Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.02 MB)

Scans (90.03 MB)

ebook (29.05 MB)

XML (2.30 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 2

(1900)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Tiflis.
Met illustratiën.

Napels, Venetië, Constantinopel, Moscou. Bij het uitspreken van deze namen alleen reeds is het alsof een gordijn wordt weggetrokken en zich voor het oog van den toeschouwer een der verhevenste en schoonst gekleurde tooneelen verheft.

Bij die namen denkt men ook onwillekeurig aan iets anders; want, wie stelt zich Napels voor zonder zijn Golf, Venetië zonder zijn Gondels, Constantinopel zonder zijn Gouden Hoorn en Moscou zonder zijn Kremlin?

Maar voeg bij deze vier steden ook Tiflis. Tiflis, als een arendsnest gelegen tusschen de bergen in. Tiflis, het land van klassieke schoonheid, met haar meisjes met fluweelachtige oogen, en met zijn helden uit den Onafhankelijkheids-oorlog, met hun gouden kandjars, hangende aan hun gouden gordels.

Maar het is helaas een van die steden, zooals er ook vrouwen zijn: aanbiddelijk, maar op een afstand. Bekijkt de fotografieën van de plaats, laten die u onder betoovering brengen, maar gaat er niet heen, want u wacht niets dan teleurstelling.

De eerste vrouw die ik, toen ik uit den trein stapte, gewaar werd, was een oudje met de gewone kenteekenen aan haar leeftijd eigen; en wat de helden aangaat: ik zag er een. Hij was gekleed in een lange zwarte jas, in het midden met een zilveren gordel gesloten, waaraan gedamasseerde kandjars hingen; ook op zijn borst droeg hij zilveren versierselen.

Juist was ik op het punt om mij aan bewondering over te geven, toen de man op mij afkwam, en met een beleefd ‘Als 't u blieft’ mijn reistasch aannam; de ongelukkige was pakjesdrager.

Nauwelijks was ik van mijn verbazing bekomen of een leger van die helden stormden op mij af, allen gewapend tot de tanden (die zeer wit waren) en met woeste oogen. Ik dacht, dat mijn laatste uur geslagen was, en sloot de oogen.

Toen ik ze weer opende, zag ik dat ze allen op mijn bagage waren aangevallen, die ze naar een gereedstaand rijtuig brachten. Een hunner klom naast den koetsier op

[pagina 404]
[p. 404]

den bok om me naar het hotel te brengen, waar hij me beleefd groette, zijn fooitje in den zak stak en verdween.

Na een weinig toilet gemaakt te hebben, begaf ik mij naar de mode-wandelplaats te Tiflis; ik zag er vrouwen van allerlei slag, maar de beroemde Géorgiennes lieten zich wachten.

Het landschap troostte mij evenwel, en over een hobbeligen weg, geplaveid met groote steenen, kwam ik aan een open ruimte met een houten hek, wat boomen er achter: de plantentuin.

Ik trad binnen, rechts, op een hoogte van 100 meter een reusachtige ruïne. Links een stroom, vóór mij de plantentuin, met zijn eenige of bijna eenige laan. Verder overal kalmte. Ik ondervroeg een bewaker en vernam dat het de ruïnen zijn van het oude fort Nari-Kala.



illustratie
de bazaar te tiflis.


Ik verwachtte dat hij mij de eene of andere legende zou vertellen, maar er is er geen.

De laan van den tuin zet zich voort op de helling van den berg, vormt vervolgens een rechten weg, zet zich dan zig-zag voort, en eindigt in een punt.

Daar gekomen stuitte ik op een houten poort, en na die opengeduwd te hebben, kon ik een uitroep van bewondering niet onderdrukken. Het schouwspel, dat zich aan de oogen vertoont, gaat alle beschrijving te boven: 't is werkelijk eenig mooi.

In de verte, heel in de verte, de witte toppen van den Kasbeck; zijn witte sneeuwrug gelijkt op den troon van een godheid; lager wordt de sneeuw minder wit, grauw, grijs, groen, om over te gaan in het groen van het gras der velden.

Daar treft men ook de mooie Géorgienne aan met de fluweelachtige oogen.

Ik verliet evenwel dit schilderachtig tooneel, en daalde af totdat ik op een hoek van de markt kwam, waar ik getroffen werd door het tromgeroffel van een tamboer en een paljas.

De tamboer werd geslagen door een kwâjongen in een rood jasje. De paljas was in het rose, en had een zon op de borst, een maan op den rug; hij sloeg wat onzin uit in het Russisch, Géorgisch, Armenisch, een echte wartaal!

Voor 5 kopecks kon men een staanplaats, voor 10 kopecks een zitplaats bekomen. Er zat een groote dikke vrouw aan de kas, en ik ging binnen.

De zaal was een ledige winkel; wij waren er met ons tienen en 't was er om te stikken. Achter een gordijn verscholen deed een orgel ‘de schoone blauwe Donau’ hooren. Dadelijk ging men met de seïtchas beginnen. Ik kende de Russische seïtchas en praatte dus wat met mijn buurman, den gorodovoï (politieagent). Ik zeide hem dat ik Franschman ben, en hij antwoordde dat hij eene Française had willen trouwen, en verzoekt of ik hem Fransch wilde leeren. De Russische woorden, die hij mij ter vertaling noemde, zegt hij in het Fransch na, en dit wekte zoo zijn lachlust op, dat alle toeschouwers meelachten.

Bij het verlaten van het zaaltje kwam mij een kind tegemoet. Hij had mij Fransch hooren spreken; ik was dus een vreemdeling, en in die kwaliteit zou ik waarschijnlijk de stad niet kennen. Hij zou ze mij laten zien en hij wist waar men mooie tapijten en wapenen verkocht. Hij is gekleed in een rood chemisette en zwarte broek, die aan de knieën sluit. Zijn schoenen zijn zoo groot dat er zeker twee voeten van het kind in kunnen. Zij zijn bovendien zeer stuk ook, maar het kind heeft er geen hinder van, want hij loopt zoo hard dat ik hem niet volgen kan. Uit vrees mij uit het oog te verliezen, houdt hij mij aan de mouw van mijn jas vast. Eindelijk een steilte, die in een punt uitloopt, bijna onbeklimbaar. ‘Waarbrengt ge mij heen? 't Is een straat die doodloopt.’

De jongen heeft me alleen laten klauteren en ik ben plotseling verlaten; maar spoedig komt hij weer buiten adem aanloopen en in plaats van mij te laten rondslenteren, brengt hij mij op een door hem bepaalde plaats.

Oh, ik ben er al. De kwajongen is vooruitgeloopen om de kooplieden te waarschuwen dat er een Franschman in aantocht is.

‘Mossié, mossié, - siouplète,’ klinkt het van alle kanten. ‘Tapijten! wapenen! byouterieën!’ maar ik houd mij doof tot er opeens klinkt: ‘Vive la France!’ Dat pakt.

De man, die dien kreet geuit heeft, welke zoo zoet klinkt als men van zijn vaderland verwijderd is, zit op een tapijt, geleund tegen tapijten in een tapijtwinkel. Ik kan den lust niet weerstaan en koop een kleed.

Vervolgens zetten wij onzen tocht voort en komen aan een kerk (St. David), als een witte duif gelegen op de helling van den berg, die Tiflis begrenst. Bij de kerk is volgens mijn jeugdigen gids een bron, waar vrouwen uit gaan drinken, die graag kinderen willen hebben.

[pagina 405]
[p. 405]

Een klein kerkhof met platte steenen, bezaaid met inscripties in het Armenisch, omringt de kerk. Ik wandel rond en stuit op twee verliefden, die voor een grot gezeten zijn, waar zich het graf bevindt van Griboudow, den beroemden schrijver van ‘Malheur d' avoir trop d' esprit’.

Ik kom niet erg in verrukking over de monumenten in Tiflis; zij hebben slechts een betrekkelijke waarde. Er is niets over van het oude Tiflis, in 469 gesticht door koning Vokhang Gourgoulan, dan een stuk van een ouden muur. Op dat tijdstip was het, als men de Armenische overleveringen kan gelooven, een prachtige stad, beroemd om haar waterwerken, haar tuinen en haar huizen met platte daken.

Voor dien dag staakte ik mijn wandeling en was den volgenden dag getuige van een vermakelijke scène. Twee Armeniërs waren aan het vechten. De een was erg dronken,

illustratie
waterdraagsters te tiflis.


de ander was het in mindere mate. De twist had plaats in de voornaamste straat die naar den bazaar voert, een straat aan beide zijden ingenomen door kooplieden in comestibles, vleesch, bloemen, vruchten enz. Door het helsche geschreeuw van de twee dronkaards was het onmogelijk om na te gaan waarover zij twistten. Zij huilden, vloekten, bedreigden elkaar en scholden, maar raakten elkaar niet aan. Het publiek deed hen allerlei vragen. Daar kwam een politieagent tusschenbeiden. Hij beproefde er achter te komen wat er gaande was, maar slaagde er niet in, en stelde zich tevreden met te zeggen:

‘Gaat slapen, jullie bent dronken!’

De beide beschonkenen werden verontwaardigd.

‘Wat, wij dronken?’

Zij maakten het teeken des kruises, gingen op één been staan en zweerden bij al wat heilig is, dat het laster was; een hunner ging zelfs zoo ver van den gorodovoï toe te roepen:

‘Jij bent dronken.’

Maar toen veranderde het schouwspel. De menigte, die op een afstand had staan kijken, barstte op dit gezegde in lachen uit. De gorodovoï, in zijn eigenliefde getroffen, greep de scheede van zijn sabel en begon op de lachers in te slaan. Men had de algemeene verwarring moeten zien: in een oogwenk was de straat als schoongeveegd, evenals een vlucht musschen door een steen opgejaagd.

De gorodovoï, wiens woede nog niet voldoende gezakt was, bemerkte toen, dat de uitstallingen voor de winkels de voorgeschreven ruimte op straat overschreden.

In plaats van het gewone proces-verbaal op te maken, schopte hij woest om zich heen, wierp tonnen en mandjes omver, de gedroogde visch in de modder, en zakken sinaasappelen en vruchten op den grond. Hij ging als een razende te keer, alles vernielende en brekende. Maar niemand dacht er aan zijn koopwaren of zijn lijf te verdedigen, en er waren toch zeker een twintigtal ferme kerels, tot aan de tanden gewapend.

Deze regels had ik neergeschreven toen ik toevallig een Armeniër, een vriend van mij, ontmoette.

‘Gij moet niet denken, dat ze laf zijn,’ sprak mijn vriend, ‘en met hun twintig zouden ze ook wel den gorodovoï te lijf zijn gegaan, als zij hun wapens maar hadden. Maar zij dragen niets dan hun scheeden, hun wapens zelve zijn bij de Joden (lombard?).’

Ik kon niet nalaten hartelijk te lachen.

Maar toch had ik eigenlijk niet moeten lachen, want - het spijt mij, dat ik deze regelen er mee moet besluiten - de bewoners van Tiflis zijn weinig ordelievend en geven zich veel aan dronkenschap over. Ik heb gezien, dat een kerel van vijf uur 's avonds tot den anderen ochtend vier uur zeven en twintig flesschen wijn, waaronder vijf flesschen champagne, verzwolg. Hij stond waggelend van de tafel op, maar was niet dronken, liet een paard zadelen, draafde twee uur rond, nam toen een bad en ging tegen twaalf uur kalm dejeuneeren. Op welk uur zou zoo iemand werken, en op welk uur werken al die anderen, mannen met goud en wapenen versierd, die zonder ophouden naar de flesch grijpen? Het land is de vruchtbaarheid zelve; in de handen van een Franschman zou het zeker een der graanschuren van Azië worden. Maar waartoe zou dat dienen? Zij houden er meer van onder den blauwen hemel en langs de snelvlietende wateren hun voortdurenden dorst te lesschen en - te slapen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken