Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Agnes Mayne.

De menschen hadden altijd gedacht, dat Jack Weston en Agnes Mayne een paar zouden worden, en dat hun huwelijk een bron zou zijn van ongestoord geluk. De wederzijdsche ouders waren steeds vrienden geweest, en wat was er natuurlijker dan dat hun kinderen dat ook zouden zijn?

Dat hun vriendschap zoolang bestaan had zonder dat er ooit sprake was geweest van een huwelijk, was niet de fout van Jack Weston. Eéns, één keer slechts had hij er Agnes Mayne over gesproken hem te trouwen.

‘Bij mijn ziel,’ had hij gezegd, ‘ge zijt mij dierbaarder

[pagina 181]
[p. 181]

dan eenige andere vrouw ter wereld. Als ik niet zoo dol verliefd op je ben als een ander in mijn geval zou wezen, komt dat, omdat wij altijd samen geweest zijn. Bij hen komt dat op als paddestoelen in één nacht, maar het luwt ook weer spoedig; maar onze genegenheid heeft wortels.

‘Ja, Jack,’ had zijn vriendin gezegd, terwijl zij hem met hare vriendelijke, ondoorgrondelijke oogen had aangestaard, ‘onze genegenheid heeft wortels Zij heeft de kalmte van de zekerheid, niet waar, mijn vriend?’

‘Ja, stellig, en ge zult me trouwen, Agnes?’

Hij nam haar slanke, witte hand in de zijne en kuste die met ongeveinsde hartelijkheid.

‘Neen, Jack,’ zei het meisje kalm, ‘ik wil je niet trouwen.’

‘Hoe, ge wilt niet! Maar het is immers de natuurlijkste zaak ter wereld. Iedereen verwacht dat van ons.’

‘Maar dat is niet genoeg. Het zal je mogelijk verwonderen, maar ik wil niet trouwen alleen uit vriendschap.’

‘Mettertijd zou die vriendschap

illustratie
h.m. koningin wilhelmina en haar gemaal.


toch kunnen toenemen, Agnes,’ sprekend nu met meer vuur, omdat hij zulk een antwoord niet verwacht had.

Agnes Mayne bloosde diep en die blos veranderde haar geheele gelaat. Toen keerde haar gewone kalmte terug.

‘Ik moet je ronduit bekennen,’ zei zij haastig, ‘dat ik ook in den beginne meer zou verlangen. Ik zal tevreden zijn met je vriendschap alleen, totdat ge mij kunt geven dat, wat ge zegt dat juist die lange vriendschap onmogelijk maakt.’

Zes maanden later ontmoette Jack Weston Sybil Grey en werd tot over de ooren verliefd op haar. Haar eenige deugd bestond hierin, dat ze er lief uitzag. Zij had zich met haar moeder (eene weduwe) onlangs in het plaatsje gevestigd en haar schoonheid en naïeveteit hadden weldra de hoofden der jongelui, die zij ontmoette, op hol gebracht. Maar toen eenmaal Jack Weston haar had getoond wat hij voor haar voelde, keek zij naar de anderen niet meer om, en toen hij haar na een kort tijdsverloop zijn liefde verklaarde, viel zij hem om den hals.

‘Ben je er wel zeker van, heel zeker?’ riep zij uit. ‘O, wat zou ik beginnen, als het later bleek een vergissing te zijn? Als je wist wat een dwaas kind ik was en je zoudt ophouden mij lief te hebben?’

‘Wat zoudt ge dan doen?’ vroeg hij, met haar spelende en zijn wang tegen de hare.

‘Ik zou sterven,’ sprak zij met zulk een overtuiging, dat het de triumfeerende minnaar in lachen deed uitbarsten.

Zij verborg haar gelaat aan zijn borst en hij voelde, dat zij beefde. Hij lichtte haar kopje op, haar oogen stonden vol tranen.

‘Vindt je mij wreed?’ sprak hij vol tederheid, ‘voel dan eens wat ge van mij gemaakt hebt!’

Hij legde haar hand op zijn hart. Het klopte hevig, zoodat zij er van schrikte.

‘Wat zegt ge er van, lieve? Geen vrouw heeft ooit te voren mijn hart zoo snel doen slaan. Ik dacht een oude vrijer te zullen worden, maar zoo is het beter.’

Een uur later trad hij in de kamer waar Agnes Mayne bij den haard zat, met een boek open op haar schoot, in diep gepeins. Aan zijn manier van binnentreden merkte zij, dat er iets gaande was; zij kende al zijn gemoedsstemmingen.

‘Wat is er, Jack?’ vroeg zij. En haar stem was kalm, hoewel er zoo plotseling een eind aan haar droomen werd gemaakt.

‘Zoo,’ sprak hij, ‘hebt ge al iets bizonders gemerkt? Gij vrouwen zijt toch vreemde wezens’

Hij wierp zich in een leunstoel en ging voorover zitten, den blik van haar afgewend.

‘Agnes,’ sprak hij, ‘herinner je je nog dat ik je verleden jaar ten huwelijk gevraagd heb?’

‘Ja, stellig.’

‘En dat ge me toen heel spoedig wegzondt.’

‘Ja, Jack.’

‘Ik weet nu eerst het verschil, en ik vraag je excuus, dat ik den moed had je ten huwelijk te vragen zonder te weten wat eigenlijk liefde was. En dan nog wel een vrouw als gij. Gij zijt een betere behandeling waard.’

‘Zoo, Jack.’

‘Gij hebt mij gezegd terug te komen als ik je meer zou kunnen aanbieden dan vriendschap. Wat was ik een dwaas! Maar ik weet nu beter, Agnes.

Ik mocht niet terugkomen vóór ik je liefde kon aanbieden. Het was een zachte manier om mij weg te zenden, want ge weet dat er tusschen een zuster en broer van die soort liefde nooit sprake kan zijn. Wat was je verstandig, Agnes! Maar,’ met een plotselinge toonverandering, ‘wat zijn je handen koud, lieve; ben je niet wel?’

‘Heel wel, Jack, let maar niet op mijn handen, maar zeg mij, wat je mij eigenlijk kwam vertellen.’

‘Slechts, dat ik nu weet wat liefde is. En zij bemint mij ook, Agnes, hoewel ik harer niet waardig ben. Je moet ze leeren kennen. Zij is een allerliefst kind. Ik had haar van je verteld en zij weet, wat ge voor mij geweest zijt. Haar eenige wensch is, dat gij haar uw vriendschap zult geven.’

‘Uw vrouw zal die stellig hebben, Jack.’

Het vuur was wat gedoofd, zoodat hij de pijnlijke uitdrukking niet zag, die haar gelaat aannam toen zij van ‘zijn vrouw’ sprak.

Toen zij Sybil Grey ontmoette, was haar eerste gewaarwording een gevoel van verbazing, vermengd met bitterheid, dat zulk een wuft schepsel zoo'n groote mate van hartstocht kon opwekken. Zij was evenwel te fijn besnaard en te edelmoedig om niet te bekennen, welk een bekoring er uitging van het meisje, dat haar verdrongen had. ‘Wat is zij mooi en hoe naïef,’ dacht zij; maar toch verwonderde zij er zich over, zooals zoo menige vrouw zich verwonderd heeft, hoe het voor een man mogelijk was zoo weinig rekenschap te houden met verstandelijke ontwikkeling. Sybil's liefde

[pagina 182]
[p. 182]

scheen evenwel de eenige ernstige zaak te zijn, waartoe zij in staat was.

En Agnes zelf scheen in Sybil's aanbidding voor Jack Weston te deelen. Zij zou zich kalm teruggetrokken hebben, als zij er toe in staat was geweest, maar het paar scheen niet buiten haar te kunnen. Was er al eens een oogenblik dat zij zich te veel en oud voelde, - als zij een weinig ter zijde zat en naar het jongere meisje keek, wier schoonheid een licht om zich heen scheen te verspreiden, waar zij zich ook bevond, dan was een oogenblik later door Sybil's toewijding dat minder aangename gevoel weer verdreven. Heel langzaam begon zij van Jack Weston's verloofde te houden, en als zij kalm en ernstig Sybil's liefkoozingen beantwoordde, begon zij haar lief te krijgen met de liefde eener moeder.

‘Zij zal je zoo noodig hebben, Agnes!’ was de uitroep van haren verloofde; ‘ze is nog maar een kind en zal je leiding niet kunnen missen.’

‘Maar ze heeft toch haar moeder en jou,’ had Agnes in den beginne geantwoord.

‘Niet in de beteekenis, die ik bedoel. Ik zou wenschen, dat gij haar vriendin waart en jou edelmoedigheid en kalmte op haar overbracht. Mijn lieveling is nog zoo jong, zij zal behoefte hebben aan de vriendschap van een vrouw, zooals gij.’

‘Ik hoor tot het nuttige soort,’ sprak Agnes op zulk een toon van bitterheid, dat Weston er door getroffen werd en haar smeekend aanzag.

‘Ik vraag je vergiffenis, Agnes,’ sprak hij op zachten toon. ‘Ik ben mijn heele leven zoo aan je goedheid gewend geweest, dat ik vrees, dat ik het steeds heb aangenomen als iets dat vanzelf sprak... Vergeef mij dus, als ik te veel van je verg.’

‘Er is hier niets te vergeven,’ sprak zij berouw voelend. ‘Ik wensch in alle opzichten een vriendin te zijn voor u en voor haar.’

Weston's gelaat klaarde als door tooverslag op. ‘Ik leefde een oogenblik in het land der droomen,’ sprak hij.

‘Dat moet ge niet doen, dat is niet verstandig.’

‘Maar, Jack... behandel Sybil niet te veel als een kind... laat zij niet altijd op iemand steunen. Dat is de manier om haar een kind te laten blijven.’

Spoedig na haar huwelijk met Jack Weston stierf Sybil's moeder, dus kon zij op hulp en steun van dien kant niet meer rekenen.

Het jonge paar had een allerliefst huis. Dat het zoo uitstekend en gemakkelijk ingericht was, was voor een groot deel te danken aan Agnes Mayne, die reeds jaren haars vaders huishoudeu bestuurd had, en dus langzamerhand in alle opzichten een bekwaam huishoudster geworden was. De menschen verbaasden er zich over dat zij zoolang haar dienstboden hield, en dat zij als een vriendin aan haar gehecht waren, juist in een tijd, dat iedereen over het dienstpersoneel klaagde.

Het ouderwetsche huis, waarin de Maynes geslacht op geslacht gewoond hadden, was prachtig onderhouden, evenals de uitgestrekte tuin, met zijn bijenkorven en rijken voorraad vruchten en bloemen.

Haar ondervinding stelde zij ten dienste van den bruidegom bij het meubileeren van zijn huis, en ook de jonge vrouw hielp zij, toen zij haar huishouden moest inrichten. Langzamerhand begon zij er een vreemd vermaak in te scheppen om goed te zijn voor deze twee, die eigenlijk haar leven vergald hadden. Zij was er volstrekt de vrouw niet naar om haar hart op haar lippen te dragen, en aan niemand gaf zij gelegenheid te zeggen dat zij om Jack Weston treurde. Inderdaad was haar gedrag bij het huwelijk, en haar genegenheid voor de jonge mevrouw Weston van dien aard, dat niemand er over zou denken, dat er tusschen Jack en haar ooit iets anders dan vriendschap bestaan had.

Toen zij Jack Weston's eerste kind (een jongen) in de armen hield, voelde zij, dat zij naar het kleine schepsel kon kijken zonder die smart te gevoelen, die zij vroeger onafscheidelijk van zulk een positie zou gedacht hebben.

Toen zij op het kind neerzag moest de vader, die stond toe te kijken, onwillekeurig denken aan de Madonna van Sassoferrato. Met het klimmen der jaren kregen Agnes' gelaatstrekken een nobeler uitdrukking.

‘Ben je nu gelukkig, Jack?’ sprak zij zacht, van het kind naar hem kijkend. ‘Nu hebt ge alles wat ge kunt verlangen.’

De man veegde zich met den zakdoek het voorhoofd af. ‘Ik kan nog niet van mijn nieuw bezit genieten. Ik ben nog te veel vervuld van hetgeen het mij gekost zou kunnen hebben.’

Het had ook inderdaad geschenen of het leven van de moeder de prijs zou moeten zijn voor dat van het kind.

Het gevaar, waarin Sybil verkeerd had, scheen haar dubbel dierbaar te maken voor haren echtgenoot. Twee jaar later, toen Max gevolgd werd door Dodo, kwam haar leven opnieuw in gevaar, en Agnes Mayne, die gedurende die uren met den echtgenoot waakte, was getuige van een foltering, die hartverscheurend was.

Dezen keer kwam Sybil maar langzaam weer tot hare krachten. De kinderen waren aardige schepseltjes, met het sterke gestel van den vader en veel van hun moeders schoonheid. Welgevormd, met een flinke kleur, waren zij beiden aardige kinderen en wel in staat om een moeders hart met trots te vervullen. Alle lichte kinderziekten kwamen zij gemakkelijk door, en gedurende hun eerste jaren gaven zij nauwelijks één oogenblik reden tot ongerustheid.

De vader was trotsch op hen; hij kon uren met hen spelen en hen bezighouden; zelfs toen zij nog zeer klein waren, en als niemand ze zoet kon houden, was hij er toe in staat.

Sybil's weinige belangstelling in de kinderen merkte hij in den beginne niet op. Hij vond het ook een te onwaarschijnlijk iets, om dadelijk te gelooven. Zijn bezoeken aan de kinderkamer bracht hij doorgaans alleen, of als Sybil hem vergezelde, ging zij op een stoel bij het vuur zitten, en als hij gereed was om naar beneden te gaan, ging zij met hem mee, zonder nauwelijks naar de kinderen om te kijken.

Maar toen Max zes maanden oud was, kwam de vader op zekeren middag op de kinderkamer en vond Agnes geknield bij de wieg, met het kind pratend. Hij keek haar vol bewondering aan. Het kindermeisje had van hare tegenwoordigheid gebruik gemaakt om iets buiten de kinderkamer te verrichten; hij ging dus aan den anderen kant van de wieg zitten en over het kleine rose gezichtje keek hij Agnes aan.

‘Weet je wel, Agnes,’ sprak hij, ‘dat de kleine jongen schreeuwt als hij zijn moeder ziet, en nu gij bij hem zit, is hij zoo opgeruimd als ooit. Vreemd, vindt ge niet?’

‘Sybil is zelf nog maar een kind,’ sprak zij verontschul digend.

‘Zij geeft niet om hem, Agnes. Hebt ge dat niet opgemerkt? Zij is afgetrokken en rusteloos als zij met mij hier komt. Hoe zou dat komen? Gij, als vrouw, begrijpt het misschien beter.’

‘Ik denk,’ sprak Agnes, ‘dat het komt, dat zij zooveel om hem geleden heeft. Ik kan mij dat zoo best begrijpen, maar mettertijd zal zij het wel vergeten.’

‘Ja, de arme lieveling,’ sprak de echtgenoot eenigszins verlicht. ‘Maar wat er de reden ook van is, ik heb er mij dikwijls over verwonderd. Als ik thans den kleinen vent zie, kan ik mij niet begrijpen hoe zijn moeder hem weerstaan kan.’

‘Het zal alles mettertijd terechtkomen,’ zei Agnes, hoewel zij zelve aan de waarheid van die woorden twijfelde.

Maar hoewel de tijd verstreek, scheen Sybil niet meer van het kind te gaan houden. Numero twee werd geboren, en nadat zij een weinig hersteld was ging de moeder voor verandering uit de stad; zij maakte een reisje op het vaste-

[pagina 183]
[p. 183]

land, kwam gezond terug, maar hare belangstelling in de kinderen was niet grooter geworden.

Hoewel de twee menschen, die het meest van haar hielden, deze onverschilligheid vreemd vonden, dachten zij er toch niet over om het haar kwalijk te nemen. Misschien ook had Jack Weston in de vijf jaren van zijn huwelijk ondervonden, dat het van niet veel nut was om boos te zijn op Sybil.

Wat Agnes betrof, zij beschouwde Sybil nog als een groot kind, slechts weinig ouder dan Max en Dodo, als een schepseltje met wie men medelijden moet hebben en dat vertroeteld moet worden, zooals een moeder een zwak kind doet. De gedachte, wat er zou gebeuren als Sybil zich niet verder ontwikkelde, zette zij ver van zich; en ronduit gezegd, zag zij geen enkel teeken van meerdere ontwikkeling. Zij was nog een lief, aardig kind; maar wat moest er gebeuren, als de jaren verliepen, en men haar onmogelijk meer als een kind kon beschouwen?

Jack Weston had er geen flauw idee van, dat zijn huishouden een chaos zou zijn, als het niet in stilte bestuurd werd door die kalme hand, die regeerde, zonder dat men het merkte, en die steeds schikte en plooide, zoodat alles zijn gewonen gang ging.

Hij hield nog evenveel van zijn vrouw als vroeger. Eens, toen hij haar de weinige liefde voor haar kinderen verweten had, had zij zich aan zijn borst genesteld met dezelfde onstuimigheid, die zij altijd in haar liefde voor hem betoond had.

‘Maar zie je het dan niet?’ riep zij uit. ‘Ik heb niets meer over om te geven! Gij kreegt vroeger alles, iederen ademtocht van mijn leven, iederen slag van mijn hart, vóór wij nog aan hen dachten. Ik kan het jou nu toch niet ontnemen, om het hen te geven, is het wel?’

En dan verweet zij hem dat hij zijn liefde zoo gemakkelijk kon verdeelen. Wat was een man toch een vreemd schepsel! Eerst had hij haar verteld over de ooren toe verliefd op haar te zijn, zij zou altijd de eerste blijven, en nu?

Toen Max vijf en Dodo drie jaar was, was het een bizonder warme zomer. De kinderen hadden een nieuw meisje, uit de plaats zelve. Sybil had haar in dienst genomen gedurende de tijdelijke afwezigheid harer vriendin, en toen Agnes terugkeerde, was het te laat om het meisje weg te zenden, hoewel zij volstrekt niet met haar was ingenomen.

Jack Weston dacht er over zijn huishouden op te breken en naar het zeestrand te gaan, om de hitte van het plaatsje een weinig te ontloopen.

Op zekeren ochtend ontmoette hij zijn huisdokter en deelde dien zijn plan mee. Er lag een bezorgde trek op het jonge, knappe gelaat van den dokter.

‘Ik vind het een uitstekend idee,’ sprak hij. ‘Er zijn hier veel zieken, en er zullen er nog meer bij komen, als wij dit weer lang houden. In een achterbuurt aan den rivieroever zijn pokken uitgebroken. Ik weet natuurlijk niet, hoever zij zich zullen uitbreiden, en hoevelen er als slachtoffers zullen vallen.’

‘Ik ben erg blij, dat ge mij dat zegt. Sybil is erg bang voor ziekte en vooral voor pokken; zoodra we dus kunnen moesten we maar vertrekken.’

‘Dat zou ik doen,’ sprak de dokter, terwijl hij zich voortspoedde.

‘Een goede kerel toch, die Neville,’ dacht Weston terwijl hij voortliep, ‘maar voor een dokter neemt hij de zaken wel wat ernstig op. Ik zal morgen er op uitgaan, en zien ze aan het strand te krijgen; vóór het einde der week kunnen ze dan nog weg zijn.’

Toen hij den volgenden dag de stad achter zich had, zag hij dat de dampen er boven dreven. Het was onverdraaglijk heet. Hij dacht met een gevoel van medelijden aan zijn vrouw en kinderen.

‘Zij kunnen dit niet langer uithouden,’ mompelde hij bij zichzelf; ‘zij zullen als bloemen verwelken. Overmorgen op zijn laatst moet ik zien, dat ik ze weg krijg. En Agnes - ook haar moet ik zien over te halen mee te gaan. Zij is niet zoo sterk als zij wel zegt.’

Nog dienzelfden middag, toen Agnes juist haar hoed opzette om naar de Westons te gaan, kwam Sybil woest naar binnen snellen.

‘Ik heb den heelen weg langs hard geloopen,’ hijgde zij. ‘Gij moet niet gaan. De kinderen hebben de pokken. Zij waren niet erg goed en ik zond om Dr. Neville. Dat nare kindermeisje heeft ze stellig meegenomen in die ellendige huisjes bij de rivier, waar pokken zijn. Hoewel zij het ontkent, zie ik toch aan haar gezicht, dat zij liegt.’

Agnes vatte haar bij de hand en duwde haar in een leuningstoel.

‘Zeg nu niets meer, voor je een glas wijn gedronken hebt,’ sprak zij.

En nadat Sybil het glas goeden port geledigd had, sprak Agnes: ‘Vertel mij nu, wat er gebeurd is, en wie er bij hen is?’

‘Het kindermeisje. Dokter Neville zei, dat hij een verpleegster zou zenden, zoo spoedig hij er een kon krijgen; maar er zijn heel veel zieken, en hij moest er om eene naar Londen telegrafeeren.

Hij kwam laat, ze waren den geheelen dag al ziek, en ik dacht er niet aan om jou te zenden. Ach, die kleine arme Dodo - ik kan Dodo's gezichtje niet vergeten!’

Zij barstte in tranen uit.

‘Ja, huil maar, het zal je goeddoen,’ sprak Agnes. ‘Ik zal in een oogenblik klaar zijn om met je mee te gaan. Wij zullen ons best doen voor de lieve kleinen, en God helpe ons. 't Is gelukkig, dat we zoo'n knappen man als Neville tot dokter hebben.’

‘Maar gij zult er niet heengaan, Agnes!’ riep Sybil, haar aanstarende. ‘Weet je dan niet, dat het pokken zijn? Er zal immers een verpleegster komen, en dokter Neville komt ook van avond nog. Men zal behoefte hebben aan u, noch aan mij.’

‘Wat,’ sprak Agnes, met schrik achteruitdeinzend, ‘ben je weggeloopen, en ben je van plan niet terug te gaan?’

Een nieuwe tranenvloed was het eenige antwoord.

Na een poosje ging zij evenwel voort: ‘Kijk me toch niet zoo aan. Als het maar iets anders was dan pokken. Maar ik zou ze stellig krijgen, omdat ik er zoo vreeselijk bang voor ben! Ik zou mijn schoonheid verliezen, en Jack zou niet langer om mij geven, of ik zou sterven, en ik ben alles voor hem.’

Zij schoof op haar stoel heen en weer, en haar rede werd door snikken afgebroken.

‘Hoe kan je in een oogenblik als dit aan je schoonheid denken?’ sprak Agnes, haar boos aanziend.

‘Waarom zou ik niet? Als ik mijn schoonheid niet meer had, dan zou Jack niets meer om mij geven. Ik ben niet zooals jij, Agnes, ik heb alleen maar mijn arm gezicht.’

Toch was er in haar woorden iets, dat Agnes trof, en haar toorn scheen te verminderen.

‘Ach, je bent eigenlijk zelf nog een kind,’ sprak zij. ‘Ik ga natuurlijk heen, maar gij kunt hier blijven. Ik zal den dienstboden zeggen, dat alles zijn gang moet gaan alsof ik er nog was, en ik zal je bericht zenden, hoe de zaken staan.’

Nauwelijks naar Sybil's tegenwerpingen luisterend, verliet zij haastig het huis. Toen zij aan het besmette huis kwam, bemerkte zij, dat het, zooals zij verwacht had, bijna geheel verlaten was. Alleen de keukenmeid, die haar weenend de deur opende, was gebleven.

‘Ik kon het niet over mijn hart krijgen om heen te gaan,’ snikte zij. ‘Mevrouw was altijd zoo goed voor mij. Ik zei den anderen dat het schande was weg te loopen, maar zij wilden niet blijven. Mijn hart breekt er bij, als ik die arme schapen zoo hoor huilen en om water roepen, maar ik durf het ze niet te geven, vóór de dokter weer geweest is.’

[pagina 184]
[p. 184]

‘Daar deedt ge goed aan, Polly. Ik ga nu naar boven, maar ge moet niet bij mij komen. Gij moet het toezicht in de keuken houden, en als ik wat noodig heb, zal ik het je van het portaal toeroepen, dan kunt ge het boven brengen en hier neerzetten. Gij moet maken dat ge gezond blijft, want het is veel waard, nu iemand te hebben, die men vertrouwen kan als gij, om het huishouden beneden te besturen.’

Agnes haastte zich naar de kinderkamer, waar de beide aardige blondkopjes op hun kamertje lagen, met droge, brandende lipjes om water roepende.

‘Drinken, drinken!’ schreeuwde Dodo, die nog maar een kleine kleuter was, en deze kreet drong als een zwaard in Agnes Mayne's hart.

Toen de dokter kwam, was hij verheugd te zien, dat zij bij de kinderen waakte.

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken