Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 10 (1988) (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 273]
[p. 273]

Verschillende aspecten van Frederik van Eedens Van de koele meren des doods
Judit Gera

Ik onderscheid in de roman drie lagen, die alle drie zorgen voor verschillende uitgangspunten van de analyse.

 

1. De religieus-middeleeuwse laag.

De roman zit vol religieuze symbolen: het water, de vrouw, de vruchtbaarheid. In de scheppingsmythe betekent water niet slechts geboorte maar ook dood en wedergeboorte. De titel weerspiegelt die meervoudige betekenis van het water.

De landbouwomgeving waarin Hedwig aan het eind terechtkomt betekent de wereld van Demeter, de wereld van de aarde, van landbouw en vruchtbaarheid, waarnaartoe Hedwig vanuit de chaos van Aphrodite, de eeuwige prostituée, aankomt (Hofmann 1974). De troost van het eind is zeer intensief, juist omdat deze mythologische connotaties ons doen begrijpen dat de mogelijkheid voor vruchtbaarheid voor Hedwig nog niet definitief gesloten is. Zij is wel gesloten in een concrete zin, maar niet in een symbolisch-religieuze betekenis.

Geboorte, dood en wedergeboorte vormen een cirkel en deze cirkel is terug te vinden in de levensloop van Hedwig: veiligheid - prostitutie - werk bij Harmsen. De cirkelvorminge structuur is ook aanwezig in sommige mniddeleeuwse religieuze literaire werken, bij voorbeeld in de Beatrijslegende of in het mirakelspel Mariken van Nieumeghen (Sivirsky 1960).

Tot het religieuze aspect behoort ook Van Eedens eigen houding tegenover het calvinisme. Ik zie een vroege kritiek op het calvinistische milieu en de calvinistische opvoeding in het boek, een afkeer van calvinisme en een bekering tot het katholicisme.

De aanwezigheid van het dagboek is ook een teken van een innerlijke nood tot biechten (wat Hedwig betreft) maar ook de literaire nood van een calvinistisch schrijver om zijn hoofdfiguur van binnenuit te kunnen beschrijven. Het dagboek van Hedwig lijkt verder heel erg op de dagboeken van de religieuze gezelschappen van Geert Groote in de 14de en 15e eeuw (Southern 1970). Het dagboek was een belangrijk middel tot zelf-analyse in de middeleeuwen. Ook de gesuggereerde oplossing aan het eind van

[pagina 274]
[p. 274]

de roman, dat wil zeggen lichamelijk werk als hoeksteen van een nieuwe levensvorm, speelde een grote rol bij de aanhangers van Geert Groote. Ik zie dus de cultuurhistorische wortels van Van Eedens experimenten op Walden in de levenswijze van de Broeders des Gemeenen Levens.

De gehele structuur van de roman heeft iets middeleeuws: er is een duidelijke dichotomie aanwezig, de dichotomie van een ‘bovenwereld’ en een ‘onderwereld’ (Bahtin 1965). Het veilige, geconsolideerde, burgerlijke milieu is de bovenwereld; de knopenwinkel, de prostitutie op hun beurt vertegenwoordigen de onderwereld. De bovenwereld betekent verder Hedwigs bewuste gedachten en handelingen, terwijl haar dromen en instincten haar naar de onderwereld leiden. Het einde is een eigenaardige synthese van de boven- en onderwereld: de boerenwereld van de Harmsens krijgt een etherisch, transcendentaal boven-karakter.

 

2. Hiermee zijn we bij het psychologische aspect beland. Na Rümke (1977) valt daarover niet zoveel meer te zeggen. Toch kan het leerzaam zijn Hedwigs dromen met Freudiaanse middelen van droominterpretatie te analyseren.

Dromen hebben een dubbele betekenis in de roman. Enerzijds hebben zij te maken met een nieuwe literaire methode, een nieuw middel tot karakteranalyse, misschien een voorloper van de ‘stream of consciousness’-techniek. Dromen dienen de innerlijke belichting van de persoonlijkheid. De aanwezigheid van dromen hangt verder samen met een bepaalde visualiteit in de stijl.

Anderzijds komt het gebruik van dromen om de raadsels van een persoonlijkheid (van een sphynx) op te lossen voort uit een toen nog nieuwe wetenschap, de psychologie. Er worden een stuk of twaalf dromen en visioenen beschreven in de roman. De eerste komt op pagina 25 en de laatste vermelding van dromen op pagina 132 (in de Salamander-uitgave van 1983). Hun aanwezigheid kan dus geen toeval zijn.

Dromen weerspiegelen ook de al genoemde dichotomie van de bovenen onderwereld, zoals bij voorbeeld de droom over de eenogige bedelaar. Er bestaat een opvallende gelijkenis tussen deze droom en een droom van Anna Karenina over een boer met baard die onverschillig boven haar aan het rommelen is (Tolstoj 1965). Vlak voor haar zelfmoord ziet Anna Karenina een boer op een spoorwegstation die haar sterk aan de boer uit haar droom doet denken. Ook in Hedwigs leven verschijnt een werkelijke figuur, een Londense vagebond, die haar aan de bedelaar uit haar droom herinnert. Werkelijkheid en droom zijn vermengd op dezelfde manier in beide romans. De vermenging zelf is een symptoom van de psychische desintegratie van de twee vrouwen.

[pagina 275]
[p. 275]

3. Het sociale aspect, de roman als maatschappijkritiek.

De ideale levenswijze gesuggereerd door de roman is niet te scheiden van de sociale vernieuwer Van Eeden, van zijn experimenten op Walden en van zijn progressieve voorstellingen over de sociale situatie van de vrouw (Van Eeden 1982). Zijn maatschappelijk ideaal is een maatschappij waarin werk een centrale plaats inneemt. Het werk als zelfheiliging verschijnt ook bij Tolstoj, in Opstanding en in Anna Karenina.

Een meer verborgen analogie van zijn kunstenaarschap is met Vincent van Gogh. Hier verwijs ik naar mijn artikel ‘Frederik van Eeden en Vincent van Gogh’ (Gera 1988).

Uiteindelijk zal men zich afvragen wat deze drie aspecten verbindt? Hedwig is een buitenstaander op alle drie gebieden. Colin Wilson beschrijft een zeer typische soort romanheld, de ‘outsider’ (Wilson 1956). Maar hij spreekt nergens over vrouwelijke outsiders. Enkele criteria van een outsider-figuur naar de omschrijving van Wilson die ook voor Hedwig gelden zijn:

-het gevoel een vreemdeling te zijn;
-een gevoel van afkeer en misselijkheid in bepaalde omstandigheden;
-het schrijven van een dagboek.

Wilson heeft opgemerkt dat de meeste outsider-romans tegelijk Bildungsroman zijn. Ze beschrijven de evolutie van de psyche van de hoofdfiguur. Ze zijn ook fictionele biografieën. Ik denk dat Van de koele meren des doods wel een Bildungsroman genoemd mag worden. Hedwig ondergaat een zeer speciale lijdensweg, en aan het eind bereikt ze een hogere graad van bewustzijn dan in de vroegere fasen. Haar levensloop kan als een leerschool beschouwd worden waarin ze verschillende maatschappelijke rollen uitprobeert: huisvrouw, moeder, minnares, werkster, prostituée, dienstmeisje, enzovoort. In die zin toont de roman een rijpingsproces van bepaalde ideeën in Hedwigs ontwikkeling.

[pagina 276]
[p. 276]

Bibliografie

Bahtin, M. Tvortsestvo Fransua Rable i narodnaja kultura srednievekovija i renesansa. Moskva, 1965.
 
Eeden, Fr. van. ‘Vrouwenkwestie en socialisme’ in: Een bloemlezing uit zijn studies. Katwijk aan Zee, 1982, p. 61-75.
 
Gera, J. ‘Frederik van Eeden en Vincent van Gogh’ in: Frederik van Eeden Genootschap, Mededelingen XXXII. Amsterdam 1988, p. 28-35.
 
Hofmann, W. Das Irdische Paradise. Munchen, 1974.
 
Rümke, H.C. Over Frederik van Eeden's Van de koele meren des doods. Utrecht, 1977.
 
Sivirsky, A.L.I. Het beeld der Nederlandse literatuur. Groningen, 1960.
 
Southern, R.W. Western Society and the Church in the Middle Ages. Middlesex, 1970.
 
Tolstoj, L.N. Anna Karenina. Amsterdam, 1965, p. 864-865 en p. 879.
 
Wilson, C. The Outsider. London, 1956.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 1988

  • 3 september 1988

  • 1 september 1988

  • 31 augustus 1988

  • 30 augustus 1988

  • 29 augustus 1988

  • 28 augustus 1988


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Van de koele meren des doods


auteurs

  • Judit Gera

  • over Frederik van Eeden