Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 9 (1985) (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 9 (1985)

(1986)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het negende colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 171]
[p. 171]

2. Lezingen

Expletief er en de interpretatie van onbepaalde subjecten
mw. drs. C. Broeder

0. Inleiding

In de literatuur (zie o.a. Bech 1952) onderscheidt men vier soorten er:

1. kwantitatief
(partitief)
Ik heb vijf boeken gezocht
Ik heb er vijf gezocht
Ik heb er drie gevonden
2. pronominaal Hij at van de taart
Hij at ervan
3. locatief Ik ben gisteren in Amsterdam geweest
Ik ben er gisteren geweest
4. repletief
expletief
existentieel
]
] Er loopt een man op straat
]

Ik zal me in het hierna volgende alleen bezighouden met de vierde soort er en daarvoor de term expletief hanteren. Bij de poging de gebruiksmogelijkheden van dit expletief Er te doorgronden, zien zowel de student als de docent zich veelal voor grote moeilijkheden geplaatst. De hier voorgestelde benaderingswijze is betekenis-georiënteerd. Ik baseer me daarbij voor een groot deel op de gegevens zoals Kirsner (1979) die verzameld heeft, overigens zonder me geheel achter de daarin ontvouwde theorie te scharen.

De keuze voor een betekenis-georiënteerde benadering komt voort uit didaktische overwegingen. Ik denk dat een analyse van de betekenisverschillen tussen zinnen met en zonder expletief er een student van het Nederlands helderheid kan verschaffen in het gebruik van dit er. De in de meeste leerboekjes gegeven lijst

[pagina 172]
[p. 172]

van voorbeeldzinnen biedt, door de willekeur van de gegeven voorbeelden, de student geen mogelijkheid die betekenisverschillen zelf te achterhalen.

1. Er-insertie

De regel die ervoor zorgt dat expletief er (hierna afgekort expl.er) in de zin verschijnt, wordt door Van den Hoek als volgt geformuleerd:

Er - insertie: als in een zin de subjects-NP onbepaaldGa naar eind(1) is, wordt deze naar achter verplaatst (d.w.z. naar de derde plaats) onder gelijktijdige invoeging van er als nieuw eerste zinsdeel. (Van den Hoek 1980: 119)

De toepassing van deze regel is in veel gevallen optioneel en in een aantal gevallen verboden. Als we om te beginnen van dit problematische gegeven afzien en er gemakshalve van uitgaan dat de regel verplicht toegepast dient te worden, dan doen zich de volgende vragen voor:

1.1. Waarom is de regel alleen van toepassing bij onbepaalde subjects-NP en niet bij bepaalde subjects-NP?

1.2. Wat is er met de eerste zinspositie aan de hand dat een onbepaald subjects-NP daar niet mag staan?

 

Bij het zoeken van een antwoord op deze vragen zal ik me op twee aspecten van de regel voor er-insertie concentreren:

-de verandering van de woordvolgorde in de zin die veroorzaakt wordt door er-insertie
-de gevolgen voor de interpretatie van de onbepaalde subjects-NP als die NP vooraf gegaan wordt door expl. er

2. Woordvolgorde en informatieverdeling

2.1.

In het Nederlands staat in bevestigende hoofdzinnen het verbum finitum (V.F.) op de tweede plaats. De informatie-verdeling in de zin kan als volgt in verband gebracht worden met de woordvolgorde van de zin: een spreker zal datgene wat hij bekend veronderstelt (thema) het eerst noemen, dus links van het V.F. plaatsen, daarna datgene wat hij niet-bekend veronderstelt, dat wat hij over dat thema mee te delen heeft (rhema). De niet-bekend veronderstelde informatie zal dus rechts van het V.F. komen te staan (verg. ANS 1984: 911). Schematisch voorgesteld:

zinsposities: 1
thema
2
V.F.
3 4 5
rhema
etc.
  bekend verondersteld   niet-bekend verondersteld  

[pagina 173]
[p. 173]

Dat er betekenisverschil optreedt indien men de thema-rhema verhouding wijzigt, moge blijken uit het door Kirsner (1979: 117) gegeven voorbeeld:

(1) Hier is je koffieGa naar eind(2)
(2) Je koffie is hier

De plaatsaanduidende functie is in 2 aanwezig, in 1 ontbreekt die.

 

Het kan echter zo zijn dat de spreker een keuze tussen thema en rhema wil vermijden en alles wat in de zin meegedeeld wordt niet-bekend wenst te veronderstellen. Alle constitutenten moeten dan rechts van het V.F. in het rhema-gebied geplaatst worden. De eerste zinspositie mag echter niet onbezet blijven en wordt nu opgevuld met een woord dat zelf geen betekenis draagt, namelijk expl. er. Men wil immers geen verwarring laten ontstaan over een eventueel bekend verondersteld thema. Die verwarring zou kunnen ontstaan indien expl. er duidelijk zou verwijzen naar iets uit de ons omringende werkelijkheid. Zo bezien heeft het betekenis-loos-zijn van expl.er een duidelijke functie.

2.2.

Zou nu de regel voor er-insertie bij onbepaalde subjects-NP verplicht toegepast moeten worden, dan zou men aan de hand van de thema-rhema verdeling in de zin een adequaat antwoord kunnen geven op de onder 1.1. en 1.2. gestelde vragen:

ad 1.1. Een onbepaalde subjects-NP kan niet bekend verondersteld worden en derhalve niet tot thema worden gekozen. Zo 'n NP moet dan ook verschoven worden naar het rhema-gebied.

ad 1.2. Een bepaalde subjects-NP moet bekend verondersteld worden en mag dan ook niet in het rhema-gebied belanden.

 

Helaas hoeft de regel voor er-insertie niet verplicht toegepast te worden en het gegeven antwoord voldoet dan ook niet:

- een onbepaald subject kan in veel gevallen heel goed bekend verondersteld worden en de eerste zinspositie innemen:

(3) Een student komt vanavond op de kinderen passen

Erger nog: er zijn onbepaalde subjects-NP's die niet door expl. er voorafgegaan mogen worden:

(4) *Er heeft een 35-jarige inwoner van Lobith zijn buurvrouw met een pistool vermoord

-een bepaald subject kan heel goed in het rhema-gebied staan mits dat subject niet voorafgegaan wordt door expl. er:

(5a) Gisteren hebben de cursisten een tochtje naar de Hoge Veluwe gemaakt
[pagina 174]
[p. 174]
(5b) *Er hebben gisteren de cursisten een tochtje naar de Hoge Veluwe gemaakt
(5c) *Gisteren hebben er de cursisten een tochtje naar de Hoge Veluwe gemaakt

Blijkbaar veroorzaakt de combinatie expl. er met rechts van er het subject een betekenisverandering die onverenigbaar is met het bepaald-zijn van de subjects-NP. De oorzaak voor die betekenisverandering moet dus niet alléén gezocht worden in de aanwezigheid van expl.er in de zin, ook niet alleen in de thema-rhema verhouding van de zin maar juist in de combinatie expl. er met rechts van er de subjects-NP.

2.3.

Om greep te krijgen op de bedoelde betekenisverandering wil ik vasthouden aan het onderscheid ‘bekend verondersteld zijn’ versus ‘niet-bekend verondersteld zijn’ van het subject en daarbij de volgende regel formuleren:

 

- Staat een subjects-NP rechts van expl. er dan kan dat subject alleen als niet-bekend geïnterpreteerd worden.

 

Is die regel juist, dan betekent dit dat de mogelijkheid expl. er in de zin te inserteren afhankelijk is van de mogelijkheid het in die zin voorkomende subject als niet-bekend te interpreteren. Ik wil dit illustreren aan de hand van zinnen met onbepaalde subjecten die onmogelijk als niet-bekend geïnterpreteerd kunnen worden.

2.3.1. Categoriale subjecten

(6a) Een man huilt niet
(6b)*Er huilt een man niet
(7a) Bloemen veraangenamen het leven
(7b)*Er veraangenamen bloemen het leven

De categorie waarnaar verwezen wordt, moet bekend zijn, wil men over die categorie een algemeen geldende uitspraak kunnen doen. Categoriale subjecten kunnen dan ook onmogelijk niet-bekend verondersteld worden zonder dat zij daarmee hun categoriale betekenis verliezen:

(8a) In Nederland worden kinderen tegen polio ingeënt (categoriaal)
(8b) Kinderen worden in Nederland tegen polio ingeënt (categoriaal)
(8c) Kinderen worden er tegen polio ingeënt (categoriaal)
(8d) Er worden in Nederland kinderen tegen polio ingeënt (niet-cat.)
(8e) In Nederland worden er kinderen tegen polio ingeënt (niet-cat.)
[pagina 175]
[p. 175]

Dat expl. er rechts van de onbepaalde subjects-NP verantwoordelijk is voor de niet-bekende interpretatie en daarmee het verlies van de categoriale betekenis van dat subject veroorzaakt, blijkt uit (8d) en (8e). De aanwezigheid van het niet expl. maar locatief er (namelijk verwijzend naar een eerder genoemde plaats) in (8c) rechts van de onbepaalde subjects-NP, oefent geen invloed uit op de categoriale betekenis van het subject.

2.3.2. Subjecten van transitieve werkwoorden

In zinnen met een transitief werkwoord moet het subject noodzakelijk bekend verondersteld wordenGa naar eind(3).

(9a) *Een man heeft de/een hond geslagen
(9b) *Er heeft een man de/een hond geslagen
(10a) Een berucht dierenmishandelaar uit A. heeft de/een hond vergiftigd
(10b) *Er heeft een berucht dierenmishandelaar uit A. de/een hond vergiftigd

Blijkens de ongrammaticaliteit van (9a) is het bekend veronderstellen van het subject alleen dan mogelijk wanneer dat subject nader gespecificeerd is. Dat is het geval in (10a).

2.4. Conclusie

Zowel categoriale subjecten als subjecten van transitieve werkwoorden dienen noodzakelijk bekend verondersteld te worden en kunnen derhalve niet rechts van expl. er in de zin voorkomen. Verder geldt voor subjecten van transitieve werkwoorden dat de mogelijkheid het subject bekend te veronderstellen afhankelijk is van de mate waarin dat subject nader gespecificeerd is.

3. Er-insertie optioneel

Toepassing van de er-insertie regel is optioneel in zinnen met een onbepaald subject dat:

-niet categoriaal geïnterpreteerd dient te worden
-niet het subject van een transitief werkwoord is

Mits aan bovengenoemde voorwaarden voldaan is, is de spreker vrij in de keuze van de thema-rhema verhouding in de zin.

(11a) In Middelharnis is een kind verdronkenGa naar eind(4)
(11b) Een kind is in Middelharnis verdronken
(11c) Er is in Middelharnis een kind verdronken
(11d) Er is een kind in Middelharnis verdronken
[pagina 176]
[p. 176]

In (11b) krijgt de plaats waar de gebeurtenis zich heeft afgespeeld meer gewicht dan de dood van het kind. In (11c) en (11d) krijgt het geheel van de mededeling iets terloops, neutraals. Die neutraliteit komt vermoedelijk voort uit de niet gemaakte keuze voor een bepaalde verhouding tussen thema en rhema (vgl. Kirsner 1979).

Een minder emotioneel geladen voorbeeld van wijziging in de thema-rhema verhouding is het volgende:

(3a) Een student komt vanavond op de kinderen passen
(3b) Er komt vanavond een student op de kinderen passen
(3c) Vanavond komt er een student op de kinderen passen
(3d) Vanavond komt een student er op de kinderen passen

Volgens mij is (3d) alleen dan grammaticaal, als er geïnterpreteerd wordt als locatief, verwijzend naar een eerder in de context genoemde plaats.

Uit (3c) blijkt dat expl. er op de derde plaats gehandhaafd kan worden als een andere constituent dan de subjects-NP de positie van de eerste plaats inneemt. Waarom expl. er hier gehandhaafd blijft, is een vraag die ik in dit artikel buiten beschouwing wil laten. Wat belangrijk is, is dat het subject rechts van expl. er staat en de niet-bekende interpretatie dus ook hier afgedwongen wordt.

4. Vraagwoordzinnen

Tot slot wil ik een categorie zinnen behandelen die bij uitstek geschikt lijken om expl. er te bevatten namelijk de vraagwoordenzinnenGa naar eind(5). Dat dergelijke zinnen in eerste instantie een geschikte context lijken te vormen om expl. er te bevatten (mits natuurlijk de bevraagde constituent het subject is) ligt voor de hand als men bedenkt dat een vraagwoord per definitie onbepaald is.

Helaas blijkt het lang niet altijd mogelijk expl. er in deze zinnen op de derde plaats te handhaven getuige de volgende voorbeelden die ik aan Elffers (1977: 417) ontleen:

(12) *Wie heeft er de Nachtwacht geschilderd?
(13) ?Wie heeft er die wedstrijd gewonnen?

Bovendien kan er een betekenisverschil ontstaan bij er-insertie:

(14a) Wie heeft sociologie gestudeerd?
(14b) Wie heeft er sociologie gestudeerd?

Het lijkt een wat hachelijke zaak bij een bevraagde constituent het onderscheid bekend versus niet-bekend verondersteld te willen handhaven. Het is dan ook beter de grammaticaliteit van de bevestigende tegenhanger van deze vraagzinnen te bekijken:

[pagina 177]
[p. 177]
(12') *Er heeft iemand de Nachtwacht geschilderd
(13') ?Er heeft iemand die wedstrijd gewonnen

Zoals Elffers terecht opmerkt, blijkt het grammaticaliteits-oordeel voor de bevestigende zin niet te verschillen van dat voor de vraagzin.

Is er binnen het hierboven beschreven kader een verklaring te vinden voor de twijfelachtigheid of ongrammaticaliteit van de zinnen (12)-(13)? Voor zowel (12)/(12'), als (13)/(13') geldt dat de zin een transitief werkwoord bevat waarmee de noodzaak ontstaat het subject bekend te veronderstellen en de mogelijkheid tot er-insertie vervalt. Dat verklaart echter niet waarom (14b) grammaticaal is. Ook hier bevat de zin een transitief werkwoord. Uit het betekenisverschil tussen (14a) en (14b) blijkt dat ook in vraagwoordzinnen het onderscheid bekend dan wel niet-bekend verondersteld zijn van het bevraagde subject een rol kan spelen: in (14b) is het mogelijk dat er niemand sociologie gestudeerd heeft. In (14a) lijkt het zeker dat tenminste een van de aanwezigen sociologie gestudeerd heeft, anderen hebben wellicht iets anders gestudeerd.

(14a) Wie heeft sociologie gestudeerd - Wie medicijnen?
(14b) Wie heeft er sociologie gestudeerd - Niemand?
(vgl. Kirsner 1979: 125)

Het zou zo kunnen zijn dat de toepassing van er-insertie in vraagwoordzinnen alleen dan toegestaan is wanneer de mogelijkheid bestaat dat niemand de subjectsfunctie vervult. Die mogelijkheid is in (12) geheel uitgesloten, in (13) niet: een wedstrijd hoeft geen winnaar te hebben.

Een bijkomende moeilijkheid in vraagzinnen is dat expl. er noodzakelijk op de derde plaats staat. Dat maakt het lastig dit expl. er eenduidig van andere soorten er te onderscheiden. Vooral verwarring met locatief er lijkt in sommige gevallen niet uit te sluiten getuige het grammaticale voorbeeld van Elffers (1977: 420):

(15) Wie heeft er in 1642 in Amsterdam de Nachtwacht geschilderd?

De aanwezigheid van de plaatsbepaling elders in de zin maakt het mogelijk er hier als locatief te interpreteren.

5. Samenvatting en conclusie

In het voorgaande heb ik geprobeerd een verklaring te vinden voor het feit dat de toepassing van de er-insertie regel vaak optioneel is en soms verboden. Ik heb die verklaring gezocht in het betekenisverschil dat ontstaat als een onbepaalde subjects-

[pagina 178]
[p. 178]

NP voorafgegaan wordt door expl. er. Gelet op het verband tussen de woordvolgorde en de informatieverdeling in de zin, speelde daarbij het bekend dan wel niet-bekend verondersteld zijn van het subject een cruciale rol.

Ik zou dit onderscheid bekend/niet-bekend verondersteld zijn van het subject als volgt willen formuleren:

-een bekend verondersteld onbepaald subject moet als specifiek onbepaald beschouwd worden;
-een niet-bekend verondersteld onbepaald subject moet als niet-specifiek onbepaald beschouwd worden (vgl. voor dit onderscheid specifiek/niet-specifiek ANS 1984: 115).

Expl. er met rechts van erde onbepaalde subjects-NP dwingt de niet-specifieke interpretatie van het subject af. Dat betekent dat toepassing van de regel voor er-insertie alleen dan toegestaan is wanneer de mogelijkheid bestaat het subject als niet-specifiek te interpreteren.

[pagina 179]
[p. 179]

Literatuur

Bech, G., 1952, ‘Über das niederländische Adverbialpronomen er.’ In: J. Hoogteijling, Taalkunde in artikelen, Groningen, 147-163.
Dort-Slijper, M.K. van, 1977, ‘Er’. Spektator: Tijdschrift voor Neerlandistiek, 6, 412-17
Elffers, E., 1977, ‘Er-verkenningen’. Spektator: Tijdschrift voor Neerlandistiek, 6, 417-22.
Geerts, G., e.a., 1984, Algemene Nederlandse Spraakkunst, Wolters Noordhoff, Groningen, Wolter Leuven
Hoek, Th. van, 1980, ‘Volgordevarianten in de zin: hun domeinen en effecten’. In: Janssen, Th. & Streekstra, N.F., (red.), 1980, Grenzen en domeinen in de grammatika van het Nederlands, R.U. Groningen, 116-136
Hoornik, Ed., 1972, Verzamelde gedichten, Meulenhoff, Amsterdam
Janssen, Th.A.J.M., 1977, ‘Het vragend voornaamwoord wie + het existentiële Er’. In: Taalkundig Bulletin, jrg. 7, nr. 4, Nederlands Instituut, R.U. Groningen, 41-45
Kirsner, Robert S., 1979, The Problem of Presentative Sentences in Modern Dutch. (North-Holalnd Linguistic Series, vol. 43) North-Holland Publishing Company, Amsterdam-New York
Kraak, A. & Klooster, W., 1968, Syntaxis, Culemborg, Stam-Kemperman
Kraak, A., 1970, ‘Zinsaccenten en syntaxis’, Studia Neerlandica 4, 41-61

eind(1)
NP= noun phrase
Een onbepaald NP is een NP die ofwel een onbepaald lidwoord bevat (voor meervoud het lidwoord ø) ofwel een bepaald of onbepaald telwoord bevat, of uit een onbepaald voornaamwoord bestaat: een man, kinderen, zes bomen, veel bomen, iemand, iets enzovoort (zie ook Kraak & Klooster 1968: 115 e.v.)

eind(2)
In alle gegeven voorbeeldzinnen ga ik uit van de neutrale accentuering

eind(3)
Kirsner (1979: 149) wijt dit fenomeen aan de door het subject vervulde agensrol in dergelijke zinnen. Dat kan echter niet de oorzaak zijn getuige het feit dat na passief-omzetting ook het grammatisch subject (dat immers geen agensrol vervult) bekend verondersteld dient te worden:
(9a') *Een hond is door de/een man geslagen
(6') * Er is een hond door de/een man geslagen
De oorzaak moet mijns inziens dan ook eerder gezocht worden in de aanwezigheid van zowel subject als direct object in de zin. Na passief-omzetting blijkt er-insertie namelijk heel goed mogelijk als men het logisch subject (dat wil zeggen de door-bepaling) weglaat:
Er is een hond geslagen

eind(4)
De eerste regel van het gedicht Requiem van Ed. Hoornik luidt oorspronkelijk:
 
Te Middelharnis is een kind verdronken
 
 
 
(Ed. Hoornik 1972: 101)
Om de mogelijkheid te creëren de plaatsbepaling naar achter te verplaatsen, heb ik Te in In veranderd.

eind(5)
Expl. er komt in deze zinnen op de derde plaats te staan daar een vraagwoord noodzakelijk de positie van de eerste plaats inneemt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 31 augustus 1985

  • 30 augustus 1985

  • 28 augustus 1985

  • 29 augustus 1985

  • 27 augustus 1985

  • 26 augustus 1985


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • C. Broeder


taalkunde

  • Zinnen (syntaxis)