Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 9 (1985) (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 9 (1985)

(1986)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het negende colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 269]
[p. 269]

2. ‘Kennis van land en volk’ in een opleiding voor tolken en vertalers
drs. J.P.M. Groot en R.D. Trampus-Snel

‘Kennis van Land en Volk’ is een onderdeel van de studie van een taal, waarvan de betekenis en de plaats sterk afhankelijk zijn van het doel en de aard van de onderwijsinstelling waar deze taal wordt onderwezen. Daarom kan het terrein dat onder dit vak ressorteert van instelling tot instelling verschillen. Daarbij komt dat de motivatie van een buitenlandse student die Nederlands kiest als eerste, tweede of derde taal, dan wel hoofd- of bijvak aan een universitaire instelling, kan verschillen: van een vage belangstelling voor of een vaag gevoel van verwantschap met het vreemde land, zijn volk en zijn cultuur, tot een duidelijker en gerichter motivatie. Ook als die motivatie gerichter is, zal de student het beheersen van de taal niet zien als een doel op zichzelf, maar als een middel om in die vreemde cultuur binnen te dringen. De taal is dan in de eerste plaats instrument. Daarnaast is er de factor van de toekomstmogelijkheden en -verwachtingen van de student die een vreemde taal gaat studeren. Het lijkt daarom logisch dat het studieonderdeel ‘Kennis van Land en Volk’ er voor de toekomstige germanist/filoloog anders uitziet dan voor de toekomstige leraar of tolk-vertaler. Toch zal er binnen het studieonderdeel een hoeveelheid standaardmateriaal zitten, net zoals willekeurig welke student moet beginnen met een grondige kennisverwerving van de taalregels. De docent maakt bij de uitbouw van het vak een keuze, waarbij hij rekening houdt met de groep die hij voor zich heeft.

Laten we proberen dat standaardmateriaal te omschrijven. Het zou moeten omvatten: geografische kennis omtrent het land, volkenkundige kennis omtrent zijn inwoners, kennis op het gebied van de politieke, economische, sociale en cultuurgeschiedenis van het land en zijn volk, de staatkundige en bestuurlijke organisatie ervan, en inzicht in en kennis van de fase waarin het land en het volk zich nu bevinden. Afhankelijk van de instelling van onderwijs zal de nadruk vallen op cultuurgeschiedenis dan wel op staatsinrichting, op letterkunde dan wel

[pagina 270]
[p. 270]

op politieke actualiteit. In principe doet het er niet veel toe of het land waarover wij nu spreken Nederland en Vlaanderen omvat, dan wel een ander land is. Wel zal het studieonderdeel er anders uitzien naarmate de taal tot een vreemdere cultuur behoort - denk bijvoorbeeld aan Afrikaanse culturen. De zojuist gegeven omschrijving laat zich op Nederland en Vlaanderen heel goed toepassen.

Laten wij echter wat concreter en daardoor preciezer worden. Voor toekomstige tolken en vertalers van de faculteit waar mijn collega's en ik werken - de opleiding voor tolken en vertalers van de universiteit van Triëst - is kennis van de politieke situatie en van de geschiedenis van Vlaanderen en Nederland in de laatste vijftig jaar van groter belang dan een gedegen kennis van de Nederlanden in de Middeleeuwen, al kan het laatste niet geheel ontbreken. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan onderdelen als staatsinrichting, sociale wetgeving, onderwijs, media, economische politiek alsmede aan actuele politieke verschijnselen en ontwikkelingen. Een voorbeeld kan duidelijk maken wat wij bedoelen. In een kranteartikel dat als vertaaltekst werd gebruikt, kwamen termen voor als voordeurdelers en tweeverdieners. Het had weinig zin de studenten een voorstel voor een Italiaanse vertaling voor deze woorden aan de hand te doen als zij niets zouden weten van de huidige sociale wetgeving en de belastingwetgeving in Nederland. Een tekst als deze vraagt om een toelichting over de sociale wetgeving en fiscale politiek van na de oorlog. Pas in die context krijgen de nieuwe termen betekenis en pas dan is het zinvol naar een vertaling ervan te zoeken. De student moet weten wat de belangrijkste sociale wetten zijn: WW, WWV, AWW en WAO, het mogen geen onbekende afkortingen zijn. Hij moet weten wie recht heeft op een WW-uitkering, hoelang, hoe groot die uitkering is, wat er na het eerste halfjaar gebeurt, wat iemand moet doen om zo'n uitkering te krijgen en in welke richting de veranderingen gaan die de regering in deze wetgeving wil aanbrengen.

Een ander voorbeeld. De student-tolken gebruiken als oefenmateriaal de jongste troonrede van koningin Beatrix. Vooraf moet toegelicht worden wat dat voor een tekst is, waar en wanneer die wordt uitgesproken, hoe de verhouding is tussen vorst, regering en parlement, welke verantwoordelijkheid die partijen hebben.

Een derde voorbeeld. Een Italiaanse vertaaltekst gaat over de plaats van het Latijn op Italiaanse middelbare scholen. Als deze tekst in het Nederlands moet worden vertaald, gaat er een toelichting over de inrichting van het Belgische en Nederlandse voortgezette onderwijs aan vooraf met uiteraard bijzondere aandacht voor de plaats van het Latijn op Nederlandse en Belgische middelbare scholen.

Natuurlijk kan niet op alle onderwerpen zó diep worden ingegaan, daarvoor zou eenvoudig de tijd ontbreken. Maar aan het eind van de opleiding moet een hoeveelheid basiskennis worden beheerst, die nodig is om de grote variëteit aan teksten die de tolk-

[pagina 271]
[p. 271]

vertaler voor zich kan krijgen, aan te kunnen. Dat de tolkvertaler zich vervolgens gaat specialiseren, ligt voor de hand. Dat zal tevens richting geven aan zijn voortgezette studie op het gebied van de kennis van land en volk.

Een apart probleem vormt de verhouding tussen dit studieonderdeel en de studie van de taal als geheel. Staat de kennis van land en volk in dienst van de taalstudie, taalverwerving, communicatievaardigheid, zoals Blanke in zijn studie over Auslandstudien zegt? Dit is zeker zo, maar het omgekeerde is ook waar: de taalverwerving en de taalstudie worden niet alleen bevorderd door kennis van land en volk, maar bevorderen op hun beurt ook het verder doordringen in de cultuur van dat land. Wij zouden eerder van wederzijdse bevordering willen spreken.

Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat het bestuderen van letterkundige werken bij een opleiding voor tolken en vertalers een plaats inneemt die afwijkt van die bij een letterenfaculteit, waar een tamelijk autonome positie gegarandeerd lijkt. Men kan het voor tolken en vertalers beschouwen als een onderdeel van het vak kennis van land en volk. Zoals een student iets moet weten over de middeleeuwse maatschappijstructuur, het functioneren van het parlement en de godsdienst van Nederlanders en Vlamingen, moet hij ook iets weten van Nederlandstalige letterkunde. Toch is het vak te belangrijk dan dat het geen aparte leeropdracht zou hebben: naast Nederlandse taal is Nederlandse literatuur een apart vak, waar de vertalers tentamens in moeten afleggen. Daarnaast bestaan er leeropdrachten voor de twee vertaal- en tolkvakken, maar geen aparte leeropdracht voor ‘Kennis van land en volk’, waar de studenten ook geen aparte tentamens in doen. Dat hangt samen met de positie van het Nederlands als tweede taal bij onze faculteit: voor de eerste talen bestaat dat aparte vak wel. Het betekent dat de docenten gedwongen worden dit zo belangrijke vak te integreren in hun onderwijs op andere gebieden: taal, letterkunde, tolken, vertalen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 31 augustus 1985

  • 30 augustus 1985

  • 28 augustus 1985

  • 29 augustus 1985

  • 27 augustus 1985

  • 26 augustus 1985


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Hans Groot

  • Rita D. Snel Trampus