Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit de wolken.

I.

‘Mijn lieve Marie!’

‘Kom nog ééns, laat ik je nog éénmaal zien en spreken, en dan afscheidnemen voor altijd! Althans, zoo wil je vader het, die mijn aanzoek afgewezen heeft, zoo willen de omstandigheden het, zoo moet ook gij het willen, en ik met u, daar wij door alles er toe gedwongen worden. Maar ik moet je nog een laatste maal zien. Al zijn wij het ook eens, dat er geen uitweg voor ons is, - dan wil ik toch niet, dat wij zonder afscheid van elkaar gaan. Ik verwacht je van avond tegen zes uur bij het museum in den dierentuin, waar wij zoo dikwijls plannen voor de toekomst gemaakt hebben, en smeek je, te komen.

Je zoo innig liefhebbende

George.’

 

Het dienstmeisje, door fooien van den jongen man reeds lang gewillig gemaakt, had haar het briefje in het geheim ter hand gesteld, en nadat zij het, alleen op haar eigen kamertje, met kloppend hart gelezen had, begon er voor haar een ware tweestrijd.

Gaf zij aan zijn verzoek gehoor, dan verzette zij zich tegen den wil harer ouders, die volkomen vertrouwen in hun dochter stelden, daar zij George Payer niet meer zien mocht, nadat zij, door de omstandigheden er toe gedwongen, van hem had moeten afzien. Ontzegde zij evenwel den geliefden man een laatst vaarwel, dan deed zij hem nog meer verdriet, dan zij nu reeds gedaan had.

Zij stak den brief, dien zij niet de kracht had te verscheuren, in haren zak, en zat met de handen in den schoot, een blik op den grond gericht, bleek door vrees, zenuwachtig over alle leden te beven.

Zij had, daar haar familie ging verhuizen, veel te doen gehad, maar daar dacht zij niet aan. In haar woedde een hevige tweestrijd, zoodat zij wel in snikken zou kunnen uitbarsten. De liefde tot haar ouders eenerzijds, het verlangen naar een laatst samenzijn met den geliefde aan den anderen kant. En zonder dat zij er zich zelve van bewust was, vulden hare donkere oogen zich met groote tranen. De deur ging open, haar moeder trad binnen, een teere, bleeke vrouw, met lief gelaat. Zij kwam zien, of zij met pakken vorderde, en in plaats hiervan, zag zij haar dochter in groote verslagenheid vóór zich zitten. Zij werd er innig door geroerd.

‘Kind!’ De zachte stem der moeder klonk bezorgd en lang niet vast, maar toch deed zij alsof zij het verdriet van haar lieveling niet bemerkte. Ook de hartelijke woorden uit den mond der moeder zouden de wonde niet kunnen genezen, dat moest de tijd doen. Het was dus het beste de zaak niet meer aan te roeren, nadat drie dagen geleden de beslissing had plaats gehad, en het onverbiddelijke ‘neen’ op het aanzoek van den heer Payer was uitgesproken. Alles, wat zij als moeder doen kon, was, haar kind het vergeten gemakkelijk te maken. Daarom gaf zij zich ook moeite, een zooveel mogelijk opgewekten toon aan te slaan, toen zij vroeg of zij Marie bij het pakken ook behulpzaam zijn kon. Het jonge meisje droogde stil de oogen af, knikte van neen, en maakte zich gereed een stapel boeken, die op den grond lagen, in een koffer te schikken.

Mevrouw Hoogstad sloeg haar een poosje zwijgend gade, en onderdrukte den zwaren zucht, die in haar borst opwelde.

‘Doet het je verdriet, deze oude woning te verlaten, mijn kind?’ vroeg zij. En toen de dochter werktuiglijk knikte, voegde zij erbij: ‘Mij ook wel, want wij hebben nu vijf jaar hier gewoond, - maar in T. zal het ook wel aardig zijn - wij krijgen er een lief huis en een kleinen tuin. Daar heb je immers altijd naar verlangd, niet waar?’

Verlangd - ja. Maar wat beteekende voor het jonge meisje nu de vervulling van dien wensch?

Een snik, dien zij onderdrukken moest, belette haar moeder antwoord te geven.

‘En als het lente wordt,’ ging de oude dame voort, ‘wat zal het dan prettig zijn, dan zullen wij eerst recht genieten.’

Zij wachtte een poosje op antwoord, maar toen dat niet kwam ging zij met een zucht voort:

‘Maar nu staat de winter voor de deur. Wij moeten dus nog wat geduld hebben.’

Zij trad aan het venster, vooruit wetend dat zij niets anders zou zien, dan den vervelenden herfstregen, die sedert

[pagina 224]
[p. 224]

gisteren niet opgehouden had te vallen, en die ook waarschijnlijk voorloopig wel zou blijven vallen. Een oogenblik staarde zij naar het grauwe firmament, maar zij deed dit alleen met het doel, om ongemerkt in een houding te komen, die haar zou veroorloven, Marie in het gelaat te zien.

Door het hoofd half om te wenden, was dat gebeurd, en zij zag nu, dat er twee dikke tranen over Marie's wangen rolden.

En plotseling, door moederliefde gedreven, gaf zij het op, niet te spreken over datgene, wat het meisje zoozeer bedroefde.

Spoedig was zij bij haar, en drukte haar met innigheid aan de borst: ‘Kind, arm kind, wat kan ik toch voor je doen, om je troosten? Maar spreek dan toch, lieveling, stort je hart uit.’

Hare bevende handen streken teeder over het gelaat harer dochter.

Dit bewijs van deelneming trof Marie tot in het diepst harer ziel; en een tranenstroom was haar antwoord. Zij sloeg de armen om haar moeders hals, verborg het gelaat op haar schouder, en haar gansche lichaam trilde van het hevige snikken.

‘Het is te hard voor mij,’ kwam het

illustratie
sophy a. christensen.


hortend over haar lippen. ‘Het is te hard, was ik maar liever dood!’

Het was de moeder, als werd haar hart vaneengereten. ‘Kind,’ smeekte zij, met tranen in de oogen, en drukte het jonge meisje nog vaster tegen zich aan. ‘Mijn lief, arm kind, ik kan het toch niet helpen, en je vader ook niet. Gij weet zelf, dat ge zijn oogappel bent. Maar hij is niet in staat om je jaarlijks een toelage te geven; Payer is arm, vader heeft ook niets dan zijn pensioen als officier van gezondheid, en zijn gezondheid laat hem al jaren niet toe, particuliere praktijk waar te nemen, en met het traktement van Payer kunt ge onmogelijk toekomen. Wees nu verstandig, lief kind. Ge zijt nog jong, en zult nog wel gelukkig worden. En als je George werkelijk liefhebt, kan je niet willen, dat hij ten onder gaat en jou in den afgrond meetrekt.’

De kalmeerende woorden der beangstigde moeder drongen in Marie's hart. Zij drukte haar als van koorts gloeiend gelaat op haar moeders handen en kuste ze met brandende lippen. Toen hief zij het hoofd op. Een korte strijd, een zware ademtocht, een snel grijpen, een zacht ritselen van papier - en George's brief was in handen harer moeder.

De groote strijd was gestreden, het zware offer gebracht.

 

Vóór het museum wachtte Payer vol verlangen op Marie. Reeds lang vóór den afgesproken tijd had hij er zich heen begeven, liep rusteloos heen en weer en zijn blikken tuurden altijd weer in het avonddonker in de richting van waar Marie komen moest.

Verteerd van ongeduld, wachtte hij tevergeefs op de verschijning van de slanke meisjesgestalte. Zij kwam niet, en nooit, nooit zou hij haar weerzien. Toen het kwart over zessen geworden was en George in toornige vertwijfeling bijna het geduld verloor, dook er plotseling een dienstman voor hem op, en reikte hem een brief van Marie over.

Het was een afscheidsbriefje voor altijd.

 

‘Geliefde George,’ schreef zij. ‘Ik kan het niet over mij verkrijgen, je zonder bericht te laten wachten, en breng je hierbij mijn laatsten groet. Ik heb je veel te lief, om je voor altijd ongelukkig te maken, en dat zou gebeuren als ik van avond bij je gekomen was. Ik heb evenwel niet den moed, mijn lieve ouders, die op mij vertrouwen, te bedriegen, doof te blijven voor de smeekbede mijner moeder, of ongehoorzaam te zijn tegen den wensch en den wil van mijn goeden vader. Vergeef het mij dus, als ik je verzoek niet inwillig. Het mag niet gebeuren, en wij zullen elkaar nooit wederzien, of ik moest een vermogend meisje worden, en daarop bestaat geen hoop. Het ga je dus goed, George, en bewaar steeds een lieve herinnering aan

Je Marie.’

Hij zag de tranensporen op den brief - Marie's bloedend hart lag open voor hem.

Het was hem of werd plotseling zijn halsboord hem te nauw, zijn oogen brandden, zijn ziel was vol bitterheid, en met een zwaren zucht zette hij zijn tocht voort in den regen.

II.

De lange gang in het oude huis van twee verdiepingen in het oostelijk deel van Berlijn, dat meerendeels door arbeiders bewoond werd, zag er somber uit, slechts schaars verlicht door een walmende petroleumlamp met zwartgebrand glas, zoodat men er nauwelijks den weg kon vinden.

De avond was reeds tamelijk vergevorderd; buiten was het zwarte nacht, de herfstregen kletterde eentonig tegen de met dunne glasruiten voorziene vensters.

In het duister der gang van de bovenste verdieping viel plotseling een helle lichtstraal. Er werd een deur geopend om de etenslucht te laten wegtrekken, een oudachtige vrouw, met vuurroode wangen van de hitte van het vuur, trad op den drempel om in de gang wat frissche lucht in te ademen.

Spoedig daarop gebeurde hetzelfde bij de buurvrouw links en een jongere vrouw vertoonde zich in de deuropening. De beide buren wisselden een wederkeerigen groet en begonnen een praatje in afwachting van hun echtgenooten, die voor het avondeten thuis moesten komen.

Even waren zij in het gesprek verdiept, toen aan de deur bij buurvrouw rechts zich een vreemd geluid deed hooren. Allereerst werd er klaarblijkelijk een zware grendel weggeschoven, toen de sleutel tweemaal in het slot omgedraaid, een ouderwetsche ijzeren haak omlaaggedrukt en de deur op een kiertje geopend. Eindelijk viel de veiligheidsketting rammelend op de deur en de zoo goed tegen iederen overval gebarricadeerde trad naar buiten.

Een wonderlijke verschijning! Oud, met een gezicht dat op een uitgedroogden citroen geleek en grijs haar, dat slordig onder den rooden, wollen doek, die het hoofd bedekte, te voorschijn kwam. Het beenige lijf was in een oude, versleten reisdeken gewikkeld, van de smalle heupen viel een rok naar beneden, vervaardigd uit een stof, die waarschijnlijk eens bruin geweest was, en de voeten staken in erg gelapte, van dikke zolen voorziene schoenen.

In deze armzalige kleeding zag mejuffrouw Gabriëlle Graselli er uit, als een met lappen omhangen ledepop. Door ieder kind in de buurt gekend, als vogelverschrikster bespot en gesard, had zij toch iets over zich, dat haar van de proletariërs in het huis onderscheidde.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken