Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een schone historie uan Floris en Blanchefleur (1646)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een schone historie uan Floris en Blanchefleur
Afbeelding van Een schone historie uan Floris en BlanchefleurToon afbeelding van titelpagina van Een schone historie uan Floris en Blanchefleur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

Scans (33.00 MB)

ebook (4.45 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een schone historie uan Floris en Blanchefleur

(1646)–Anoniem Historie van Floris ende Blancefleur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende


illustratie

Hoe de Coninck sijnen Soon Floris tot hem riep, om hem ter Schoolen te setten, van de Liefde ende 'tscheyden van Floris ende Blanchefleur.
Het tweede Capittel.

ALs de Coninck bemerckte dat sijn Soon Floris verstandt begost te krijgen, riep hy hem, ende seyde dat hy moste ter Schoolen gaen, die groote Meester Garboer soude hem leeren, dies hen Floris seer bedroefde, ende wert weenende, segghende: Vader ick en sal niet connen lesen noch

[Folio A3r]
[fol. A3r]

schrijven, noch eenich dinck versinnen, ten sy dat Blanchefleur met my ter Scholen mach gaen. Doen beloofde hem sijn Vader dat hyse beyde ter Schoolen senden soude dies die Kinderen beyde verblijdt waren. Aldus sijn dese twee te samen ter Schoolen gheset, onder-wesen malkanderen soo veel dat sy beyde seer expert waren in schrijven ende lesen, ende in't Latijn te spreecken, soo datse tot malkanderen dickwijls Minne-Brieven schreven in't Latijn, so dattet ander Kinderen niet en verstonden. Aldus sijn dese twee in groter liefden t samen op-ghewassen, het welck Floris Vader bemerckende, sorghende dat de jonghe liefde in sijnen Soone stede grijpen soude, ende dacht dese twee te scheyden, ende seyde tot der Coninginne dat hy Blanchefleur soude dooden soo hy Flooris van Blanchefleur niet scheyden en konde, op dat door haer doot, hy een ander hoogher, ende Welghebooren mochte lieff krijghen, maer de Coninginne weder riet Blanchefleur niet te dooden, op avontuyren of hy daer by mistroostich worde ende hem selven dooden mochte. Ende sy dede ordonneren dat hem Floris School-Meester sieck maeckte dat hy daer niet meer leeren en konde, ende daerom wilde hem sijn Vader versenden tot Montorien in een ander Schoole, om te leeren, daer doen ter tijdt veel Edel Kinderen ende schoone Maeghden waren, om dat Floris sijn Soone onder de schoone Maeghden ende Ionck-Vrouwen soude soo lichtelijcken moghen vergheten die Liefde van Blanchefleur, maer doe quam niet nae des Conincx meeninghe, want als hy nae Montorien reysen soude soo vraechde Floris, oft Blanchefleur met hem reysen soude, waer op hem de Coninck antwoorde, dat Blanchefleurs Moeder sieck was ende datse by haer Moeder blijven moeste, want de Moeder moeste haer sieck ghelaten door des Conincx ghebodt, ende haer Dochterken by haer behouden op dat Floris alleen soude reysen. Als Floris dese saecken verstaen hadde, was hy uytter maten droevich, ende bedreef grooten rouwe, segghende, dat hy sonder Blanchefleur nerghens wesen en mocht: Als den Coninck ende de Coninginne dit groot misbaer aen Floris saghen, soo gheloofden sy hem dat sy Blanchefleur nae senden souden binnen xiiij. daghen, hoopende dat hyse binnen dien vergheten soude. Doen is hy een luttel wat te vreden gheweest, ende nam eerlijck aen Blanchefleur oorlof, haer dickwijls kussende ende omhelsende daer sy by haer Moeder was, ende inde teghenwoordicheyt sijns Vaders, segghende:

 
Adieu mijn hertelijck troost ende soet.
 
Adieu mijn liefste weerste bloet,
 
Adieu mijn alder-blijdsten dagh,
 
Adieu mijn consoort, mijn lijdens bloet,
 
Adieu mijn uyt-vercorenste goet,
 
Adieu mijn liefste ooghen opslach,
 
Adieu die mijn Ionck-harte verblijden mach,
 
Adieu mijns herten Medecijn,
 
Adieu mijns alderliefste die ick noyt aensach,
 
Adieu het moet ghescheyden zijn,
 
Adieu Thresoor mijns sins behoet,
 
Adieu Rosier vol alder ootmoet,
 
Adieu mijn eeuwelijck gheklach,
 
Adieu mijn troost Minnelijck goet,
 
Adieu my oock sorghen doet,
 
Adieu voort meer in mijn o wach.
 
Adieu nae u mijn gevrach,
[Folio A3v]
[fol. A3v]
 
Adieu doet my soo groten pijn,
 
Adieu die my te troosten plach
 
Adieu het moet gescheyden zijn.
 
Adieu mijn spiegel van leven vroet
 
Adieu die my versuchten doet,
 
Adieu in my noyt sulck verdach,
 
Adieu myn hope myn hoogste vloet
 
Adieu daer al mijn rust op staet
 
Adieu alle mijn leets ghemach,
 
Adieu mijnen roep is nu o ach,
 
Adieu ghy blijft de liefste mijn,
 
Adieu fonteyn myns vreuchts geclach
 
Adieu het moet ghescheyden zijn.

Princen.

 
BLanchefleur ghy sijt die my last op laet,
 
Ick hoope noch te sien u schoon aenschijn.
 
Ghedenckt mijns Lief die in lijden vroet
 
Al moetet lacen nu ghescheyden zijn.

Van dese gelaten ende woorden en was sijn Vader de Coninck niet wel te vreden: Daerom hy Floris met schoone woorden en proper Giften met schoonen State te Montorien ter Schoole sant daer hy seer Feestelijc ontfangen wert, van den Hertoge Goras ende van der Vrouwen Sente, ende van haerder Dochter. Ende wert van Vrouwe Sibile inder Schoolen gheleyt, daer seer veel Edele Maechden waren: Maer het was al niet, want wien hy sach oft wat hy hoorde, hem quam altoos in sijn ghepeyns sijn uyt-verkooren Blanchefleur, soo dat hy dickwijls seer versuchte, ende maeckte groot gheklach eer de vierthien daghen ten eynde waren. Als nu den tijdt van de vierthien daghen volkomen was, ende hem Blanchefleur niet gesonden en wert, soo wert hy noch meer rouwich, ende sorghde dat sy doot ware, so dat hy noch eten, noch drincken, noch slapen en konde: maer wert geheel sieck. Als dan sijn Camerlinck sach, ontboot hy't haestelijck den Coninck sijnen Vader, die de Coninginne tot hem heeft geroepen, ende seyde: Vrouwe ick en weet wat raet met onsen Soon Blanchefleur moet ons kindt houden in haer liefde met Toverye dat weet ick wel, want by niemant dan by haer en begheert hy te zijn.

Nu sal ickse haestelijcken doen halen ende salse dooden, op dat hyse dan vergheten mach. Doen seyde de Coninginne, Heere dat is onwijslijck geseyt dat Blanchefleur ons Kint heeft betovert, want sy hem oock uytter maten bemint, want sint der tijdt dat hy te Montorien track, en heeftse noydt blijden dagh ghehadt. Maer altoos in versuchten geweest ende in sware pijnen, so dat sy noch eeten noch drincken en mach. Aldus behielse Blanchefleur te lijve, segghende: Ay Heere, het waer groote sonde ende schaeden, datmen soo een Kindt dooden soude sonder recht oft redenen, maer ghy doet beter dat ghyse inde Stadt van Nicheen doet voeren, ende doetse daer verkoopen: Ende van daer salse wel vervoert worden, datmen daer niet meer af vernemen en sal. Desen raedt dochte den Coninck goet, ende dede tot hem komen twee Rijcke Coop-Luyden, ende seyde hen hoe sy te Nicheen trecken moesten, om aldaer Blanchefleur te verkoopen, 't welck die Kooplieden hem beloofden te doen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken