u daarom een plezierige en leerzame week in deze stad en in onze Katholieke Universiteit toe.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 31 augustus 1985

  • 30 augustus 1985

  • 28 augustus 1985

  • 29 augustus 1985

  • 27 augustus 1985

  • 26 augustus 1985


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.H.G.I. Giesbers