Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 19 (1905-1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.70 MB)

Scans (102.45 MB)

ebook (6.51 MB)

XML (4.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoogere Burger-school-jaren.

't Was vacantie. Ik was naar de hoogste klasse, terwijl Annie nog eenige dagen school moest gaan voor ze ook vacantie kreeg. Ik ontving juist in die dagen een uitnoodiging om uit logeeren te gaan, maar alvorens deze aan te nemen vroeg ik haar of ze er iets tegen had, daar bij die familie nog al veel meisjes waren. Gelukkig had ze er niets tegen en nam ik dolgraag de uitnoodiging aan. -

't Was toen op een Maandagmorgen, dat ik wegstoomde uit de stad, die mij zoo dierbaar was geworden en waaraan zoo menige herinnering mij bond. Mijn gedachten waren ook de geheele reis door haar in beslag genomen. Alles om me heen, ieder struikje, ieder verliefd paartje aan het een of ander station, ieder lief gezicht, kortom alles, zelfs de beweging van den trein deden me aan die zalige voorvacantie terug denken. O, verrukkelijke tijd, de zaligste zijt ge in geheel mijn leven, dat thans achter me ligt. O, tijd van heerlijke emoties, wat verrukkelijk aan je terug te denken. Hoe overgelukkig voelde ik me niet! Alles kwam me weer zoo levendig voor den geest alsof het op het oogenblik gebeurde.

Nooit had ik een meisje anders gezoend dan in 't een of ander spelletje, maar nooit uit liefde, echte, hartstochtelijke, oprechte liefde. 't Was me alsof ik in gedachten een tooverland doorging, waar alles echt mooi en waar is, waar liefde overal om ons henen sluipt en elk geritsel van bladeren ons iets zaligs toefluistert.

't Was me nu als voelde ik die warme hartstochtelijke zoenen nog op mijn mond, als voelde ik die hartstochtelijke omhelzing, die zachte borst tegen mij aangedrukt.

't Leek me alsof ik nog keek in die diepblauwe oogen en hoorde ik haar zeggen ‘wat heb ik je lief en hoe gelukkig voel ik me.’

O, zalige vóór vacantie toen alles zonneschijn en poëzie was, voorbij zijt ge voor eens en voor altijd! Niet dat ik nooit een vrouw ontmoeten zou waarvan ik houden zal, neen, maar omdat de eerste liefde zoo mooi is en

[pagina 312]
[p. 312]

omdat er tusschen mij en haar nooit meer iets zal kunnen bestaan.

't Klinkt wel vreemd en toch zou ik weer eens in mijn leven van een ander meisje kunnen houden en mogelijk evenveel, maar méér van een ander houden is onmogelijk. Ik hield hartstochtelijk veel van haar en meer zal ik niet van een ander kunnen houden, maar toch vroeg of laat zou ik me weer kunnen binden.

Ik smacht naar liefde, ik bezit een groote mate van hartstochtelijke liefde en die kan ik niet voor mijn eigen houden, die moet ik uiten. Ik moet een meisje hebben waaraan ik me geven kan, zooals ik ben, met die groote liefde die ik zoo vaak in mij voel en die me soms dreigt te overmeesteren. Ik ben echter niet zooals velen wien het alleen te doen is om de vrouw, of uit zinnelijke liefde, maar ik bezit veel zieleliefde en stel eischen; ik heb me eens een ideaal gevormd en al is dat niet te bereiken, dan moet ik toch een meisje hebben, dat zoo dicht mogelijk het nabijkomt. Nooit zou ik b.v. een meisje kunnen lief hebben dat niets voelt voor de natuur, dat niet huiselijk is, dat wereldsch is, dat geen groote liefde bezit, dat niet trouw is en dat zich niet met geheel haar ziel aan den man harer keuze hecht. Soms voel ik me zoo diep ongelukkig wanneer ik eraan denk, dat ik dit alles moet missen en nu schijnbaar koud en onverschillig het leven in moet gaan terwijl daar binnen een smachten en verlangen brandt, dat me soms te machtig wordt. -

Ik herinner 't me nog zoo goed, het was alsof het gisteren gebeurde. Het was op een guren dag in Februari op een Zaterdagmiddag, dat ik thuis zat woordjes op te zoeken. Reeds lang had ik dat afgrijselijk spook zien aankomen en hoewel ik het flink en moedig weerstand wilde bieden, is het me moeielijker gevallen dan ik gemeend had.

Er werd gescheld, en als bij intuitie maakte ik zelf open. Daar stond ze in de deur en een koude rilling ging door mijn leden. Ze bracht de Hollandsche Lelie en vroeg of ik meeging, daar ze me iets te zeggen had. Dadelijk begreep ik, dat het gevreesde oogenblik eindelijk aangebroken was. Fluks mijn jas aangetrokken, ging ik mede. 't Was niet ver van huis, dat ze me zeide: ‘Ik houd niet meer van je.’

Ik dacht, dat ik in elkaar zonk, mijn stem stokte me in mijn keel en ik kon haast niet voort, maar het moest en ik liep verder mede. Op mijn vraag waarom niet, antwoordde ze, dat er geen redenen bestonden. Ze vroeg haar brieven terug en ik weigerde, waarop ze ironisch zeide: ‘Zeker wil je ze anderen laten lezen.’ Dat was het eenige lieve, dat ze me toevoegde. Toen ik vroeg of ze soms een ander liefhad, zeide ze ‘ja’, maar, dat dat de redenen niet waren. Ze wist zelf niet waarom ze niet meer van me hield.

Ze beminde mij niet alleen niet meer, maar ze had direct een ander en het idee dat mijn plaats reeds oogenblikkelijk bezet was, deed me er toe komen om den band voor altijd verbroken te beschouwen.

Niet één lief woordje, niet één lief briefje, dat me zoo sterk zou hebben gemaakt. Drie keer schreef ik haar nog, maar geen verwijt was er in één brief. De brieven van haar wilde ik behouden als een zalige herinnering aan vroeger dagen, maar later bleek het mij dat het onmogelijk was, want wanneer ik slechts een portret van haar bekeek of uit mijn dagboek las, werd de wond weer als 't ware opengereten en ik was weer eenige uren ongeschikt om maar iets van mijn les te onthouden.

Nog dienzelfden avond werkte ik met een kennis, hoewel ik veel liever in bed had gelegen, geheel met mijn gedachten alleen. Ik wou dat we in de vacantie zaten, maar jawel, het was juist een erg drukke tijd en ik moest werken of ik wilde of niet. En juist dit werken was mijn redding, anders was ik er nooit zoo goed afgekomen. 's Nachts wilde ik het uitsnikken, maar ik was niet in staat te huilen. Den volgenden dag zou ik repeteeren voor mijn eindexamen, maar er kwam niets van, ik was den geheelen dag bijna op straat om maar afleiding te hebben. 's Maandags barstte ik van de hoofdpijn, maar ik bleef niet thuis, 's avonds ging ik naar catechisatie met mijn broer en nauwelijks het hoekje om, hoorde ik een orgel spelen terwijl het nog half schemerde, en dat geluid en het rustige en vredige in dit schemeruurtje deden met geweld al mijn ellende opdoemen en ik dacht dat ik ineen zou zakken. Ik had in tranen willen uitbarsten, ik had willen terugkeeren, maar hoewel ik bijna niet loopen kon, stapte ik met bovenmenschelijke inspanning verder en gelukte 't me om op de les weer een gewoon kalm gezicht te zetten alsof er vrede in mijn gemoed heerschte. Deze lesuren bij den Dominee hebben me ook verbazend gesterkt;

[pagina 313]
[p. 313]

en steun en kracht vooral had ik noodig in die benauwde dagen. Thuis gekomen liet ik mijnen tranen vrijen loop en dit verlichte me een beetje.

De eerste week kon ik mijn eigen geen goede voorstelling maken van het gebeurde, maar spoedig, na die week voelde ik des te rampzaliger met wreede hardvochtigheid de werklijkheid van alles en mijn eerste gedachten waren mijn leven te vergooien, mij zelf midden in den stroom te werpen en met de menigte mee te drijven, mee te doen in dingen waarin ik geen vermaak zag, dingen die ik verachte; ja desnoods alle beginselen en eergevoel prijs te geven, omdat ik toch het mooiste gevoel in mij moest onderdrukken. Zoo dacht ik daar, dat m.i. de eenige manier was om alles te vergeten en in je later leven wordt toch meestal gevraagd naar je inkomen en betrekking, maar zelden of nooit naar je vroeger leven. Vreemd stond ik in den chaos van de maatschappij, niets begrijpende van haar doen en laten, ik die altijd in hooger sferen had vertoefd. Wreed had ze me laten staan midden in den storm des levens, zonder één lichtpunt waarheen ik den steven richten, zou. Maar, wanneer iemand nooit zijn leven maar eenigszins heeft uitgespat, valt het zwaar daar toe te komen en zoo gebeurde het dat ik spoedig mijn plan opgaf. Toen ik later de brieven wilde inruilen, daar ik het beter vond ze niet te behouden, hoorde ik dat ze de mijne reeds verscheurd had en zelfs mijn portret. Vreeselijk griefde 't me dit te hooren. Ik besloot de brieven niet af te geven maar te verscheuren, maar de portretten, dat kon ik niet, dat was me onmogelijk. Ik pakte ze toen alle in een pakje en liet dit bezorgen. Het scheiden van die portretten met dat gezicht, dat ik zoo vaak tusschen mijne handen heb mogen houden en zoenen tot ik me zalig doorstroomd voelde van die machtige mysterie der liefde die ons veredelt en sterkt op onzen levensweg, viel me erg zwaar en de tranen sprongen me in de oogen toen ik ze weg gaf.

Wanneer ik soms 's avonds buiten lig of op mijn kamertje zit te schemeren, dan komt alles als een stuk leven van me, me weer voor den geest, dan doorleef ik weer de eerste kennismaking, de ontmoeting, ik zie weer díen avond toen ik voor het eerst een zoen van haar kreeg, ik zie die voorvacantie, en als iets heel vaags, zoo heel uit de verte, is het me alsof ik weer alles meemaak in dat wonderzoete tooverland der liefde, is het me als bestonden nog al mijn illusies en ik ons beiden het leven in zag gaan, als man en vrouw op onze huwelijksreis naar een lief kalm oordje, zoo tusschen bergen gelegen of aan den oever van een schilderachtig meertje of riviertje. Dan zie ik ons samen staan dicht naast elkaar bij een watervalletje zoo hand in hand, zonder een woord te spreken maar elkaar des te beter begrijpend, opgaand in elkaars innige liefde, liefde die ons beider harten als een zijden weefsel aan elkander houdt verbonden. Dan lijkt alles me weer zoo zalig mooi toe en verbeeld ik me in 't een of ander aardsch paradijs te wonen. Maar helaas! spoedig stoort het een of ander menschelijk geluid me en wreed en hard wordt al deze mysterie van zaligheid vermeld en hardvochtiger dan ooit dringt zich de koude werkelijkheid aan me op.

Ik heb een vriend die ook in de liefde is teleurgesteld, maar wat is het meisje edel geweest tegen hem. Wat heeft ze hem door woorden en daden niet gesterkt! Ze heeft op zijn trots gewerkt door te zeggen, dat ze niet geloofde, dat hij zich zou vergooien. En hij is 't te boven gekomen en praat nog steeds met lof over haar. Ook heeft ze tot nu toe geen ander en lijdt ze er nog steeds onder. -

't Is waar dat ook Annie geleden heeft, maar dat was toen ze het moest afmaken, want nu heeft ze weer lief en heeft ze weinig tijd zich om een ander te bekommeren. Ze is ook nooit iets te weten gekomen van hetgeen ik toen in die dagen leed, daar ik verboden had aan degenen, die het wisten, iets over te vertellen. Buitenshuis heeft niemand iets ook gemerkt. - Eens ontmoette ik haar met dien anderen en ik schrok er zoo van dat ik bleek werd; zij had me toen niet gezien. 't Idee dat nu haar een ander zoenen zou, dat ze nu een ander om den hals vliegen zou en zeggen ‘ik heb je zoo lief’ vond ik verschrikkelijk. Enfin, daaraan moet men ook wel wennen.

Ach, kon ik ook als mijn vriend haar slechts prijzen, hoe lichter zou me niet alles zijn.

Toch heeft ze veel goeds in mijn leven gebracht. Ze heeft me o.a. leeren liefhebben, zooals ik dat nog nooit van te voren wist, ze heeft gemaakt dat, indien ik ooit weer een meisje mocht hebben, ik haar met geheel mijn ziel zal kunnen liefhebben, dat ik geheel de hartstochtelijke liefde die ik bezit aan een vrouw zal kunnen geven. Ze

[pagina 314]
[p. 314]

heeft me echt liefgehad al was het maar heel kort en ik heb me gelukkig gevoeld in die dagen en ben haar dankbaar daarvoor. Moge ze in haar verder leven hier ruimschoots voor beloond worden, dat is hetgeen ik haar op haar levenspad toewensch.

Utrecht.

WOUTER.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken