Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 19 (1905-1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.70 MB)

Scans (102.45 MB)

ebook (6.51 MB)

XML (4.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 19

(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Brieven van 't platteland.

Lieve Toos.

Wat zal je verbaasd hebben gekeken, toen je vernam, dat G. die zich in 't Haagie zoo echt prettig en tevreden gevoelde haar tenten had opgeslagen in zoo'n klein Hollandsch dorpje. Misschien heb je gezegd:

‘Nu heeft ze volop haar vlakke weiden met grazende koeien, waar ze zoo mee dweept en dat volgens haar het mooiste is, wat ons landje ons aanbiedt.’ - Ja, dat houd ik vol, dat is eenig; wel te weten, als de zon schijnt, zooals thans misschien voor een poosje. Een beetje phantasie er bij, niet de drassige velden en kleumerige koeien zien en door een groenen bril het grijs-geel dorrende gras bekeken - dan is ook nu het landschap heel mooi en 'k geloof wel, dat het hier zomers verrukkelijk moet zijn. - Maar toch - je mist hier zooveel en de menschen zijn hier zoo anders - echt onverschillig, van-kom-ik-er-van-daag-niet-, dankom-ik-er-morgen. - De Hagenaar zou zeggen: dat komt, er is daar geen concurensje Maar laat ik allereerst je nieuwsgierigheid bevredigen en je ansicht met de enkele woorden: ‘Mijn God, G. hoe is 't mogelijk?’ beantwoorden.

Nu, om kort te gaan, 't is voor papa's gezondheid, dat we hier zijn. Manlief was in den laatsten tijd voortdurend zenuwachtig en onder dokters handen. Hij had het te druk. Ziedaar alles. In de paar weken, dat wij hier zijn, ziet hij er al een boel beter uit; slaapt en eet goed, dus 't zal, zoo we hopen, het goede geneesmiddel zijn, dat wij te pakken hebben. Nu, dan is geen opoffering te veel, hé? Wat was 't entrée hier anders ellendig. Met mooi weer uìt Den Haag vertrokken, uitgeleide gedaan door eenige goede vrienden; dank zij de overvolte der 2de klasse door den chef in een fijn 1ste klasse coupeetje gestopt, zoo snorden we weg. Behaaglijk op de zachte kussens, beschenen door een zonnetje, vol van aangename laatste herrineringen aan goede vrienden, vlogen we door tot Amsterdam.

Daar, waar we moesten overstappen om naar onze bestemming toe te boemelen (om de tien minuten een station) trof ons al de gure, snerpende wind, die inmiddels was opgestoken en toen wij hier eindelijk arriveerden, was het noodweer, regen en storm.

Doodelijk vermoeid van de laatste dagen, wagenziek natuurlijk weer, ondanks mijn apomorphin van den apotheker, als zijnde een uitstekend middel tegen wagenziekte, stond ik dan te huiveren met mantel en bont om in een van de kleine, ouderwetsche vertrekjes en mistroostig keek ik toe, hoe de mannen beneden het goed uit den waggon sjouwden, uiterst gedienstig en vlug ditmaal en derhalve bijzonder ruw. O, als je eens kondt zien, hoe alles geleden heeft. Krassen er op en splinters er af, 't is erbarmelijk! Ik dacht aan mijn prettig huis met mijn ruime suite en serre en onderwijl gierde en huilde de wind door de kleine kamertjes en tochtte het! Door de dubbele ramen heen.

Wel is waar, is alles keurig in orde gemaakt, geschilderd en mooi behangsel, en nu de boel op stel is, ziet het er toch wel gezellig uit.

Uit mijn koffertje nam ik een glas en wilde naar de kraan, och neen, immers geen waterleiding, maar een pomp met regenwater, dat eerst erbarmelijk smaakte en zwaar dat die pomp gaat!

Rillend en verdrietig sloot ik me eindelijk op in een vertrek dat we voor slaapkamer hadden bestemd en zocht in 't koffertje naar mijn daagsch pakje en stond verkleumd in mijn onderlijfje op 't punt me te verkleeden, toen de deur geheimzinnig openging en een vrouwenmensch op den drempel verscheen op kousen (dat is een soort beleefdheid van de menschen hier om ongeschoeid binnen te komen) en me onverschillig brutaal aankeek, niets zei, maar alleen grijnsde. Bevend van drift, zei ik eindelijk: ‘Zoo juffrouw’, flegmatiek antwoordde de dame: ‘Zoo juffrouw!’ Toen een doodelijk zwijgen. - Ik, wanhopig met mijn daagsche blouse, die door een op 't laatste oogenblik ingepakten natten handdoek, geheel vochtig, in mijn handen, niet wetende wat te doen, steeds zwijgend gadegeslagen door dat mensch.

Om kort te gaan, dat was mijn werkster, die de woning had schoongemaakt en nu zoo gauw mogelijk om de centjes kwam. Gelukkig bracht de komst van mijn man redding; de juffrouw werd betaald en ver-

[pagina 315]
[p. 315]

dween en ik trok mijn goed pakje maar weer aan; daarna kwamen de mannen boven en begon het werk weer dubbel.

Nu, je begrijpt wel, dat lieve vrouwtje doet bij mij geen' stap over den vloer als werkvrouw. Mijn man mag haar beneden in 't station gerust voor werkster houden, want ze is behoeftig en 'k gun haar graag dat geld, maar haar hier te hebben, zoozeer strekt mijn philantropie niet. - Misschien ben ik door mijn Haagsche Cato wat verwend, die zoo echt bescheiden en fatsoenlijk was, en die me vijf jaar lang van mijn grootste zorgen heeft ontheven. 'k Zit nu dan ook nog steeds zonder hulp (er zou een andere vrouw komen, maar 'k wacht er al een week op), 'k heb dus aardig poot-ân gespeeld. Meer dan mijn lichaam me permiteert. Als je mijn arme, roode, ruwe handen en mijn pijnlijk gebogen rugje zag, zou je stellig medelijden met me hebben.

Volgens een' bakker, die hier ter elfder ure op kwam duiken, is het hier geraden om voorzichtig te zain met de maiden en werksters.

Als je dat hadt kunnen zien, hoe we hier gescharreld hebben de eerste dagen. Niemand kwam hooren of je iets noodig hadt en we leden dan ook gebrek met een volle portemonnaie ('t was natuurlijk pas tractement). Na veel wachten kwam van eenige uren ver een slager, die een gunstige uitzondering op den regel maakt, want hij is uiterst beleefd en heeft uitstekend vleesch, alhoewel duur. Nu, dat is hier alles, wat je zoo nu en dan bij Gods gratie kan krijgen.

Mijnheer slager kwam zelfs na een paar dagen hooren hoe het vleesch beviel en of Mevrouw tevreden was. Anders - het woordje mevrouw hoor je hier niet veel want - ‘dat bennen we hier niet wend’, zei zoo'n vlugge bakker tegen me. ‘De vorige juffrouw van den chef noemden we ook altaid juffrouw’ - dus dat was dan afgedaan. Dat dat een oud, erg burgerlijk menschje was, die gesloofd had om een groot gezin fatsoenlijk groot te brengen en ik wat dat betreft in zooveel gunstiger condities verkeer, telt natuurlijk niet mee.

Je hebt hier natuurlijk wel enkele beschaafde menschen, maar we wonen een half uur van 't dorp en ofschoon Frau Doctorin (die een lieve, eenvoudige vrouw lijkt) zich over me schijnt te willen ontfermen (we zijn er tegen een Zondag verzocht) zal het wel bij een enkele visite blijven, want de afstand is ver en de wegen zijn thans alleen begaanbaar voor klompen of vetleeren schoenen en een auto houden we er nog niet op na.

'k Zal je maar niets vertellen van 't gesmeer met petroleumlampen en stellen en een zwart fornuis, o waai - waar zijn mijn lieve gaslampjes en comforen gebleven?

'k Moest lachen, toen ik dezer dagen in 't ‘Nieuws’ las, dat iemand vertelde, dat haar Zondag bedorven is, omdat ze 's morgens geen versch brood bij 't ontbijt heeft. Wat zou ze wel zeggen, als ze hier was, waar je slechts vier maal per week versch brood krijgt en dan altijd op verschillende tijden. Dat hangt er van af, of de bakker zich verslaapt - of niet. En als je dan een' bakker treft, die pas getrouwd is, zooals de mijne, begrijp je er alles van.

Groenten, ook een paar maal 's weeks, maar wil je b.v. selderij in je soep, mis hoor!

Nu hebben wij wel een grooten tuin bij 't station en als je van den zomer komt zal je eens zien, wat Frau Vorsteherin je op tafel zal brengen, maar nu grijnzen je als doodshoofden een paar witte koolen aan, voilà tout.

De kippen die wij hebben overgenomen van den ouden chef zijn zeker verschrokken van den Haagschen wind, want hebben ons tot nu toe met geen eitje verwelkomd. 't Moeten anders vroegere jaren beste leggers geweest zijn. - De melk is hier heerlijk. Gelukkig wat om te prijzen he? Goedkoop en dik. 'k Schep er 's morgens een vol kannetje room af, voor ik ze kook.

Nu zou ik je nog wel meer kunnen vertellen, over het lief en leed wat b.v. het wonen op een station met zich brengt, en over honderd andere zaken, maar 'k ben bang, dat onze lieve redactrice zou gaan mopperen over mijn lang epistel en daarom bewaar ik wat voor de volgende keer. Maar dit moet ik je nog even zeggen, my dear, denk maar niet, dat je hier furore met je mooie toiletjes zult maken, komenden zomer, want modieus dat de boerinnetjes hier zijn! Daar heb je geen begrip van. Als ik je vertel, dat de dochter van den melkboer zondagavond in hoogst eigen persoon hier de melk kwam brengen en ze gekleed was met astrakan bont musje en boa, rood-fluweelen blouse en volantrok met sleep, je zoudt het uitgeproest hebben als je de elegance gezien hadt, waarmee ze met de eene hand haar sleep en met de andere het melkemmertje

[pagina 316]
[p. 316]

hanteerde. Daar zijn de Haagsche dienstmeisjes nog niets bij! Juist wil ik eindigen, als papa me komt verblijden met het bericht, dat morgen een dienstmeisje in spe haar opwachting zal komen maken. Als ze nu maar werkelijk komt en ze bevalt me! Verheug je dan met mij, cherie. Nu, adieu hoor, schrijf gauw eens terug aan je G. op villa Mon repos, of Bulderhoek, 'k weet niet welken naam ik zal kiezen.

Je G.

 

P.S. Mijn lieve jongens, die zich in alle beproevingen zóó flink en cordaat hebben gehouden, dat je er verrukt van was, vinden het een waar genot, iederen dag spoortje te rijden om naar school te gaan. Nu, de rit duurt maar een kwartiertje en ze eten 's middags hun boterhammetje bij opa op. Dat is nu wel echt leuk voor hun, he?, maar voor moeder is het erg stil, dat begrijp je. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken