Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 10 (1988) (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

De docent extra muros als literair vertaler (Madrid)
Hans Tromp

Ik kan eigenlijk de conclusies wel delen die Theo Hermans trekt uit het vertalen in groepsverband in Londen, hoewel onze uitgangspunten in Madrid behoorlijk verschillen van de zijne. Een beschrijving van onze Madrileense projecten kan daarom nuttig zijn, te meer omdat ze ook onderling zo uiteenlopen.

Terugziende op het begin van onze activiteiten constateer ik dat dat spontaan en informeel was. Ik ben er in de jaren zeventig voor het eerst mee begonnen als ik eens een groep studenten had die wat meer wilden doen. Je leest teksten waarvan je vermoedt dat ze je studenten aan zullen spreken, en je begint ze met hen te vertalen, het liefst verhalen omdat er geen tijd is, met het komen en gaan van studentenlichtingen, een lang ‘competence’-geheugen op te bouwen. Gaandeweg vormde zich een vast collectief maar de bedoeling bleef: laten we eens kijken hoever we komen, zien tot hoever je een Nederlandse tekst adequaat in het Spaans kunt weergeven, tot in het ritme van de afzonderlijke schrijvers toe. Daar namen we dan alle tijd voor, net zo lang tot we meenden dat alles aan de beurt geweest was, want we hoefden nergens rekening mee te houden, alleen met ons zelf, ons inzicht in het Nederlands en het Spaans, maar niet met uitgevers of prestigemotivaties, niet eens met curricula vitae want er bestond toch geen academische aantekening voor. Ons project was dus geen project, alleen maar een uit de hand gelopen oefening.

Natuurlijk begonnen we er langzamerhand rekening mee te houden dat er een publikatie van kon komen; dat zorgde voor een goed evenwicht tussen werken onder publikatiedwang en oeverloos discussiëren, ofschoon we toch ook van het begin af een zekere discipline ingesteld hadden door iedereen te verplichten een stuk tekst in voorvertaling mee te brengen (waarvan de helft natuurlijk in de navolgende gezamenlijke discussie verworpen werd). Pas toen er tien verhalen klaar waren - voldoende om mee voor de dag te komen en divers genoeg om de lezer een indruk te geven van de verschillende stromingen binnen de moderne Nederlandse verhaalkunst - hebben we naar een uitgever gezocht, en dat leidde in 1980 tot de publikatie van Nueva Narrativa Neerlandesa .

[pagina 80]
[p. 80]

Ik meen dat het zó toen de goede methode was, omdat we inderdaad docent-vertaler zijn. Eerst komen de materiële moeilijkheden van ‘vertalen wat er staat’ aan de orde; vervolgens gaat het erom te verkennen welke mogelijkheden aan versies een tekst biedt en hoe door bij voorbeeld minimale verplaatsingen een heel betekenisveld kan verkleuren. En aangezien ook het resultaat positief was, gezien de recensies - waaronder enige zeer uitgebreide - houd ik het er dus met Theo Hermans op dat deze werkwijze grote voordelen biedt.

 

Minder assertorisch zal ik zijn over ons tweede project in Madrid. Enfin, zoals dat gebeurt: je krijgt wat naam en daarmee pretenties, je wordt misschien wel overmoedig, en toen kwam er een aanbieding van de Spaanse staatsuitgeverij voor de vertaling van een Nederlandse klassieker. Een eervolle opdracht, maar daarmee begint het gedonder want uitgeverijen werken met termijnen, hoewel ik alvorens mijn handtekening te zetten me er wel van verzekerd had dat ons nieuwe termijnen vergund zouden worden. Toch werk je dan onder voortdurende druk, wat onder meer ten koste gaat van je andere taken. Ik was er dus niet helemaal gelukkig mee, tot het Spaanse Ministerie van Cultuur ons te hulp schoot door de Staatsuitgeverij op te heffen. Daarmee gingen dan wel meer dan 300 onderzoeksprojecten aan Spaanse universiteiten de mist in, maar wij hadden onze vrijheid terug. Men had namelijk ons voorstel aanvaard om twee delen van Karel van Manders Schilder-boeck uit 1604 te vertalen (het leerdicht Den Grondt der edel vrij Schilder-const , bestaande uit 626 strofen van 8 verzen in 5-voetige jamben, en Het Leven der doorluchtighe Nederlantsche en Hoogduytsche Schilders ), waar ik wel van het begin af een zwaar hoofd in had maar waarvoor ik bezweken was op aandringen van een van de actiefste leden van de équipe, een kunsthistoricus en bijgevolg groot voorstander van het project, die mij bezwoer er alles aan te doen. Een maand later werd hij benoemd tot Conservator van de Provinciale Musea van Murcia, op 400 km van Madrid. Maar goed, we waren eraan begonnen, dus we gingen door. Nu, na vijf jaar werken aan dit project met een gezamenlijke zitting per week van vijf uur plus de nodige individuele uren, moet ik zeggen: weet wel waar je aan begint. Een dergelijk project zit vol voetangels en klemmen. De problematiek daarvan wil ik hier in een paar punten samenvatten:

 

1. Schrift en taal

De taal op de drempel van de 16e en 17e eeuw vereist natuurlijk een speciale training, het lezen van de gotische drukletter baart op zich al moeilijkheden. Aangaande beide moeilijkheden zijn oplossingen voorhanden: de Levens staan in een Wereldbibliotheekuitgave van 1936 (1942 (2)), en Hessel Miedema heeft

[pagina 81]
[p. 81]

Den Grondt een editie verzorgd in 1978, met daarin de oorspronkelijke tekst en een transcriptie, die vaak meer van een parafrase weg heeft. Dus moet je toch minstens óók de oorspronkelijke tekst volgen. Gevolg: je zit constant in twee teksten te kijken (en de spraakverwarring die daaruit volgt ...).

 

2. Specifieke vertaalmoeilijkheden.

Niet alleen heb je te maken met de normale moeilijkheden die zich voordoen bij een wat meer gespecialiseerde tekst, concreet de schildertechnische termen (gelukkig beschikken we over een gevorderde studente Schone Kunsten), maar daar komt de afstand van praktisch 400 jaar bij, die ons het zicht op bepaalde technieken ontnomen heeft. Miedema heeft Den grondt diepgaand bestudeerd en nog andere studies aan het werk van Van Mander besteed, maar er blijft nog genoeg te verduidelijken over: en dán kun je pas gaan vertalen.

 

3. Conceptuele moeilijkheden.

Het Schilderboeck bevat constant verwijzingen naar mythologische en (crypto-)historische bronnen uit de Grieks-Latijnse nalatenschap. De moderne lezer heeft daar geen weet meer van. Moet je daar een uitgebreid notenapparaat op gaan toepassen? Waar haal je al die wijsheid vandaan? Of moet je Miedema passim overschrijven?

 

4. Structurele bedenkingen.

Als je 'n beetje de literatuur over dit onderwerp kent zie je dat Van Mander vaak slecht geïnformeerd is. Moet je nu Van Mander met ontelbare noten emenderen? Ligt dat op onze weg? Dan kun je er nog een tweede boek bij schrijven, zoals Hijmans voor de Levens heeft gedaan in de Franse vertaling van 1884.

Nog een andere overweging. Over de schilders uit die tijd weet men tegenwoordig veel meer. Waarom dan die oude teksten vertalen? De twijfel bespringt je. Het gezond verstand houdt je voor dat het cultuurhistorisch van eminent belang is toegang tot de bronnen te hebben, zeker in Spanje waar men het werk van Van Mander slechts kent via de vage en gebrekkige referenties van Francisco Pacheco in zijn Arte de la Pintura uit 1649 (op zich al een wonder dat die het überhaupt kent). Maar 't blijft aan je knagen: weegt de hypotetische vrucht wel op tegen al dit werk?

 

5. Praktische moeilijkheden.

Zo'n project loopt te lang voor een vlottende studentenbevolking. Men begint er vol energie aan en con amore maar het is een hard labeur als men afstudeert zonder dat het wenkend perspectief naderbij is gekomen (een andere kwestie is dat men hen er ook mee kan binden, als ze niet al te ver uit de buurt gaan werken). Een bijkomende complicatie wordt gevormd door het feit dat je op den

[pagina 82]
[p. 82]

duur geen nieuwe medewerkers aan het project meer aanneemt omdat ze een lange periode van inwerking nodig zouden hebben.

 

Kortom, al vorm je een hooggekwalificeerde vertaalgroep, er kleven nogal wat nadelen aan. Het project gaat een zelfstandig leven leiden als je naar een publicatie toewerkt. Je gaat je haasten - dat klinkt natuurlijk belacheleijk uit de mond van iemand die al vijf jaar met iets bezig is. Omdat je rekening houdt met een (commerciële) uitgave ben je minder geneigd de zaken tot op de bodem uit te zoeken en je tevreden te stellen met de verontschuldiging dat de ‘gladde’ versie 't best verstaanbaar is voor de doorsnee lezer. Welnu, dit laatste jaar hebben we ons bezig gehouden met de herziening van onze eerste versie, onder het slaken van kreten als: ‘welke idioot heeft dat zo vertaald?’. Let wel, dit betreft een tekst die drie zeven gepasseerd is: een voorvertaling, een discussie daarover die de nodige correcties oplevert, en als derde het uittypen van de vastgestelde tekst door een moedertaalspreker Spaans. En eigenlijk nog een vierde zeef: op de volgende zitting werd altijd eerst de definitieve tekst van de vorige keer voorgelezen. Dus de idioten waren, respectievelijk zijn, wij zelf!

Maar goed, alles wel beschouwd komt er misschien toch nog een aardig product uit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 1988

  • 3 september 1988

  • 1 september 1988

  • 31 augustus 1988

  • 30 augustus 1988

  • 29 augustus 1988

  • 28 augustus 1988


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Hans Tromp


landen

  • over Spanje