Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een schone historie uan Floris en Blanchefleur (1646)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een schone historie uan Floris en Blanchefleur
Afbeelding van Een schone historie uan Floris en BlanchefleurToon afbeelding van titelpagina van Een schone historie uan Floris en Blanchefleur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

Scans (33.00 MB)

ebook (4.45 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een schone historie uan Floris en Blanchefleur

(1646)–Anoniem Historie van Floris ende Blancefleur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio A2r]
[fol. A2r]

De schoone Historie van Floris ende Blanchefleur.
Het eerste Capittel.

ALsoo ons de Schriften verclaren, soo bevinden wy in de Gesten, dat ontrent den Iare (na de gheboorte onses Heeren) seshondert en xxjjij. was in het Landt van Spangien een ongeloovich Coninck Venus gheheten, ende hadde een Coninginne van der selver Wet. Op een tijdt reysde dese Coninck met machte over de zee in Kerstenrijck, Steden ende Sloten raserende ende afwerpende, rovende ende brandtstichtende de Cloosters ende Godts-Huysen, soo datmen in xxx. mijlen vander Zee niet en vant wooninghe noch menschen, soo hadden sy't in drie daghen gedistrueert. De wijle hy dede laden en ballasten sijn Schepen metten roof soo sant hy xl. Mannen op passagie daer de Pelgrims passeren moesten, om de te mineeren. Als sy doen de weghen beleyt hadden, so saghen sy van den Berghe koomen Pelgrims die seer moede waren, welck sy aen-veerden ende bevochten, maer de Pelgrims gaven haer goet om haer lijf te houden. Onder dese Pelgrims was mede een Grave uyt Vranckrijck die met hem hadde sijnen Dochter die groot ginc van Kinde, van haren Man die in eenen strijt verslagen was, dese Grave vocht een wijle vromelijck tegen de ongelovige honden, maer sy hebben hem daer verslagen, want sy te machtich waren: ende voerden sijn Dochter met hem gevangen, ende sijn soo met den Coninck t' Scheepe gegaen, ende met goeden spoede weder ghekeert in Spangien daer hy eerlijck ontfangen werde: Ende deylde den roof den Soudinieren elck nae sijnen staet. Ten laesten nam hy de kersten Vrouwe, ende schanck die sijnder Coninginne, die daer mede seer blijde was, want sy hem lange om een Christen Vrouwe gebeden hadde. De Coninginne nam de Vrouwe in haren Kamer, ende gaf haer oorlof te houden de Wet der Christenen ende sy diende de Coninginne vroegh ende spade, seer ghetrouwelijck, ende leerde haer Franchoys, soo dat sy seer in't Hof bemint wert. Ten laesten wert den Coninginne ghewaer dat sy met Kinde was bevaen, ende vraeghde haer hoe langhe sy begort hadde gheweest, 't welck sy de Coninginne seyde, ende de Coninginne seyde dat sy ten selven tijdt oock begonste te draghen, ende hoopte beyde t'eender

[Folio A2v]
[fol. A2v]

tijdt te ligghen. Als nu den tijdt der natuyren volkomen was, soo lach de Coninginne van eenen schoonen Sone op Palm-Sondagh, dien de Heydensche Meesters deden heeten Floris, ende op den selven dach lach die ghevanghen Vrouwe van een Dochter die sy Doopen dede, ende gaf haer den naem van Blanchefleur. Als den Coninck tijdinghe hadde dat sijn Vrouwe die Coninginne een Soon ghebaert hadde, was hy seer verblijdt, ende maeckten grooten Triumphe, ende dede sijnen Soone bewaren by de Christen Vrouwe, maer hy liet hem suyghen ende voesteren van eender Heydenscher Vrouwe.

 

Aldus hadde dese Kerstene Vrouwe beyde dees Kinderen te bewaren, ende hanteerdese seer wel, ende haddese beyde soo lief, dat sy nauwelijck wiste wat Kint sy liefst hadt, oft des Conincks Soone oft haer Dochter, ende dese twee waren altijdt by malkanderen, ende kreghen sigh soo lief, eer sy vijf Iaren out waren, dat d'een van den anderen niet wesen en mochte, ende als sy tot haren vijf Iaren ghekomen waren, sijn die twee Kinderen soo schoon ende wel gelijck gheweest in alderley manieren, dat men in alle't landt gheen schoonder Kinderen en vant.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken