Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.38 MB)

Scans (75.58 MB)

ebook (24.92 MB)

XML (2.38 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 3

(1901)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 281]
[p. 281]

Lady Melusine.
(Vervolg van blz. 275.)

Ware Melusine's geest niet zoo geheel vervuld geweest met de aangelegenheden van Mary-Rose, dan zou zij in haar eenzaamheid op Hereford-House, omgeven door nevel en storm, tot vertwijfeling zijn gebracht.

Huiverend keek zij inden witten, golvenden misten haastte zich haar gezellig plaatsje bij den brandenden haard in haar kleedkamer in te nemen. Het ontbijt had zij zich daar ook laten brengen, daar zij, zooals zij Chester en haar kamenier zeide, zien wilde of de arme ‘geesteskranke’ in haar gezelschap mogelijk wat wilde gebruiken.

Voorzichtig opende zij de deur van het kabinet en zag naar binnen. Mary-Rose

illustratie
een omgevallen woudreus. (Zie blz. 287.)


stond tegen het venster geleund, met bleek gelaat en omfloersde oogen. Het was zeer koud in het kleine vertrek en Mary-Rose beefde geweldig.

‘Gij kunt in mijn kamer komen, miss Trouvée,’ zei Mylady op bevelenden toon.

Mary-Rose verliet zwijgend het kabinet en trad in Mylady's vertrek. Zij liep dadelijk naar den haard en knielde erbij neder, terwijl zij hare kleine handen zoo dicht mogelijk bij de vlammen bracht.

Lady Melusine schonk eveneens zwijgend een kop thee in en legde rijkelijk eetwaren op een bord.

‘Ontbijt nu, Mary-Rose,’ sprak zij toen.

Het arme meisje stond op en nam haar kopje en bordje in ontvangst.

‘Ik dank u,’ sprak zij eenvoudig.

Langen tijd vernam men niets anders dan het ritselen der messen en vorken, en op Mary-Rose's lief gelaat keerde, na het gebruik van den warmen drank, de kleur terug.

Mylady was veel later dan haar vis-à-vis met haar dejeuner gereed, maar na afloop hiervan stond zij op en ging zich overtuigen of er zich geen luisteraars achter de deuren bevonden.

Toen zij hieromtrent zekerheid had, sprak zij tot Mary-Rose: ‘Luister nu goed toe, het is niet moeilijk te begrijpen. Hier in huis wist men gisteravond reeds dat gij krankzinnig zijt en dat ik je ten gevolge van een plotselingen aanval van waanzin in het kabinet heb opgesloten. Ik schreef dadelijk aan een mij bekenden krankzinnigendokter en verzocht hem je in zijn gesticht op te nemen, daar ik vreesde dat ge in een onherstelbare zwaarmoedigheid zoudt vervallen. Ge ziet dus, dat ik je de keuze laat dit laatste voor te wenden en kalm mee te gaan of als krankzinnige in een dwangbuis gestoken te worden.’

‘Houd op, Mylady,’ viel Mary-Rose haar in de rede, ‘ik moet aan deze gedachte eerst wennen, mij er kunnen indenken. Ik vraag van u geen barmhartigheid meer, want ik weet dat de grootste ellende uw steenen hart niet vermurwen kan.’

‘Het doet mij oprecht leed zoo te moeten handelen, Mary-Rose,’ antwoordde Melusine, ‘maar ik kan niet anders; ieder denkt het eerst aan zichzelve. Ik hoop ook, dat ge er de voorkeur aan geven zult voor een zwaarmoedige door te gaan. Dokter Norton zal mij telegrafeeren of hij je kan opnemen of niet; tot zoolang zult ge onder mijn speciaal toezicht blijven. Gij moet je maar geduldig in je lot schikken, want je bent volkomen in mijn macht. Bij het geringste leven wordt ge gebonden.’

Mary-Rose wendde zich huiverend af.

‘Mijn lot is hard, maar God zal mij in den grootsten nood troosten,’ sprak zij zacht. ‘Moge Hij, die over dood en leven richt, u vergeven, evenals ik als Christin het ook eens hoop te kunnen doen. Maar denk er aan, Mylady, God laat geen kwaad ongestraft, Hij zal zich dus ook over u wreken.’

Melusine keerde zich om en op haar gelaat stond tweestrijd te lezen, ten teeken dat de woorden van het meisje haar dieper getroffen hadden, dan zij wilde bekennen.

‘Blijf in de warme kamer,’ miss Trouvée, sprak zij met onvaste stem, toen Mary-Rose in haar kabinet wilde teruggaan. ‘Gij zult niet kunnen zeggen dat ik je mishandeld heb. Ge kunt hier doen wat ge wilt, 't is mij om het even.’

Mary-Rose verzocht om haar bloemendoos. Zij verstond de kunst van bloemen maken zoo uitstekend, dat allen, die ze gezien hadden, er over verrukt waren. In het geheim

[pagina 282]
[p. 282]

had zij tot nu toe voor een Londensche zaak gewerkt en de bestellingen waren haar door een derde persoon geworden. De koopman had de bloemen goed betaald en ze waren een gezocht artikel geworden. Mary-Rose verfde de stof, waaruit de bloemen gemaakt werden, zelf en zoo natuurgetrouw, dat haar werk in den waren zin des woords met de natuur kon wedijveren.

Het was een bizonder sombere dag, treurig wat het weer betrof en ook wat de stemming aanging, een dag waarvan de uren als 't ware omkropen.

Lady Melusine probeerde allerlei dingen te doen, maar slaagde met niets, daar het wachten op het telegram van Dr. Norton haar voor alles ongeschikt maakte.

Mary-Rose maakte intusschen met haar handige vingers bladen en bloemen, en als door tooverslag ontstonden de kinderen der natuur en schenen het donkere vertrek met heerlijke geuren te vervullen.

Toen het reeds laat op den avond geworden was, had Mary-Rose haar bloemen tot een vollen, mooien krans gewonden, een krans zoo kunstig samengesteld, dat hij waardig zou geweest zijn het vertrek eener koningin te sieren.

‘Mylady,’ sprak Mary-Rose, ‘ik zal den krans op deze tafel leggen; geef u bevel dat men hem op Sir Ralph's graf legt. Verder heb ik u niets te vragen, zelfs niet of ge Sir Frederik mijn laatsten groet wilt overbrengen, want dat zoudt ge toch niet doen.’

Melusine vond het het verstandigst te houden of zij die laatste opmerking niet verstaan had.

‘Geef mij den krans,’ sprak zij, ‘dan zal ik zelf aan je verlangen voldoen.’

‘Neen, Mylady, dat zou zijn den spot drijven met alle heilige gevoelens, wanneer uw handen den krans op Sir Ralph's graf zouden leggen. De handen, die het doen, moeten rein van schuld zijn.’

Melusine wendde zich om, een woeste smart teekende zich op haar trekken af.

‘Je hebt gelijk, Mary-Rose,’ sprak zij op bitteren toon. ‘Susanna, mijn kamermeisje, zal den krans naar het graf brengen.’

VI.

Den volgenden dag ontving Lady Melusine een brief van Frederik met het postmerk Londen.

‘Mylady,’ schreef hij.
‘Het doet mij genoegen u te kunnen melden, dat ik in alle opzichten goed geslaagd ben. Zoover ik kan nagaan zal het u wel niet bizonder interesseeren, maar niettegenstaande dat, wil ik u toch het een en ander meedeelen. In de eerste plaats is het mij gelukt mijn patent als officier te verkoopen en op denzelfden dag vond ik een uitstekend onderkomen voor Mary-Rose op Allwil Hall bij Lady Clarissa Dane, die mij beloofd heeft haar als haar eigen kind te behandelen. Zij zocht juist een gezelschapsdame voor de reis en vond het prettig dat ik haar Mary-Rose aanbeval. In de derde plaats is het mij gelukt onder gunstige voorwaarden een zekere som gelds te leenen, waarmee ik denk Hereford-House weer in zijn ouden toestand terug te brengen. Als het lot mij gunstig is, dan kan ik de som in vijf of zes jaar afbetaald hebben en vrij man zijn. Binnen vier dagen denk ik naar Hereford-House terug te keeren om met het werk een aanvong te maken. Groet Mary-Rose voor mij en ontvang voor u de complimenten van den hertog van Hastings, die hij mij opdroeg, toen ik hem gisteren in Hyde-Park ontmoette.
Frederik.’

‘Werkelijk een brief om in een museum achter glas te laten zetten,’ sprak Melusine verachtelijk, terwijl zij hem in het vuur wierp. Ik zou wel eens willen weten of hij ooit leeren zal beleefd tegen mij te zijn en een brief te schrijven als een gentleman. Ik geloof niet, dat hem dat ooit gelukken zal.’

Frederik zou, als hij zijn schoone stiefmoeder had kunnen hooren, haar zeker zeer voor haar oordeel verplicht geweest zijn, maar haar stellig met gelijke munt betaald hebben.

‘De Herefords zijn geen van allen op hun mondje gevallen en zijn nog nooit een antwoord schuldig gebleven,’ placht hij altijd lachend te zeggen.

Melusine's gedachten bleven heden evenwel niet lang bij Frederik vertoeven. Dr. Norton moest heden telegrafeeren en zij dorst er nauwelijks aan te denken, wat zij beginnen moest, als hij haar verzoek eens niet inwilligde.

Eindelijk in den namiddag kwam het telegram. Het luidde:

 

‘Gaarne bereid de zieke op te nemen. Zend haar als zij kalm is met een vertrouwden man tot X., waar mijn oppassers ze in ontvangst zullen nemen.

Dr. W. Norton.’

Zonder aarzelen maakte Melusine een begin met de uitvoering van haar plan. Zij deelde Mary-Rose mee dat zij den volgenden morgen vroeg, door Chester begeleid, naar de inrichting van Dr. Norton vertrekken zou. Den naam van de stad mee te deelen achtte Lady Hereford overbodig. Er schoot nu alleen nog maar over Chester haar bevelen te geven, en op haar bellen was hij onmiddellijk in haar nabijheid.

‘Gij moet miss Mary-Rose naar X. brengen, Chester,’ sprak zij, ‘en haar daar aan de oppassers overgeven, die Dr. Norton zenden zal. Onderweg moogt ge geen woord met de jonge dame spreken, geen woord, verstaat ge me wel? Dr. Norton telegrafeert, dat slechts door stilzwijgen de reis tot een goed einde te brengen is. Kent gij den weg naar X.?’

‘Op mijn duimpje, Mylady,’ antwoordde Chester; ‘per rijtuig gaan we in ongeveer twee uren naar H. en van daar per spoor tot X.’

‘Goed, ge kent dus mijn bevelen. En vergeet de hoofdzaak niet, dat miss Mary-Rose onder geen voorwendsel met je in gesprek mag komen. Wil zij het tòch doen, dan laat ge haar maar praten.’

Chester boog, ten teeken dat hij het begrepen had.

‘Neem mij niet kwalijk, Mylady,’ sprak hij, ‘Sir Frederik zal uw handelingen toch wel goedkeuren?’

‘Dat is mijn zaak, Chester,’ antwoordde Melusine; ‘me dunkt, ik ben de meesteres hier en gij de knecht.’

‘Heel goed, Mylady. Intusschen, als Sir Frederik -’

‘Zwijg toch, Chester,’ beval Melusine. ‘Ik vind, dat ge onbeschaamd wordt, en voel lust je uit mijn dienst te ontslaan.’

Chester boog nogmaals.

‘Ik zal mij bij Sir Frederik op uw bevelen beroepen, Mylady.’

Chester kende zijn plichten. Het heerschzuchtig optreden van Lady Hereford krenkte hem zeer, want hij was gewoon dat men hem beleefd behandelde, hij, die in dienst der Herefords grijs was geworden. Het lag in het trotsche karakter van Melusine, hare ondergeschikten uit de hoogte te behandelen, en zulke meesteressen worden door de dienstboden niet bemind, zoodat Melusine meer haat dan liefde van haar dienstpersoneel ondervond. Van het oogenblik af dat zij als miss Holwell Hereford-House betreden had, waren de dienstboden, niettegenstaande hare schoonheid, tegen haar ingenomen, en dit gevoel was na verloop van tijd niet veranderd. Chester zelf had lust gevoeld na Sir Ralph's dood tegen de bevelen van Mylady in opstand te komen, maar hij overlegde de dingen altijd driemaal vóór hij ze ten uitvoer bracht, en het resultaat was, dat het beter was Mylady's bevelen op te volgen, totdat Sir Frederik zou zijn teruggekeerd.

‘Ik heb Sir Ralph al gekend toen hij nog master Here-

[pagina 283]
[p. 283]

ford en ik master Chester was,’ placht de oude dienaar aan zijn vertrouwde kennissen te vertellen; ‘ik heb met hem gespeeld toen wij nog kinderen waren, en ik trad in zijn dienst toen hij als gardeluitenant in dienst trad bij Hare Majesteit. Hij haalde toen vele domme streken uit, meer dan misschien goed was, maar deze alle bij elkaar wegen niet op tegen zijn dwaze huwelijk met miss Holwell. Nu, hij heeft mij ook niet om raad gevraagd, maar als hij het gedaan had, dan had ik ronduit mijn meening er over gezegd.’

Hoewel dit laatste niet noodig was geweest, stond Sir Ralph aan Chester veel vrijheid toe en zag bij den ouden, beproefden dienaar veel door de vingers. Frederik beschouwde hem als deel uitmakende van den inventaris van Hereford-House, en amuseerde zich over de commentaren, die Chester aan zijn handelingen en woorden toevoegde.

De laatste ging, nadat hij de aanwijzingen van Lady Melusine ontvangen had, naar het dorp om schikkingen voor de reis met Mary-Rose te treffen.

‘Hm,’ mompelde hij, ‘Mylady heeft verschrikkelijke haast met het vertrek. Een schriftelijk bevel van den kapitein - ik wil zeggen Sir Frederik - heb ik niet gezien. Nu, dan moet zij ook maar alleen de verantwoording dragen.’

Den volgenden morgen heel vroeg, opdat het zou kunnen gebeuren zonder opzien te verwekken, verliet Mary-Rose, door Chester vergezeld, in een gesloten rijtuig Hereford-House. Haar lief gelaat zag bleek, maar zij had het onder een zwarten, dikken sluier verborgen, opdat de bedienden de tranen niet zouden zien, die haar bij het verlaten van het lieve oude huis, trots alle onaangenaamheden, die er waren voorgevallen, over de wangen liepen.

Chester zat tegenover haar en sloeg haar opmerkzaam gade, en hoe meer hij dit deed, hoe erger hij het hoofd schudde.

Over den gladden straatweg rolde het rijtuig voort; langzaam loste de nevel zich op, en een matte zonnestraal brak door de grauwe wolken heen en viel op de stervende aarde.

Tot nog toe had Chester Mylady's bevel trouw opgevolgd en geen woord gewisseld met Mary-Rose, die natuurlijk dezelfde opdracht ontvangen had.

Na ongeveer een uur rijdens kwamen zij aan een kleine plaats met een groote kerk en een groot café, dat aan straat lag. Hier liet Chester stilhouden.

‘Wenscht u soms wat te gebruiken, miss?’ vroeg hij, getrouw aan zijn instructies.

‘Ach ja,’ antwoordde Mary-Rose, ‘het is erg koud, en ik zou u voor een kop warme thee zeer dankbaar zijn, Chester!’

De oude dienaar geleidde het meisje in de groote, leege gelagkamer, en ging het ontbijt bestellen. Onderweg schudde hij evenwel weer zijn grijs hoofd, terwijl hij over de handelingen van Mary-Rose nadacht. ‘Zij kwam hem namelijk volstrekt niet ‘gek’ voor, want minstens had hij verwacht dat zij op zijn vraag of zij wat wilde gebruiken, geantwoord zou hebben, dat zij liever ballet wilde dansen. Nu zij dit niet gedaan had, kwam de oude dienaar tot het besluit, dat zij niet zoo gek moest zijn, als Mylady wel gezegd had.

Mary-Rose, die zonder ontbijt van Hereford-House vertrokken was, en wier jonge natuur, trots haar groot verdriet, haar rechten verlangde, verkwikte zich aan het krachtige maal, dat Chester haar had laten voorzetten, en besteeg daarna met hem weder het rijtuig. Dat hij bij haar zou zitten had Melusine hem het laatste oogenblik nog gezegd en dus nam hij, zooals voorheen, weer tegenover Mary-Rose op het achteruit-bankje in den landauer plaats.

Langs een mooien gladden landweg rolde het rijtuig voort, tusschen kale velden en met dauw beparelde weiden, die in de morgenzon als diamanten schitterden. De dag beloofde mooi te zullen worden als wellicht de nevel nog niet de overhand zou krijgen, want de herfst is in Engeland een zeer onzeker jaargetijde.

Mary-Rose staarde peinzend in het liefelijke, met herfsttinten gekleurde landschap, en meer dan ooit gevoelde zij, dat ook zij, trots haar jeugd, zich reeds in den herfst van het leven bevond, daar de schoonste tijd van haar bestaan achter de sombere muren van een krankzinnigengesticht begraven zou worden en met haar de gouden droom der liefde; voor haar was de zon voor altijd ondergegaan.

Overstelpt door smart bedekte Mary-Rose de oogen met beide handen. O, wat was het toch hard, zedelijk te moeten sterven in den bloeitijd van het leven, eeuwig te moeten scheiden van hem, die haar alles was op de wereld - voorbij, voorbij!

Zij nam de handen van het gelaat en groote tranen biggelden langs haar wangen.

‘Chester,’ sprak zij zacht, ‘ik heb één verzoek aan je!’

‘Hm! ik weet niet, miss, maar Mylady heeft mij eigenlijk streng verboden met u te spreken.’

‘O, hetzelfde heeft Mylady ook mij verboden, maar ik zie niet in met welk recht zij mij iets te verbieden heeft,’ antwoordde Mary-Rose treurig. ‘Neen, Chester, ik bedoel dat het voor mij iets anders is dan voor u - en gij behoeft mij ook maar met een eenvoudig “ja” te antwoorden. Chester, groet Sir Frederik voor mij en zeg hem, dat ik in dat verschrikkelijk huis altijd aan hem denken zal; wil je dat doen?’

Chester viel in de grootste verbazing in de kussens terug. Lang, zeer lang staarde hij Mary-Rose aan en eindelijk gaf zijn verwondering zich in de volgende woorden lucht:

‘Ja, maar bent u dan niet krankzinnig, miss?’

Niettegenstaande haar treurige stemming moest Mary-Rose lachen.

‘Neen, Chester,’ sprak zij, ‘ik ben evenmin krankzinnig als gij.’

Het kwam in het minst niet bij Chester op, aan Mary-Rose's woorden te twijfelen; het was dus geen wonder dat zijn verbazing geen grenzen kende.

‘Niet krankzinnig,’ herhaalde hij. ‘Maar waarom moet u dan in de inrichting van Dr. Norton gebracht worden?’

‘Ik hoop, Chester, dat ge over zekere zaken kunt zwijgen,’ sprak zij aarzelend.

‘Ik was Sir Ralph's dienaar en ben geen prater,’ antwoordde hij vol trots.

‘Nu dan,’ zei Mary-Rose, ‘je moet namelijk weten, Chester, dat ik zoo onvoorzichtig geweest ben, Mylady mee te deelen, dat ik in het bezit ben van een harer geheimen. Ik kan en mag je niet zeggen wat het is, maar Mylady gelooft slechts dan alleen van mijn stilzwijgen verzekerd te zijn, als zij mij geheel onschadelijk maakt, door mij achter slot en grendel te sluiten.’

‘Dat is laaghartig,’ kwam er bij Chester met weinig eerbied uit.

‘Dat is het ook,’ zei Mary-Rose weenend, ‘maar het helpt niet, ik ben in haar macht, Chester! Ge moogt nooit verraden wat ik je gezegd heb!’

Chester stiet hoofdschuddend eenige zeer onparlementaire woorden uit, die waarschijnlijk aan het adres van Lady Hereford gericht waren, en riep toen:

‘Ik zal het aan Sir Frederik zeggen en die zal u dan uit het ellendige gesticht verlossen!’

‘Neen, Chester, ge moogt het niemand zeggen, verstaat ge mij, niemand!’ sprak Mary-Rose beangst; ‘en ik zal je zeggen waarom. Sir Frederik zou mij verlossen en Mylady om rekenschap vragen. Natuurlijk zou hij mij dwingen Mylady's geheim, om hetwelk zij mij naar Dr. Norton zendt, te zeggen, en dat mag niet, nooit!’

‘Maar ik zie volstrekt niet in, waarom Mylady ontzien moet worden,’ bromde Chester, zeer weinig overtuigd.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken