Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 17 (1903-1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.96 MB)

Scans (118.00 MB)

ebook (12.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 17

(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dievegge!

Ze stond aan de waschtobbe, klein, oud, gebogen vrouwtje, over het magere lichaampje een katoenen jak en zwarte rok. Op het hoofd een witte muts, waaronder het gele, gerimpelde gezichtje treurig uitkeek, als het laatste stompje van een bestaan, dat ook eens bloeide en fleurig was, maar waarin nu uitgedoofd was alle leven, in de doffe oogen geen andere uitdrukking meer dan van een hopeloos moeten, een willoos voortmoeten door het leven.

IJverig wrijven de oude handen het goed door elkander, smeren ze zeep op, klotsen ze het water door de tobbe, dat, hoog opspattend, weer terug valt, om haar handen heendansend, dartel, als uitgelaten kinderen om de moeder.

Ja, ze moet hard voortmaken, want ze moet geld hebben, anders durft ze niet thuis te komen bij haar dochter en schoonzoon. ‘Voor niets wil ie zoo'n oude moeder niet op dak hebben,’ had ie straks nog gezegd.

Had zij dan niet altijd hard gewerkt, haar heele leven lang?

Haar rug doet pijn van 't lange staan, maar klagen doet ze niet. Wat helpt 't haar? Zitten kan ze toch niet, dat is goed voor rijkelui. ‘Hè, zoo'n plaatsje op het Oude-Vrouwenhuis, waar je rustig kunt uitleven je ouden dag en niet meer behoeft te tobben, te tobben altijd maar door. Maar daar hoeft zij niet aan te denken. Zij moet al heel blij zijn, als ze een paar centen kan verdienen met wasschen.’

En snel glijdt het waschgoed door de handen van 't vrouwtje, oud, afgetobd, met gebogen rug.

Het was al vrij laat, toen ze klaar was, want het wilde niet meer zoo goed als vroeger. Ze moest telkens eens even ophouden, moe als ze was door het lange staan.

[pagina 760]
[p. 760]

Maar eindelijk was ze toch klaar gekomen. Een dubbeltje had ze verdiend dien dag. Ze vond het zoo heel, heel weinig, maar er wat van zeggen dat durfde ze niet. God neen, als ze haar ook dat beetje nog eens ontnamen! En met 't dubbeltje in de hand was ze weggesukkeld, met suffe wezenlooze oogen en in haar hart een groote, hevige angst, een angst, die maakte, dat ze heel, heel langzaam voortliep, om nog niet zoo gauw te komen in huis, waar ze haar zouden afsnauwen en toegrauwen, omdat ze niet meer centen meebracht, centen die toch alleen maar dienden om jenever te koopen voor haar dochter en zoon. O God, waaraan had zij dat verdiend! Was zij niet altijd eerlijk geweest en vlijtig en had ze niet altijd gewerkt, om haar dochter fatsoenlijk te kunnen grootbrengen. Had ze haar niet altijd geleerd, om eerlijk te zijn en braaf?

Ze had er niets aan kunnen doen, dat zij met dien kerel getrouwd was, ofschoon hij toen ook al niet goed oppaste en dronk. Ze hadden hun oude moeder toen bij zich in moeten nemen, ze wisten anders toch niet, wat met haar te beginnen.

Toen was haar ellende begonnen. Beiden, haar dochter ook, waren aan 't drinken gegaan. Eerst had ze nog vermaand en hen trachten terug te houden van 't slechte pad, maar ze hadden haar uitgelachen. Het weinige geld, dat ze had opgespaard, door hard te werken, was er door gegaan. Op haar huishouding lette de vrouw niet, en toen oud moedertje het had gewaagd, haar daarop te wijzen, hadden ze haar een lastpost genoemd. Ze moest maar zorgen, dat ze wat verdiende, anders kon ze wel oprukken. Zij hoefde hun niet voor te schrijven, wat ze moesten doen.

En hopeloos, berustend maar weer, was ze weer aan het werk gegaan, maar - veel verdienen kon ze niet meer. Daar was ze te oud voor. Een dubbeltje had ze gekregen!

 

Ze was blij toen ze uit de groote drukke straten was. Ze voelde zich daar zoo angstig, klein oud vrouwtje, tusschen die groote, wriemelende menigte, die altijd haastig voortholde, al maar door. Ze duwden en drongen haar opzij, ze hadden geen tijd voor haar, ze moesten voort, voort. Ze schoof er als 't ware tusschen door, blij, dat ze eindelijk in het kleine, stille achterbuurtje was aangeland, waar ze woonde. Schuw schoof ze het nauwe gangetje door, op het binnenplaatsje haastig de vrouwen voorbijloopende, die, klaar met hun werk, daar stonden te kletsen.

‘Daar gaat ze weer, die stakker, der straks zel je weer wat hooren,’ zei Vrouw Kaak, en ze zette haar emmer, waarin ze eten had gehaald, neer, om beter haar verontwaardiging te kunnen luchten. ‘Is het niet God geklaagd, dat die kerel die paar centen, die zijn oude moeder verdient, der ook nog gaat doorbrengen? 't Is zonde en schande zoo as die hun ouer behandelen.’

‘Ja,’ knikte Vrouw Prilm gewichtig terug, met een ruk aan haar floddermuts, die woest om haar scherp, beenig hoofd wapperde, ‘Seg dat wel. Ik sei straks nog teugen mijn man: Dat oude mensch houdt et daar ook niet lang meer uit. Die leit gauw op het kerkhof. Ze maken er daar kapot. Zoo'n oue stumpert nog zoo te laten werken.’

‘Nou,’ zei valsch glimlachend een dik wijf, knipoogende met haar roode, ontstoken oogen, en een duw gevend aan een paar kinderen, die aan haar rokken stonden te trekken, ‘ik seg dan maar, as je je kinders in eer en deugd voor gaat, ze je later niet soo sulle vertrappe. Der sel ook wel wat aan haar mankeere, geloof mij maar, nou.’

Zegevierend zag ze den kring rond. En de hoofden bij elkaar gestoken, kletsten ze voort....

 

Oud vrouwtje was naar binnen gegaan. Een afschuwelijke, walglijke jeneverstank vervulde de kamer. Languit op een paar stoelen uitgestrekt, lag haar schoonzoon, vies, verloopen sujet, zijn lichaam verliederlijkende, door altijd maar weer aan zijn lagen hartstocht te voldoen. In een hoek op den grond speelden een paar kinderen, elkaar bij de haren trekkend, schreeuwende.

Langzaam richtte de kerel zich op, zijn loensche oogen loerende gericht op 't gelaat van 't vrouwtje. En schuw, angstig, legde ze het dubbeltje in zijn hand. Hij lachte, een gemeene, schelle lach. ‘Een dubbeltje. Ben je weer lui geweest? Te lui om te werken, maar niet om hier de boel op te vreten.’ Hij sloeg met de vuist op de tafel en krijschend klonk nu zijn stem: ‘Maar ik zeg je, je kunt in 't vervolg meer in huis brengen, of anders - hij wankelde half - ruk je maar op.’

Ze was in een hoek gekropen, doodelijk beangst door zijn krijschende stem.

[pagina 761]
[p. 761]

Wezenloos starend hoorde ze hem bulderen, zag hem de deur uitwaggelen, hard toeslaande de deur, het dubbeltje in de hand.

De kinderen vervulden met hun scheldende stemmen het vertrek, kropen over den grond. De moeder was zeker weg, aan 't kletsen of in de kroeg.

In elkaar gedoken in haar hoekje bleef ze zitten. Ze had 't niet zoo goed begrepen, wat ie had gezegd. Haar hoofd was zoo oud en zoo suf, maar dat ééne had ze gehoord, duidelijk gehoord en 't kwam telkens en telkens weer terugdwarlen in haar hoofd: ‘Je kunt zorgen, dat je meer centen in huis brengt, of anders....’ dan beteekende het voor haar.... weg - doodhongeren.

Ze moest meer centen verdienen. Maar hoe kon ze dat doen? Ze werkte toch zoo hard ze maar kon en ze was toch al zoo oud.

En in 't hoofd van 't vrouwtje, afgestompt door een leven van enkel maar werken en sloven, kleurloos, zonder één enkel glimpje van geluk, sufte 't angstig vreemd. Hij moet meer centen hebben, anders....

 

Dronken kwamen ze dien avond thuis, man en vrouw. Oud vrouwtje was al naar bed, maar van uit haar stroozak, hoorde ze hen nog razen en tieren - tegen haar - en met doodelijken angst in haar hart sliep ze in -.

 

‘Kijk es, dat oude wijf daar, dat het gestolen. Kijk, daar wordt ze weggebracht, daar, tusschen die twee agenten in,’ en een bende straatjongens holde luid schreeuwend en joelend er achteraan, het iets heel potsierlijks vindende, zoo'n oud wijf tusschen twee agenten. ‘Jongens, daar motten we bij zijn.’

Oud vrouwtje liep er tusschen in, strak, wezenloos, suf.

Ja, ze had gestolen. Ze moest het waschgoed krijgen en vlak er naast op tafel lag een gulden. Er was niemand in de kamer en ze had hem weggegrepen, en in haar moe, moegesuft hoofd, was niets meer, dat er zich tegen verzette. Het was ontdekt en zij had halsstarrig blijven voorgeven, er iets van te weten, zelf verbijsterd door haar daad. Toen hadden ze de politie gehaald. Zoo'n leelijk, oud wijf. Ze hadden altijd wel gedacht, dat er wat meer stak achter dat onnoozele, suffe gezicht. Ze vonden den gulden in haar zak en brachten haar naar het bureau als dievegge.

Willoos, wezenloos liet ze zich meevoeren.

Op het binnenplaatsje stonden de vrouwen te kletsen.

‘Zal ik jullie der nou es wat vertellen,’ zei het dikke wijf. ‘De oue, je weet wel van dernaast, is der zoo door twee agenten naar 't bereau gebracht. Mijn Piet het et eiges gezien. Ze het gestole, een heeleboel geld. Sie jullie nou wel, dat ik gelijk heb gehad. Ze was niet zoo fijn, as ze leek. Ze hadde groot gelijk, der zoo te behandele. Nou het se der eige loon.’ Triomfantelijk zag ze rond in den kring. En dien heelen dag op het kleine binnenplaatsje, wauwelden, kletsten ze - over de dievegge.

In de gevangenis zat - oud vrouwtje. Nu had ze eindelijk rust.

 

CLARA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken