Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 10 (1988) (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 277]
[p. 277]

Bordewijk en de strijd om de jeugd
Gianfranco Groppo

De reeds klassiek geworden lange verhalen (in ieder geval géén romans) Blokken (1931) en Bint (1934) van Bordewijk zijn door bijna alle critici geclassificeerd als fantastisch en satirisch. Maar bij welke modernistische stroming ze eigenlijk thuis horen, heeft nog niemand overtuigend weten te bepalen: de ‘ismen’ waarmee zij worden verbonden, zijn expressionisme, kubisme, constructivisme, magisch-realisme, surrealisme.

Daar beide teksten in een ‘kort, ijskoud, nuchter, streng en gedrongen proza’ (Van Vriesland 1949, p. 23) geformuleerd zijn, worden ze meestal bij de Nieuwe Zakelijkheid ingedeeld met de summiere uitleg dat hun nuchtere en ‘afgebeten’ stijl (ofschoon lang nog niet zo afgebeten als die van Knorrende beesten ) de ‘literatuur van de reporters’ bij uitstek vertegenwoordigt.

Wat mij betreft: ik ben er stellig van overtuigd dat Blokken en Bint het produkt van een realist zijn, die er naar streefde de werkelijkheid op een heel eigenaardige, sarcastische en ten dele ook romantische manier weer te geven. Met de woorden van Adriaan Morriën (1965):

Bordewijk is een realist op een monstrueuze manier () waardoor hij zich onderscheidde van de beoefenaars der nieuwe zakelijkheid, met wie hij was opgegroeid, en van de volbloed fantasten met wie hij is vergeleken en die hij soms heeft nagevolgd.
Bordewijks plaats ligt tussen beide, in een eigen gebied waarop de werkelijkheid formeel intact wordt gelaten maar in wezen veranderd en ontsteld. Deze verandering (of ontsteltenis) bereikte Bordewijk door vereenvoudiging en overdrijving.

Duidelijker gezegd: ik geloof dat in Blokken en Bint de werkelijkheid op een groteske manier wordt weergegeven. De vraag is: welke werkelijkheid?

 

In het kader van dit Colloquium, waar ik mijn betoog sterk moet beperken, zal ik het tot dusverre schromelijk verwaarloosde, maar mijns inziens uiterst relevante probleem van de strekking van de twee teksten belichten.

[pagina 278]
[p. 278]

Wie zich met Bordewijk heeft beziggehouden, weet hoe karig hij is geweest in zijn uitspraken over zijn eigen werk. In het interview met Piet Calis (1962) zegt hij categorisch dat zijn boeken ‘geen tendenties hebben’ en dat hij ‘alleen iets constateert’.

Enkele jaren eerder had hij in een vage formulering Blokken al ‘een roman van de collectiviteit, een roman van de ideologie’ genoemd (Kritisch proza, p. 41), in dit interview echter zegt hij heel expliciet wat voor een ideologie hij eigenlijk bedoelde:

Het hoofdmotief van Blokken was uiteindelijke vernietiging van het communisme, het communisme als geestelijke blokvorming, eenvoudig omdat de individualiteit het op den duur toch weer zal winnen.

Over Bint zegt hij dan ook dat het door hetzelfde thema als Blokken wordt beheerst:

Wat in Blokken op een hele maatschappelijke structuur wordt toegepast, vindt in Bint zijn parallel in een bepaald schoolsysteem. Ook in deze roman blijkt dat het systeem tot ondergang gedoemd is, als de menselijke krachten weer sterker worden.

Over de eigenlijk strekking van Blokken bestaat in het algemeen geen twijfel: de tekst kan inderdaad moeilijk anders worden opgevat dan als een doelgerichte satire op de te verwachten ontwikkelingen in de Sovjet-Unie onder de ijzeren hand van het stalinisme.

In twee reeds gepubliceerde studies (Groppo 1982, 1985-86) heb ik ook geprobeerd aan te tonen dat dit heel zeker het geval is. Maar... er is meer. Mijns inziens is Blokken namelijk niet alleen op te vatten als satire op het dogmatisme van de ‘volmaakte revolutie’, maar ook als satire op de blokvorming van de massa's door middel van onder meer de collectieve sportbeoefening als scholing van karakter èn tevens als satire op de al te optimistische opvatting dat de rechte lijn (zie De Stijl, Le Corbusier, Bauhaus, Russisch Constructivisme) en de daaruit voortvloeiende plannen voor de Socialistische Stad (‘socgorod’) beslissende elementen konden zijn bij het toen vurig nagestreefde ideaal van de Nieuwe Mens.

 

Wat ik verder geprobeerd heb, is te laten zien in hoeverre Blokken geïnspireerd zou kunnen zijn door vroegere anti-utopische romans, in het bijzonder door My ( = Wij) van Jevgenij Zamjatin (Amerikaanse editie 1924, Franse editie 1929) en... door C.R. 133 van Maurits Dekker (1926).

[pagina 279]
[p. 279]

Over de hoofdstrekking van Bint bestaan nog steeds verschillende meningen. Als we de grove fout maken die in 1935 De Jong en Coster hebben gemaakt en de idealen van het personage Bint gaan beschouwen als die van de schrijver, komen we helaas tot de naïeve conclusie dat de heer Bordewijk een barbaars en meedogenloos soort ‘opvoederij’ wilde aanprijzen. Zo gezien zou Bordewijk dan ‘ongetwijfeld’ een zekere sympathie hebben gekoesterd voor de manier waarop Mussolini en Hitler op weg waren de ‘jeugd der toekomst’ te ‘smeden’... Vestigen we daarentegen onze aandacht op de oorzaak van ‘Bints val’, dan zien we hoe dit in het ‘gewoon menselijke’ ligt, dat wil zeggen in ‘dat wat de mens tot het belangrijkste scheppingsverschijnsel maakt’. Op basis daarvan en vooral omdat de hele tekst de toon heeft van ‘een uitmuntende groteske’ (Ter Braak 1935), zie ik als de eigenlijke strekking van Bint geenszins de verheerlijking van autoritaire en de afschuw jegens humanitaire vormen van pedagogiek. Anders gezegd: ook voor mij is en blijft Bint de roman van de tucht - de roman van een bepaalde tucht, die Bordewijk grondig ontmaskerde en tot ondergang doemde in een tijd dat het ‘kerels’-ideaal in Italië en Duitsland op een reeds imposante wijze verwezenlijkt werd. Bekijken we alleen enkele feiten die boekdelen spreken:

de ONB (= Opera Nazionale Balilla) had eind 1929 al meer dan 1.500.000 jonge Italianen in de geest van ‘credere-ubbidirecombattere’ (geloven-gehoorzamen-strijden) weten op te voeden; tijdens de ‘Reichsjugendtag der NSDAP’ op 1 en 2 oktober 1932 marcheerden in Potsdam meer dan 100.000 jonge Duitsers, die hun leider wilden laten zien dat zij ‘flink wie ein Windhund, zäh wie Leder und hart wie Kruppstahl’ waren;
zes maanden later telde de Hitlerjugend al meer dan 300.000 leden en de ‘Reichsjugendführer’ Von Schirach kon in Potsdam ‘das neue Zeitalter der Geschichte’ luidkeels en niet in het minst ‘unzeitgemäss’ aankondigen;
ter viering van de verjaardag van Hitler werden op 20 april 1933 de eerste ‘Nationalpolitische Erziehungsanstalten’ opgericht;
vanaf augustus 1934 werd iedere woensdag ‘über alle Sender’ het programma ‘Stunde der jungen Nation’ uitgezonden.

Zoals we zien: in het jaar dat Bint verscheen was de bedreiging van een geestelijke blokvorming ook in het Westen reeds een harde realiteit. Uit de volgende documentatie zal blijken dat deze bedreiging ook in Nederland sterk aanwezig was. En dat de eigenlijke problematiek van Blokken en Bint moet worden gezocht in de

[pagina 280]
[p. 280]

principiële strijd die vanaf het begin van de jaren twintig steeds feller werd: ik bedoel de strijd om de jeugd.

Inderdaad: ‘Wer die Jugend hat, hat die Zukunft’.

Documentatie (vetdruk van mij, GG)

Blokken (1931)

1) ROLAND HOLST van der SCHALK. Uit Sowjet-Rusland (1921)

Op een groot gymnastiekfeest, dat wij in de buurt van Moskou op het prachtige sportterrein aan de Musschenberg bijwoonden () Een aantal van de jongens () en de meeste vaandeldragers, waren, op een lendendoek na, geheel naakt.Ook bij de afdeelingen, die tezamen met meisjes turnden, (deze droegen een witte blouse en een kort rokje) waren er velen, die niet meer droegen dan dit allerprimitiefste kleedingstuk. Al die jonge, gebronsde lichamen in den klaren zomerdag () dat was zóó mooi, zo edel en natuurlijk, zo vèr uit boven de valsche schaamte en de conventies van het westersch puritanisme () dat men het gevoel kreeg of de helleensche kultuur herrezen of een nieuw kultuurtijdperk begonnen was. Onder de jongelingen en vaandeldragers, waren er enkele van een statueske schoonheid (p. 108-9).
Blokken: Er waren armeeën van enkel jonge mannen, en deze waren het schoonst / in deze groepen stak veel dat verrassend schoon was / de korte witte rokken / de atletiek werd weder naakt bedreven door beide seksen gelijktijdig en vaak ook gezamenlijk / het onderlichaam bleef bedekt.

2) ROLAND HOLST-van der SCHALK. Grondslagen en problemen der nieuwe cultuur in Sowjet Rusland (1932)

‘De russische jeugd is gelukkig’ verzekeren ons in koor haast allen. Wij gelooven hen gaarne () Zij weet, te gelden in de gemeenschap; zij ziet de toekomst () groots en heerlijk opengaan; zij is zich bewust die te smeden () De mond lacht, de oogen lachen; lachen; de uitdrukking der gezichten is haast zonder uitzondering vroolijk, levenslustig en energiek (p. 135).
Blokken: Het liep in gelederen in kleine armeeën / het mensenbewegen was vrolijk, van een massale vreugde / de gezichten vertoonden alle kracht en blijheid.

3) HINDUS. Ontredderde wereld (1929, Ned. vert. 1931)

Zij zijn zóó zeker van zichzelf, van hun doeleinden, hun denkbeelden, hun vooroordeelen, dat zij de rest van het menschdom beschouwen als levend in den oertijd () Zij hebben nog veel, nog heel veel te leeren ten opzichte van de zuivere waarde van de menschelijke individualiteit.Zij moeten de waarde, of nog beter
[pagina 281]
[p. 281]
de schoonheid, van eerbied voor de menschelijke persoonlijkheid nog ontdekken (p. 159).

3a) MEHNERT. Die junge Generation in Sowjet-Russland (1932)

Es leben () in der Sowjetunion hundert Millionen Menschen, die nach 1906 geboren wurden, die also jünger sind als fünfundzwanzig Jahre () der Überschuss der Geborenen über die Gestorbenen beträgt jährlich über drei Millionen (p. 13). Eine Freiheit, die wir in Deutschland für sehr wesentlich halten, obgleich auch wir uns auf dem Wege zu ihrer immer stärkeren Einschränkung befinden () hat der Russe nicht: die Freiheit der Gesinnung (p. 205). Die Führer des Bolschewismus sagen: ‘Während wir den Sozialismus bauen, sind ebenso wie in einem Wettspiel, in einem Krieg Disziplin, blinder Gehorsam, unbedingte Einordnung des Einzelnen in das Ganze das oberste Gesetz’ () Heute ist in der Sowjetunion () ein erstaunliches Mass von Einheitlichkeit erreicht. Am auffallendsten bei der Jugend (p. 207-208).

3b) KRAMER. Lichaamscultuur en sport in Sovjet-Rusland (1933)

Chamberlain schrijft: ‘In het Rusland van heden voert de individueele persoonlijkheid een verloren strijd tegen een groote overmacht. Wat misschien niet algemeen wordt ingezien is, dat de mensch zelf het eerste en belangrijkste doel van den sovjet-arbeid is en dat het streven om den mensch, het individu, te doen plaats maken voor den collectieven mensch () een van de belangrijkste en meest interessante stroomingen van het sovjet-leven is’ (p. 147-14B).
Blokken: Alleen de zeer snelle opmerker peilde het individuele / uit hun blik sprak de kantigheid hunner gedachte. Zij transigeerden niet, nu niet en nooit / de Staat loochende alle individuele waarden, in de eerste plaats de waarde van het individu.

4) KRAMER. Lichaamscultuur en sport in Sovjet-Rusland (1933)

‘De physcultuur is een organisch deel van het systeem van het leer- en opvoedingswerk van de polytechnische school () en zal de opkomende generatie tot ieder werk voorbereiden en haar de kracht geven, die haar werkcapaciteiten verhoogt; tegelijkertijd zal dit ook een militaire voorbereiding zijn. Voornaamste doelstelling: Opvoeding tot discipline’ (p. 46-48). Tot het gebied der physcultuur behooren () klinieken voor mondverzorging (p. 50). De gezonde individuen worden opgevoed tot een groote mate van algemeene weerbaarheid (p.52). [De physcultuur] oefent invloed uit op de vorming van het karakter () De scholing van het willen neemt een groote plaats in. Aan militaire oefeningen wordt deelgenomen door beide sexen (p. 73-74). In Sovjet-Rusland worden 4 schooldagen gevolgd door een vrijen dag (p. 75).
[pagina 282]
[p. 282]
Blokken: De universele mondverzorging had schitterende gebitten gekweekt, lach- en bijtgebitten / de Staat was in laatste instantie militair. Iedere vierde vrije dag werd besteed aan de wapenhandel. Mannen en vrouwen waren weerbaar.

Bint (1934)

5) ROLAND HOLST-van der SCHALK. De strijd om de jeugd (1931)

Wij weten allen dat een strijd gestreden wordt in de jeugd en een strijd, die met groote felheid gestreden wordt om de jeugd () Van den uitslag van dien strijd zal () het lot van deze kultuurcyclus () afhangen () Wij hebben de overtuiging, dat een wending der tijden is aangebroken, dat wij ons midden in een algemeene krisis bevinden (p. 3). Verruwing, verwildering, wreedheid, verachting voor den mensch waren nooit sterker dan ze heden zijn (p. 31).
Bint: De tijd is voorbij van gemoedelijkheid, van verbroedering / Er is een snelle verwildering. Men moet ver teruggrijpen en snel, naar het oude systeem van macht en vrees.

6) HARMSEN. Blauwe en rode jeugd (1975)

In verschillende landen bestonden paramilitaire organisaties, die de arbeidersbeweging () dienden te beschermen. Zo ontstond in Belgiëe reeds rand 1928 de Internationale Socialistische Anti-Oorlogs Liga (ISAOL) onder de indruk van het drieste optreden der Vlaamse extremistische nationalisten. De ISAOL telde binnen enkele jaren 5.000 leden en enige duizenden militanten () In de loop van 1932 drong deze beweging ook in ons land door. Aanhangers en leden van de NASB [= Ned. Arbeiders Sportbond] formeerden in Amsterdam de eerste weer-afdelingen, onder de naam: vendels. Als doel gold ook hier: socialistische bijeenkomsten te beschermen tegen fascistische overvallen. Zes vendels van 40 man marcheerden mee in de 1 mei-optocht () en het publiek ontving hen met gejuich (p. 308). In navolging van de ISAOL ontstond de Nederlandse Arbeiders Vredeswacht () In eenvoudige uniforme kleding, slechts gewapend met zware koppelriemen en stokken voorzien van polsriem, hielden de leden complete legeroefeningen onder leiding van instructeurs () De militanten legden de eed van onvoorwaardelijke trouw aan de beweging en van strijd tot aan de dood tegen het fascisme af. In twee jaar tijd won de Vredeswacht 12.000 leden en een paar duizend militanten (p. 309).

6a) CANNEGIETER. Helden in den dop (1931)

Hebben de Italiaansche jongens hun balilla, de Duitschers hun Stahlhelm en de Oostenrijkers hun burgerwachten, wij hebben () in ons nuchtere Nederland op 27 september 1.1. [= 1930] een ‘fascis-
[pagina 283]
[p. 283]
tisch jongemannenleger’ opgericht, waarvan dertienjarige jongens lid kunnen worden () om ‘zoo noodig den staat steeds terzijde te staan en een front te vormen tegen het orde ontwrichtende roode gevaar’ (p. 28). Dat er () in de hier geschetste richting () gewerkt wordt, heeft de voorzitter van het Verbond van Nationalisten in een op 29 januari 1.1. [= 1931] te Rotterdam gehouden propaganda-avond bewezen, toen hij verklaarde: ‘Er gebeurt op dit gebied meer in het land dan men zou vermoeden. Het ruchtbaar maken van wàt er thans gebeurt, is niet gewenscht’ (p. 71).

6b) HARMSEN. Blauwe en rode jeugd (1975)

Het optreden van Mussolini vond weerklank, speciaal in enkele studentenkringen () Het eigenlijke offensief tegen het pacifisme onder de jeugdbewegers ging echter niet uit van dit fascistisch beïnvloede jong-conservatisme, maar van de dragers van het oude traditionele nationalisme () Het waren geen jongeren doch volwassenen, op vooraanstaande posten in de maatschappij, die op 22 december 1925 () de Jongerenbond tegen eenzijdige ontwapening oprichtten. Deze bond werd 17 december 1927 gereorganiseerd tot het Nationaal Jongeren Verbond. Het NAJV ageerde vooral op de middelbare scholen (p. 260-61) (), waar de ontvankelijkheid voor de meest extreme vormen van nationalisme tot fascisme toe niet ontbrak () De NASB werd in het defensief gedrongen. [‘Door de leden van het Verbond] worden de jongeren opgeroepen om het vaderland te dienen, geschaard om de troon en het geweer bij de voet () Zij handelen zonder uitzondering onder suggestie () Het is de kuddegeest, die hen bezielt’ (p. 354). Van een tegenbeweging was nauwelijks sprake (p. 367).

6c) MEDEDELINGEN JVF (= Jongeren Vredes Federatie), II, 1 (juli/augustus 1932)

Op de middelbare scholen verliest de jeugdbeweging terrein, wordt ze weggevaagd, is ze niet meer in tel. Er is een nieuwe zg. jeugdbeweging ontstaan, die verderfelijke militaristische en fascistische tendenties vertoont, die zich aanhangers verwerft in een aantal en een tempo, zoals de idealistische jeugdorganisaties te zamen in hun beste perioden nooit beleefd hebben (in Harmsen 1975, p. 347)
Bint: Dit geslacht is tè bandeloos / De jeugd is bezig zich te constitueren tot grote groepsverbanden die elke zondag langs de straten gaan / de groepsverbanden zijn de ontbinding van het individu, omdat het geen gehoorzaam leert, maar macht. De mens mag niet meer massa zijn dan voor de staatsorde nodig is. Het mag geen leger vormen dan het staatsleger. Al deze zondagslegers zijn infect.

7) F0ERSTER. Schule und Charakter (1908)

[pagina 284]
[p. 284]
Motto: Der Lehrer, der nur Kenntnisse vermittelt, ist ein Handwerker - der Lehrer, der den Charakter bildet, ist ein Künstler. (Colonel Parker)
Die Individualität muss zu vollkommener Unterwerfung gezwungen werden () Der Weg zur wahren Freiheit und Selbständigkeit geht nur durch Zucht und Überwindung (p. 99). Die Schule ist das Fundament aller wahren ‘Freiheitspädagogik’ - der Pädagogik des Gehorsams (p. 105).
Bint: De mens moet gehoorzaamheid leren en tucht. Daardoor onderwerpt hij zijn wil en ontdekt hij zijn wil / De Bree geloofde aan het systeem van stalen tucht, blinde gehoorzaamheid, ontdekking van de wil door knechting, ophoping van energie, ontlading van energie, later, op het grote voorbeeld der school / Naar het systeem telde niet het individu, opdat individuen geteeld werden uit het systeem. Zij die tucht leerden, konden tuchtigen later / Bint had een manier om praten, denken zelfs, te verbieden.

8) CASIMIR. School en tucht (1922)

Ook hier (= in de klas) is veelheid van woorden en vormen niet noodig, en is eenvoud het kenmerk van het ware () Inderdaad: bijna al het zakelijke, dat men in 't leven doen moet, komt neer op enkele, eenvoudige dingen, die slechts korte woorden vragen. Zoo alleen ook hamert men iets in de hoofden, dat er in blijft en richtsnoer wordt (p. 40-41). De school is een gemeenschap, met een leider (p. 45).

8a) MUSSOLINI. Discorsi del 1925

Camerati, mi pare che basti: anche perché il parlare prolisso è squisitamente democratico: il parlare prolisso è squisitamente vecchio regime. La Corporazione che non è stata ancora fondata e che io chiamerò dei silenziari, abolirà praticamente i discorsi (p. 271-272, Discorso al Primo Congresso Nazionale della Corporazione della Scuola, Roma 5.12.1925).

8b) KRIECK. Nationalpolitische Erziehung (1932)

Eine dringliche Aufgabe der deutschen Schule ist die Zucht zur deutschen Sprache und die Zucht durch die Sprache. [Vor allem in der Schule muss man gegen die] Verlotterung der Sprache, wie sie in Zeitung, Politik, Geschäftsverkehr und dem ganzen öffentlichen Lebens eingerissen ist, steuern () Sprache ist nicht bloss äussere Form, gute Sprache nicht Schmuck des Lebens, sondern Ausdruck der völkischen Denkform und Denkweise. Zucht der Sprache ist zugleich Zucht des Denkens und des Charakters (p. 147).
Bint: Ik houd van weinig woorden... / ik waardeer het vanavond gevoerde debat. Het was precies, concies / ieder woord in de klas moet een bevel zijn. Het bevel is kort. Het woord in de
[pagina 285]
[p. 285]
klas kan korter zijn / wij moeten de spreekwoordelijke wijdlopigheid van de Nederlander bekampen, logenstraffen. De taal van de regering, hoog en laag, de taal van de wetten, de taal van de kranten is mij een gruwel / wij gaan onder aan onze taal, met onze taal / negerjazz () is niet mooi, het is meer. Het is hortend, verscheurd, oer. Zo moet onze taal wezen. De welsprekendheid is dood.

9) MUSSOLINI. Discorsi del 1925

La scuola italiana deve essere formativa del carattere italiano () Non è necessario imbibire i cervelli con l'erudizione passata e presente () E allora, o colleghi, ecco che il vostro compito diventa di un'importanza enorme. Voi () avete delle responsabilità tremende e ineffabili: di lavorare sul cervello, sulla coscienza, sugli animi (p. 271-272, vgl. 8a).

9a) PROGRAMMA NSB (1931)

Leidend beginsel: Voor het zedelijk en lichamelijk welzijn van een volk is noodig een krachtig Staatsbestuur, zelfrespect van de natie, tucht, orde () Programma punt D 16: Opvoeding van de jeugd tot () orde, tucht () Bevordering van de vorming van leidende, karaktervolle persoonlijkheden () Toelichting: Ons volk geniet terecht een zekere beruchtheid om de tuchteloosheid der jeugd; op dit gebied ligt nog een vrijwel onbeperkt arbeidsveld ter bewerking () De daarvoor aangewezenen zijn in de eerste plaats onderwijzers en leeraren () Bij een behoorlijke organisatie, zullen zij zeker tegen hun taak opgewassen blijken. Maar dan dient men hun de noodige bevoegdheden (o.a. een gepast tuchtrecht) niet te onthouden. Honderden en nog eens honderden onderwijzers en leeraren vallen geheel noodeloos ten offer aan de tuchteloosheid van de jeugd, wegens een volkomen onvoldoende selectie van de leerlingen en het ontbreken van een harde hand (p. 44-45).
Bint: Ik wil een kweek van reuzen kweken, niet wetenschappelijk, maar maatschappelijk / Die zullen gehoorzamen / [in de klas 4D] was een neiging tot losbandigheid, maar nooit een neiging tot verzet, collectief. 4D deed geen greep naar de macht / Nox zou op een sombere manier orde houden () zijn oorvegen sloegen tegen de grond / De Bree had op het voorbeeld van Bint een taai riet () Bek houden, bende!

10) INDEN. Onze taak (1933)

Slechts een aaneengesloten bloc kan de nationale gedachte behoeden voor ondergang (p. 7). Noodzakelijk () is in de eerste plaats () gezamenlijk een geordende groep te vormen en gedragen door een gemeenschappelijke historie. [Onze vijanden] zijn degenen, die de wereld-vervulling zien in een algeheele verbroedering
[pagina 286]
[p. 286]
(p.9). De navolgende punten van actie staan in ons streven op den voorgrond:
1.Eerbiedigen en onvoorwaardelijk steunen van het Gezag.
2.Bestrijden van alle revolutionaire actie; bevorderen van orde en tucht (p. 13).
() Overtuigd van de kracht van de, veelal ondergrondsche, revolutionaire propaganda () achten wij het onzen plicht als goede Vaderlanders deze met alle ons ten dienste staande middelen te bestrijden. Wij denken hierbij ondermeer aan krachtig tegengaan van de communistische actie op de scholen (p. 14). Ten aanzien van wat gemeenlijk ‘het’ koloniale vraagstuk genoemd wordt, stelt het [Nationaal Jongeren] Verbond zich principieel en onvoorwaardelijk op het standpunt: Handhaven der Rijkseenheid! (p. 15). Meer dan 5000 jongeren () vormen nu [= mei 1933] een krachtig bloc van Nationaal Jongeren, een gezamenlijke actie voor het opwekken van () nationale geestdrift (p. 18-19).
Bint: Het land is vol, maar de koloniën zijn uitgestrekt / Een sterke figuur vindt nog ruimte voor daden () hij slaat ruimte om zich heen / het was de droom van Bint zijn land nog eens zo groot te maken als in het verleden / De Bree keek er de leer lingen scherp op aan of hij door de kindergelaten al de brede kaken der voorvaderen zag doortrekken / De Bree vroeg zich af of niet juist de hel was van de grootste geestelijke eentonigheid () of in deze strafkolonie wel reuzen der toekomst staken.

11) KRIECK. Nationalsozialistische Erziehung begründet aus der Philosophie der Erziehung (1933)

Persönlichkeit wird notwendig zum Führer, und andere Persönlichkeiten kennen und anerkennen wir nicht (p. 18). Der Führer ist der oberste Volkserzieher, und sein Werk findet Fortsetzung und Erfüllung in den künftigen Ordnungen des völkisch-politischen Gemeinwesens wie in der Schule des Dritten Reiches (p. 23-24).

11a) RUST. Rede (1933)

Unsere deutschen Schulen haben den Einzelnen für sich erzogen und nicht für ein Volk. Hier liegt die entscheidende Wendung, die die deutsche Schule heute zu vollziehen hat. Sie hat sich auszurichten nach dem Geiste unseres grossen feldgrauen Heeres (p. 41). Wir wollen dieses junge deutsche Menschenvolk zusammenschmelzen zur Volksgemeinschaft, auf das es in einem einzigen Guss zu einem grossen organischen Gebilde werde. Und dies Gebilde soll sein hart wie Kruppstahl. Wir brauchen eine Jugend, die bereit ist zu eiserner Disziplin. Meine Herren Lehrer, Sie sind die S.A-Führer der deutschen Volksbildung! (p. 42).
[pagina 287]
[p. 287]

11b) VON SCHIRACH. An der Gruft Friedrichs des Grossen (1933)

So wie die politische Bewegung die beste ist, die dem Volk sein Brot und seine ewige Ehre gibt, so ist die Jugenderziehung die wertvollste, die das heranwachsende junge Volk für den Kampf des Lebens stählt und eine Gemeinschaft von Persönlichkeiten heranbildet. Auf diese kommt es an, nicht auf eine Masse oder uferlose Zahl. Nicht, dass wir die grö te Jugendbewegung der Welt geworden sind, sondern dass wir ein Führerkorps schaffen konnten von kraftvollen jugendlichen Persönlichkeiten, ist die grösste Leistung unserer Gemeinschaft (p. 11-12). Wir haben auch in der Jugend eine Revolution für die Ordnung gemacht (p. 13). Preussentum und Jugend sind dasselbe! (p. 16).

11c) IN 'T VELD. Fascismus militans (1934)

De fascistische opvoeding zal zorgen voor de ontwikkeling van den toekomstigen Leider (p. 35). Wij moeten een geslacht krijgen, dat op de schoolbanken al geleerd heeft, dat Nederland iets waard is, iets beteekend heeft en weer iets beteekenen moet (p. 36). Het spreekt vanzelf dat de nieuwe opvoeding geheel zal gericht zijn op de ontwikkeling van den fascistischen geest () Er zal aangekweekt worden een geest van tucht, orde (p. 39-40).

11d) SPENGLER. Jahre der Entscheidung (1933)

Die Zeit kommt - nein, sie ist schon da! - die keinen Raum mehr hat für zarte Seelen und schwächliche Ideale. Das uralte Barbarentum () wacht wieder auf (p. 12). Der Kampf ist die Urtatsache des Lebens, ist das Leben selbst (p. 14).
Bint: De Bree bleef lachloos grijnzen, verachtelijk / deze handdruk, zei De Bree is onze oorlogsverklaring / storm nu maar aan, ik weet wie de sterkste is / ik zou jullie gemakkelijk stuk voor stuk kunnen fijnknijpen () verduiveld jammer alleen maar, dat het niet mag / hij grijnsde, kauwde tweemaal dreigend / langzaam, luid () zei De Bree: Ik tem / Toe maar, zei De Bree tussen zijn tanden / Toe maar, zei hij. Het werd zijn stopwoord / Toe maar, zei De Bree dreigend, en grijnsde met een macht van dreiging / Hij grijnsde nu werkelijk infernaal. - Hebben jullie me ooit horen zeggen: het is voortaan vrede tussen ons?
Nee, kereltjes, sarde De Bree, het is oorlog, het is en blijft oorlog () Hij sloeg zijn open opschrijfboekje op het blad dat het klapte () Zijn maarschalksblik ging naar de vijand. - Mijn vesting, zij hij.

12) VORRINK. Het vuur dat niet wordt uitgeblust (1934)

Wij moeten ons rekenschap geven van het feit, dat een deel der jeugd in beweging is gekomen, waarop wij en alle andere jeugdorganisaties uit de eerste na-oorlogsjaren, geen of weinig invloed
[pagina 288]
[p. 288]
vermochten uit te oefenen. Van deze jeugd in beweging heeft men als haar voornaamste kenmerk aangeduid haar begeerte om te volgen, als massa zich in blind vertrouwen te onderwerpen aan het bevel van een leidersfiguur, die zij vanuit een of andere duistere beweeggrond bereid is als ‘de’ ware, de alwetende, de vlekkeloos zuivere, de geroepene, de begenadigde ‘Leider’ te erkennen. De jeugd van tegenwoordig verlangt weer te gehoorzamen () rond het vraagstuk van het gehoorzamen speelt zich de geestelike en zedelike krisis van onze tijd () Lang niet alleen in Duitsland. Waarneembaar in alle Europese landen. Ook in ons land. Dit verlangen naar militaire kadaverdiscipline () is de grootste bedreiging, waaraan de Europese beschaving sinds vele tientallen jaren werd blootgesteld.
Bint: De Bree wenste wel eens tien jaar verder te zijn. Hij wilde graag ervaren wat de school maatschappelijk opleverde () De Bree geloofde in het systeem / Mijn ervaring, zei Bint () bewijst, dat het schoolonderwijs slecht aansluit aan de eisen van de maatschappij. Je moet dus een van tweeën, de school veranderen of de maatschappij / De Bree geloofde vast dat het nieuwe systeem tot andere uitkomst leidde () Hij wenste tien jaar verder te zijn.
[pagina 289]
[p. 289]

Literatuurlijst (ad hoc)

1) Bordewijk

CALIS, P. ‘De schrijvende advocaat’. Interview met mr. F. Bordewijk, Algemeen Handelsblad 22.10.1962.
DAUTZENBERG, J.A en TROMP, W. Ik ben eerst advocaat, dan schrijver. Teksten van en over F. Bordewijk. Z.p., KRO 1983.
DUBOIS, P.H. Over Bordewijk. Rotterdam/ 's-Gravenhage, 1953.
DUBOIS, P.H. ‘Facetten van het schrijverschap’, in: Dubois, Mettertijd. Amsterdam, 1971, p. 49-77.
JANSONIUS, F. ‘Enkele aspecten van het werk van Bordewijk’, Levende Talen, 266 (1970), p. 204-216.
NIEMEYER, A.C. ‘Bordewijk als auteur van het magisch realisme’, De Gids, 116 (1953), p. 374-393.
OVER F. BORDEWIJK. 's-Gravenhage, 1982.
ROTHUIZEN, W. ‘De angsten van een deftige kwibus’, HP - Boeken 11.12.1982.
URI, S.P. ‘De ontwikkeling van F. Bordewijk’, Critisch Bulletin, 18 (1951), p. 241-251.
VRIESLAND, V.E. van. F. Bordewijk. 's-Gravenhage. 1949; nu ook als herziene versie in: Van Vriesland, Onderzoek en vertoog I. Amsterdam, 1958, p. 464-483.

2) Blokken

DAUTZENBERG, J.A. ‘De meest vervolmaakte orde op aarde bereikbaar’, in: H. Schenkeveld e.a. (red.): Over verhalen gesproken. Groningen, 1982, p. 37-60.
DONKER, A. ‘Bespreking’, Critisch Bulletin, 3 (1932), p. 28.
DUPUIS, M. ‘F. Bordewijks anti-utopie Blokken (1931) in het licht van modernisme en formeel experiment’, De Spiegel der Letteren, XVIII (1976), 3-4, p. 176-201.
GROPPO, G. ‘Blokken: Bordewijk e la quadratura del cerchio’, Aion-n. Studi Nederlandesi, Studi Nordici, XXV (1982), p. 191-235.
GROPPO, G. ‘Due distopie entropiche: My e Blokken’, Aion-n. Studi Nederlandesi, Studi Nordici, XXVIII-XXIX (1985-6), p. 7-26.
LUKKENAER, P. ‘Bordewijks Blokken: politieke kabbalistiek’, in: L. De Vos (red.), Laatst nog... Antwerpen, 1985, p. 147-164.
VIJFVINKEL, R. ‘Bordewijks roman Blokken en Eisensteins film Pantserkruiser Potemkin’, Literatuur, 3 (1986), 1, p. 23-30.

2a) Rondom Blokken

BLIJSTRA, R. Voorspel en voorspelling. Leiden, 1970.
[pagina 290]
[p. 290]
CASCIATO, M., PANZINI, F. en POLANO, S. (red.). Olanda 1870-1940 - Città, casa, architettura. Milano, 1980.
DEKKER, M. C.R. 133. Een toekomst-roman. 's-Gravenhage, 1926.
HINDUS, M. Humanity uprooted. London, 1929 = Ontredderde wereld. Amsterdam, 1931.
KRAMER, L.D.E.J. Lichaamscultuur en sport in Sovjet-Rusland. Utrecht, 1933.
LISSITZKY, E.: Russland. Die Rekonstruktion in der Architektur in der Sowjetunion. Wien, 1930 = Russland: Architektur für eine Weltrevolution. Berlin, 1965; Ricostruzione dell'architettura in Russia. Firenze, 1969; Russia: an achitecture for world revolution. London, 1970 en Cambridge, Mass., 1970.
MEHNERT, K. Die junge Generation in Sowjet-Russland. Berlin, 1932 = De jonge generatie in Sovjet-Rusland. 's-Gravenhage, 1932.
MICHELIS, M. de en PASINI, E. La città sovietica 1925-1937. Venezia, 1976.
MILJUTIN, N.A. Socgorod (1930). Milano, 1971.
OORTHUYS, G. ‘Architetti olandesi e avanguardie russe 1919-1934’, in: AA. VV. Socialismo Città Architettura. URSS 1917-1937. Roma, 1971. p. 309-321.
REINSMA, R. Rzn. Van hoop naar waarschuwing. Amsterdam, 1970.
RIORDAN, J. Sport in Soviet society. Cambrigde, 1977.
ROLAND HOLST-van der SCHALK, H. Uit Sowjet-Rusland. Rotterdam 1921.
ROLAND HOLST-van der SCHALK, H. Grondslagen en problemen der nieuwe kultuur in Sowjet-Rusland, Amsterdam, 1932.
TOSCANO, C. L'educazione dei Balilla e delle Piccole Italiane. Messina, 1935.
ZAMJATIN, J. ‘Over literatuur, revolutie en entropie’ (1923), in Zamjatin, Teken van leven. Amsterdam, 1969, p. 134-141.
ZAMJATIN, J. My. New York, 1924; Nous Autres. Paris, 1929; Noi. Bergamo, 1955; Wij. Amsterdam, 1970.
ZEVI, B. Poetica dell'architettura neoplastica. Torino, 1974 (2e druk).

3) Bint

BORDEWIJK, F. ‘Drie vijanden van Bint’, De Gemeenschap, (1935), 12, p. 885-889.
BORDEWIJK, R.F. ‘Geen mythenvorming over bedoeling van Bordewijks Bint’, NRC Handelsblad 27.10.1984.
BRAAK, M. ter. ‘Tien maal gehoorzaamheid’, Het Vaderland 27.1. 1935, later in: Ter Braak, Verzameld werk, deel V: Kronieken. Amsterdam, 1980 (2e druk), p. 417-423.
COSTER, D. ‘Bint of de kroning der schoften’, De Stem, 15 (1935), p. 783-791.
[pagina 291]
[p. 291]
SCHOLTEN, H. ‘Over de strekking van de roman Bint van F. Bordewijk’, Bzzlletin, 96 (1982), p. 44-48.
SCHMITZ KÜLLER, H. ‘Kwestie van Karakter’, in: Voor H.A. Gomperts. Amsterdam, 1980, p. 196-202.
STOMPS, M. ‘Bespreking’, Nederland, 7 (1942), p. 243-247.

3a) Rondom Bint

CANNEGIETER, H.G. Helden in den dop. Baarn 1931.
CASIMIR, R. ‘De school en de tucht’, in J. Bemelmans e.a., Ons volk en de tucht. 's-Gravenhage, 1922, p. 35-55.
FOERSTER, F.W. Schule und Charakter. Zürich, 1908 (5e druk).
HANSEN, E. ‘Fascism and Nazism in the Netherlands 1929-39’, European Studies Review, II (1981), p. 355-385.
HARMSEN, G. Blauwe en rode jeugd. Nijmegen, 1975 (2e druk).
HILLER, F. Die ‘Deutsche Schule’. Langensalza usw. 1933.
HILLER, F. (red.) Deutsche Erziehung im neuen Staat. Langensalza usw. 1935.
INDEN, W. Onze taak. Uitgave van het Nationaal Jongeren Verbond. Den Haag, 1933.
JANSE, A. Nationaal-socialistische fascisten-politiek. Aalten, 1933 (2e bijgew. druk).
JONGE, A.A. de. Crisis en critiek der democratie. Assen, 1968.
JONGE, A.A. de. Het Nationaal-Socialisme in Nederland. Den Haag, 1979 (2e verb. druk).
MUSSOLINI, B. Discorsi del 1925. Milano, 1928 (2e druk).
OSTENC, M. L'éducation en Italie pendant le fascisme. Paris, 1980.
OTTEN, J.F. Het fascisme. Amsterdam, 1928.
PROGRAMMA der Nationaal Socialistische Beweging in Nederland, dec. 1931; toelichting van het Programma, jan. 1932.
ROLAND HOLST-van der SCHALK, H. ‘De strijd om de jeugd’. Rede gehouden op 8 maart 1931 in het Gebouw Bellevue, Amsterdam.
ROOD ROTTERDAM in de jaren '30. Rotterdam, 1984.
RUST, B. ‘Rede’ bei der Einweihung der landgebundenen Hochschule für Lehrerbildung in Lauenburg am 24. Juni 1933, in: Hiller 1935, p. 41-45.
SCHAEPMAN, F. Het fascisme naar zijn beginselen beoordeeld. Nijmegen-Utrecht, 1931.
SCHIRACH, B. von. Revolution der Erziehung. München, 1938.
SCHWEDTKE, K. Adolf Hitlers Gedanken zur Erziehung und zum Unterricht. Frankfurt am Main, 1933.
VELDT, H. in 't. Fascismus militans. Eindhoven, 1934.
[pagina 292]
[p. 292]
VOLPE, G. Wording en wezen van het fascisme. Voor Nederland bewerkt en van een inleidend woord voorzien door W.M. Westerman. 's-Gravenhage, 1930.
VORRINK, K. ‘Het vuur, dat niet wordt uitgeblust’. Afscheidsrede uitgesproken op het Pinksterfeest 1934, Amsterdam 1934.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 1988

  • 3 september 1988

  • 1 september 1988

  • 31 augustus 1988

  • 30 augustus 1988

  • 29 augustus 1988

  • 28 augustus 1988


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Blokken. De mislukking van een heilstaat

  • over Bint


auteurs

  • Gianfranco Groppo

  • over F. Bordewijk