Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Lady Melusine.
(Vervolg van blz. 235.)

‘Dat doet mij pleizier,’ sprak zij, ‘want als de heeren niet menigmaal de partij opnamen voor die dames, welke niet altijd met de alledaagsche sleur meedoen, - hu, - wat zouden wij dan veel te lijden hebben van de lastertongen van onze lieve medezusters.’

Diepe stilte volgde op deze onvoorzichtige woorden en Lady Carlyle stond op.

‘Ik kan uwe inzichten niet veranderen,

illustratie
een diplomatieke conferentie. (Zie blz. 243.)


Lady Hereford, evenmin als gij mij tot de uwen bekeeren zult. Ik ben evenwel nog van de oude school,’ antwoordde zij gepiqueerd, ‘maar ik zou het toch beter voor een jonge, schoone vrouw vinden als zij wat minder waarde hechtte aan de galanterie der heeren; bovendien is hun oordeel maar kort geldig en houdt slechts zoolang stand als jeugd en schoonheid de vrouwen zijn toebedeeld.’

Melusine haalde tamelijk onverschillig de schouders op en Lady Carlyle verliet de ontbijtkamer.

‘De gustibus non est disputandum, over den smaak valt niet te twisten,’ merkte Sir Robert Mount-Severn op en hiermede liep het gesprek ten einde.

Nadat het ontbijt afgeloopen was noodigde de hertog het gezelschap uit met hem in zijn wapenkamer te gaan, opdat ieder voor zichzelf de wapens zou kunnen uitkiezen. Eenige heeren, de officieren wel te verstaan, hadden hun geweren meegebracht; van de overige gasten had bijna niemand zich ervan voorzien, daar men wist dat de hertog een grooten voorraad bezat.

De wapenkamer, zooals het vertrek genoemd werd, waar de hertog zijn geweren, oude, kostbare wapens van alle landen en soorten en zelfs een heele verzameling volledige wapenrustingen bewaarde, lag naast de bibliotheek in den zuidelijken vleugel van het slot en haar vensters boden, evenals die van de bibliotheek, een verrukkelijk uitzicht op de omgeving aan. Uitgestrekte groene grasvlakten, met overoude, schilderachtige boomgroepen beplant, doemden voor het gezicht op en in de verte lagen blauwe heuvelrijen, vruchtbare weiden en velden, en een breede stroom slingerde zich als een zilveren lint door het landschap, dat links en rechts begrensd werd door het donkergroene loof der wouden van Hastings-Castle.

Aan een dezer vensters stond Melusine en staarde peinzend naar buiten op de liefelijke omgeving, die door de morgenzon als met goud bestraald werd. Welke gedachten zich wel achter dat blanke voorhoofd zouden verbergen?

Binnen in de wapenkamer beproefden en kozen de heeren hun wapens; zij stond alleen in een der diepe vensternissen en kon haar gedachtengang den vrijen loop laten.

Daar trad de hertog uit de wapenkamer, en liet zijn oogen zoekend rondwaren. Hij hield in de hand een zeer sierlijk, licht en elegant geweer, een echt dameswapen.

‘Lady Hereford,’ sprak hij, op Melusine toetredend, ‘ik heb een wapen voor u uitgekozen. De constructie ervan is gemakkelijk en het geweer zeer handig. Ik hoop, dat gij het overmorgen bij de jacht gebruiken zult en u voor dien tijd wat zult oefenen.’

Melusine nam het geweer en bekeek het aandachtig. ‘Ik betwijfel niet of het goed is,’ sprak zij, ‘en zal mij met uwe toestemming oefenen, want ik vrees dat mijn vaardigheid in het schieten gedurende den langen tijd, dien ik werkeloos op Hereford-House doorbracht, er niet op vooruitgegaan is. Het wapen j is prachtig en het is zeer goed van u, dat u het mij leenen wilt, Mylord.’

‘Niet op dien toon, Melusine,’ verzocht hij; ‘zeg toch niet, dat ik goed voor je ben. Ge weet dat ik het liefst alles wat ik bezit met je gedeeld had. Zie toch dat lachende landschap,’ ging hij voort, op het heerlijke panorama vóór zich wijzend; ‘deze wouden en velden, die weiden, alles is mijn eigendom. Zoover het oog reikt, zoover de hemel blauw is, zoover het menschelijk oog maar zien kan, behoort alles mij toe, Melusine, en het kon ook jou toebehooren.’

Zij wendde het schoone hoofd van het landschap af en met haar blauwe oogen vol tranen zag zij hem aan.

‘Spreek daar niet meer van, Charley,’ fluisterde zij, ‘waarom mij er mee te kwellen? Het verleden is niet meer ongedaan te maken en verloren is verloren. Ik had hier niet heen moeten komen.’

‘Dat hebt je gisteren ook al eens gezegd; waarom deedt ge dat, Melusine?’

[pagina 242]
[p. 242]

‘Waarom? Ge zijt wreed daarnaar te vragen. Ik kwam om je te zien, maar ik heb me zelve meer kracht toegedacht dan ik bezit. Charley, ik heb jou en je liefde door eigen schuld verloren, wilt ge mijn berouw nu nog bitterder maken? Heb medelijden met mij en zwijg er over.’

De hertog stond lang zwijgend voor haar.

‘Neen,’ sprak hij eindelijk, ‘ik zal er je ook niet meer over spreken, het zou onrechtvaardig zijn tegenover je echtgenoot. Nog slechts ééne vraag: Zijt ge tamelijk gelukkig met hem, Melusine?’

Zij schudde het hoofd.

‘Hij is een edel mensch, maar ach, zoo'n oude - oude man,’ sprak zij, ‘en, het is onrechtvaardig van mij, maar ik kan niet nalaten telkens een vergelijking te maken tusschen zijn gestalte en de uwe. Maar laten wij er over zwijgen, het is toch niet meer te veranderen.’

Zij nam het geweer op en verliet de bibliotheek. Als zij het plan gehad had alleen te zijn, dan werd haar dit verijdeld, want reeds toen zij zich nog op de trap bevond, stormde een zwerm heeren achter haar aan, om haar mee te nemen naar de schietschijf om hun geweren te beproeven. Spoedig knalde lustig het eene schot na het andere door de lucht en Lady Melusine had - schijnbaar althans - haar treurigheid vergeten. Het was een ongegronde vrees van haar geweest toen zij meende, dat het langdurige gebrek aan oefening haar behendigheid in het schieten afbreuk zou doen, want met bewonderenswaardige zekerheid trof zij telkens het gekozen doel en de heeren vonden in de bekoorlijke jonge vrouw een goed afgerichte mededingster.

Het geweer van Sir Ralph was van dezelfde constructie en van gelijk kaliber als dat zijner vrouw, en hij ook was een uitstekend schutter.

Melusine was geheel in haar element; haar wangen gloeiden en haar lach klonk als zilver, toen zij met haar rose vingertjes schot op schot afvuurde. Niemand kon haar den doorwaakten nacht of zelfs maar het minste verdriet aanzien.

De hertog daarentegen was bizonder kalm en stil, ofschoon hij getrouw zijn plichten als gastheer waarnam.

‘Mylady is erg in haar humeur,’ sprak Frederik tot zijn vader, ‘ik vrees dat het eenzame leven op Hereford-House haar, na al die vreugde hier, dubbel zal tegenvallen.’

‘Ik vrees het ook,’ antwoordde Sir Ralph bekommerd, ‘en ik voorzie bovendien een massa nieuwe zorgen.’

‘Nu, laten wij het beste hopen, papa,’ sprak Frederik op hartelijken toon; ‘misschien heeft zij haar verlangen om te schitteren hier eenigermate bevredigd en schikt ze zich daarna beter naar uwe wenschen.’

Sir Ralph schudde het hoofd.

‘Het is niet het verlangen om te schitteren alleen, dat haar met ijzeren wil deed doorzetten de uitnoodiging van den hertog aan te nemen,’ zei hij halfluid voor zich heen, ‘dat is het niet alleen -’

‘Maar wat is het dan wel, papa?’ vroeg Frederik verwonderd.

Sir Ralph maakte een afwerende beweging en schudde het hoofd.

‘'t Is best mogelijk dat alles maar een dwaze veronderstelling is. Misschien ook zult ge het later ondervinden, Frederik, maar zoolang ik geen zekerheid heb, mag ik ze niet beschuldigen.’ En hij wendde zich weer tot de andere heeren.

Frederik's gelaat vertoonde intusschen de grootste verwondering. ‘Wat kan hij bedoelen,’ dacht hij, ‘en welke andere reden dan om met haar schoonheid te pronken kon zij hebben om hier te komen? Of zou zij mogelijk gehoopt hebben hier iemand aan te treffen, dien zij reeds van vroeger kende? Hm, ook niet onmogelijk. Arme papa! Zou hij werkelijk jaloersch zijn? Nu, de oogen dan maar wijd open gehouden!’

Na dit loffelijk besluit stak de eerlijke Frederik een sigaret aan en slenterde naar het park, om zich daar in een hangmat aan een dolce far niente over te geven. In ieder geval was het de liefelijke gestalte van Mary-Rose die hem, omgeven van luchtkasteelen, spoedig voor de oogen zweefde, terwijl het schoone beeld zijner stiefmoeder langzamerhand verbleekte en geheel op den achtergrond geraakte.

Op den avond, die de jachtpartij voorafging, zou er een prachtig tuinfeest plaats hebben en reeds vroeg in den morgen waren er decorateurs aangekomen, die het park met bonte lampions, bloemen- en vruchtguirlanden in Chineeschen stijl versieren zouden.

Het weer, dat bij buitenpartijen altijd de voornaamste factor is, beloofde schoon te zullen blijven en van heinde en ver waren gasten genoodigd, welke verrassing door de reeds aanwezigen op Hastings-Castle met vreugde begroet werd.

Melusine was vooral voor dit denkbeeld vuur en vlam, temeer daar de hertog haar verzocht had, hem de schikkingen en het programma voor den avond te helpen opmaken. Met stralenden blik vertelde zij dit aan Sir Ralph.

‘Het zal werkelijk een vorstelijk en daarbij zeer origineel feest zijn, en,’ voegde zij er op hare onvoorzichtige wijze bij, ‘wij hebben door het geheele park rustplaatsen laten maken met Oostersche stoffen voor de tentversiering. Wat is hier alles toch verrukkelijk, zelfs de eenvoudigste kamer is nog beter dan de schoonste op Hereford-House, waar men er alle dagen op bedacht moet zijn het dak op het hoofd te krijgen, brr, ik denk met afgrijzen er aan dat ik er moet terugkeeren.’

‘Er zal je toch niets anders overblijven, Melusine,’ sprak Sir Ralph, wien deze verachtelijke aanmerkingen op zijn armoede natuurlijk kwetsen moesten, ‘want ik denk erover Hastings-Castle heel spoedig na de jacht te verlaten.’

Melusine was buiten zichzelve en stampte in machtelooze woede met den voet op den grond.

‘Gij laat mij niet eens den tijd dezen droom tot het einde toe uit te droomen!’ riep zij heftig. ‘Gij weet bovendien dat wij een uitnoodiging hebben voor de geheele maand en het is afschuwelijk van je -’

‘Ik ben er aan gewoon geraakt, dat ge al mijn handelingen voor afschuwelijk uitmaakt,’ viel de baronet haar kalm in de rede. ‘Dezen keer ben ik evenwel vast besloten mijn zin door te zetter. Wij zijn nu al bijna drie weken de gasten van den hertog en kunnen het beleefdheidshalve niet langer zijn. Bovendien heb ik onzen gastheer en Lady Carlyle den dag van ons vertrek reeds meegedeeld.’

‘Maar de hertog heeft ons uitgenoodigd ons bezoek tot aan het einde der maand te verlengen en -’

‘En ik heb er voor bedankt. Wees nu eens verstandig, Melusine. Kort en goed, wij vertrekken twee dagen na de jacht.’

‘En ik zeg je, dat we zullen blijven!’ riep Melusine van woede bevend en het fijne weefsel van een batisten zakdoekje van elkaar scheurend, ‘ik - ik wil het!’

‘Ge hebt mijn vast besluit vernomen,’ antwoordde Sir Ralph, ‘en inmengingen uwerzijds kunnen aan de zaak niets veranderen; ik verlang en hoop dat ge u aan mijn schikking onderwerpen zult.’

‘Ik zal het niet doen,’ sprak Melusine boos. ‘Wanneer ge wilt, kunt ge alleen teruggaan, maar ik blijf hier!’

Maar nu verloor ook Sir Ralph zijn geduld.

‘Plaag mij niet onnoodig,’ sprak hij dreigend. ‘Gij zult met mij meegaan, ik beveel het, en ik hoop dat ge mij daarmee voor het vervolg begrepen hebt. Wat evenwel je uitvallen tegen Hereford-House en mijn armoede betreft, ik acht het beneden mij je daarop te antwoorden. Je hebt dat alles vooruit gekend en geweten toen ge mijn hand aannaamt en - mij bedroog. Stuif niet onnoodig op - ge hebt mij bedrogen met je zachtmoedigheid en onderworpenheid,

[pagina 243]
[p. 243]

want, als ik je ware karakter gekend had, als ik geweten had dat de blonde stralenkrans om je voorhoofd slechts een masker was om satansplannen te verbergen, dan waart ge nooit Lady Hereford geworden.’

‘Neen, maar wel hertogin van Hastings,’ kwam het heftig over Melusine's lippen; doch dadelijk had zij over haar woorden berouw, want een scharlakenrood overtoog haar schoon gelaat.

Sir Ralph's oogen vestigden zich lang uitvorschend op de verwarde trekken zijner vrouw, maar hij bleef volkomen kalm toen hij vervolgde: ‘Wel kan ik van deze zonderlinge mededeeling een nadere verklaring van je verlangen, maar ik weet toch, dat ge mij met een leugen zoudt antwoorden, zooals je altijd gelogen hebt. Ik zal nu aan de goede bron om opheldering vragen, die ik nu hebben moet, en daarvan zal het afhangen of wij nog heden vertrekken of eerst over twee dagen.’

En Sir Ralph verliet het vertrek, Melusine achterlatend in een onbeschrijfelijke mengeling van woede, wraakzucht, zelfverwijt en tranen.

De baronet begaf zich onmiddellijk naar den hertog; 't was hem vrij onverschillig wat hij hooren zou, maar 't was nu een eerezaak voor hem geworden de waarheid te weten. Hij trof den gelukkigen bezitter van Hastings-Castle in diens werkkamer aan, waar hij brieven over zaken en afrekeningen inzag. Sir Ralph vroeg of hij stoorde en de hertog ontkende dit door hem een stoel toe te schuiven.

‘Ik wil maar enkele dingen van u weten, Mylord,’ sprak de oude man, ‘en zal het zoo kort mogelijk maken. Ik zou gaarne antwoord van u hebben op eenige vragen; kendet gij mijn vrouw reeds toen zij nog Miss Holwell was?’

‘Stellig!’ antwoordde de hertog openhartig, ‘ik was dikwijls in de pastorie de gast van Sir Robert Carr-Holwell, en kende Lady Melusine reeds toen zij, om zoo te zeggen, nog in de kinderschoenen stak. Wist u dat niet, Sir Ralph?’

‘Neen,’ antwoordde de baronet met gelijke openhartigheid. ‘Melusine heeft mij daar nooit over gesproken. Maar een tweede vraag, Mylord: waarom vondt ge bij onze komst op Hastings-Castle een vormelijke voorstelling noodig, als ge mijn vrouw reeds kendet? Gij zult moeten toegeven dat deze handeling, na uwe verklaring van zooeven, mij vreemd toeschijnt.’

De hertog talmde niet lang met het antwoord, en zijn gast vrijmoedig in de oogen ziende, sprak hij:

‘Ik was boos op uwe echtgenoote, Sir Ralph, en wilde ze als een vreemde behandelen. Maar ik begrijp ook de meisjesachtige bedeesdheid, die Lady Melusine verhinderde u de ware toedracht der zaak te vertellen. Ik geef u evenwel gaarne een bewijs van vertrouwen door u mee te deelen wat ge weten wilt en waar ge ook toe gerechtigd zijt.

Nog vóór den dood mijns vaders was Melusine in het geheim met mij verloofd; ik beminde Melusine. Doch waarom daarvan te spreken, het is nogal natuurlijk. Onze verloving was, zooals ik reeds zei, in 't geheim, want mijn vader, die een andere verbintenis voor mij op het oog had, was er zeer tegen en weigerde absoluut zijn toestemming. De redenen hiervoor doen niets ter zake; de dood maakte aan zijn tegenstand voorgoed een einde.

Mijn vader stierf aan een beroerte en ik verzocht Melusine, eer ik kort daarop naar het vasteland vertrok, mij trouw te blijven, totdat ik na verloop van een jaar zou terugkeeren, want het scheen mij onbetamelijk toe aan verloving en huwelijk te denken, zoolang het rouwjaar duurde en de vlag op Hastings-Castle halfstok woei. Ik beloofde haar na een jaar terug te keeren en vertrok.

Het jaar was bijna om en ik maakte plannen voor de terugreis, toen ik het bericht ontving, dat een dierbaar bloedverwant, de broeder mijns vaders, kolonel Lord Carlyle, wiens regiment in Indië stond, zeer ziek was en mij in zijn lijden bij zich wenschte te hebben.

Dadelijk vertrok ik naar Indië, want ik hield veel van mijn oom, wiens lieveling en erfgenaam ik was, en trof hem weliswaar zeer zwak, maar toch nog levend aan. De dood stond hem evenwel op het voorhoofd geschreven en ik kon zijn bede om bij hem te blijven niet weerstaan. Het duurde evenwel maanden eer de strijd tusschen dood en leven volstreden was; het was werkelijk een moeilijke tijd, dien ik in Indië doorbracht.

Eindelijk drukte ik mijn oom de oogen toe, en toen ik weer in Engeland landde, waren er achttien maanden verloopen.

Niet vermoedende wat er in dien tusschentijd gebeurd was, en ook zonder dat ik thuis iemand gezien of gesproken had, ijlde ik naar Schotland en - vond de pastorie in andere handen. Sir Robert was dood, en omtrent Miss Holwell vernam ik, dat zij met u naar Hereford-House gegaan en sedert eenige dagen uw vrouw was.

Spaar mij het verhaal van wat ik bij die mededeeling ondervond. Melusine was mij trouweloos en een vreemde voor mij geworden. De tijd verliep; een jaar was verstreken en zonder mijn voorkennis (want ik laat haar altijd volkomen vrijheid in de keuze onzer gasten) noodigde mijn tante, Lady Carlyle, om hare vriendin mevrouw Bane pleizier te doen, u met uwe gemalin en Frederik uit en verraste mij met uw toezegging.

De oude bitterheid tegen Lady Melusine, die ik reeds lang overwonnen waande, kwam weer bij mij op en ik ontving haar als een vreemde. Eerst eenige dagen geleden verklaarde zij mij, dat zij door mijn lang uitblijven het vermoeden, ja zelfs de zekerheid verkregen had, dat ik haar had vergeten, en legde, daar zij zich voor vrij hield, haar hand in de uwe, Sir Ralph. Dat is de ware toedracht der zaak, ik heb niets verzwegen, maar ook niets aan het verhaal toegevoegd.

En dat Lady Hereford, uwe gemalin, voor mij op een afstand staat dien ik niet zal trachten te verkleinen, behoef ik u wel nauwelijks op mijn eerewoord te verzekeren.’

‘Dat is volstrekt niet noodig,’ antwoordde Sir Ralph, terwijl hij opstond. ‘Gij zijt een man van eer; maar hoe kan het bij een zoon van zulk een vader, mijn goeden, trouwen vriend, ook anders zijn? Melusine had er mij werkelijk wel over kunnen spreken; maar wie kent en begrijpt de beweegredenen der vrouwen? Ontvang mijn hartelijken dank voor uw openhartige, bereidwillige bekentenis, ge zijt mij daardoor nog liever geworden dan ge mij reeds waart.’

De heeren schudden elkaar krachtig de hand en Sir Ralph verliet den hertog.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken